6.Een verslag van een deskundige, te weten
een medische verklaring d.d. 25 augustus 2013 van een arts, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Bij [j] [slachtoffer] als letsel is waargenomen:
-een gebroken knie/been;
-een schedelfractuur;
-laesies aan het hoofd;
-trauma aan de mond.
Gelet op de onderlinge samenhang van de verklaringen gaat het Hof ervan uit dat met de in de bewijsmiddelen genoemde [j] en [j] dezelfde persoon, voluit [j] [slachtoffer], wordt bedoeld. Voorts is van algemene bekendheid dat de parkeerplaats naast de Harbourside shopping mall voorheen de parkeerplaats van de Kentucky Fried Chicken was.
De verdachte heeft op 12 oktober 2012 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niets heeft gedaan en daarbij zijn eerdere verklaringen over zijn aandeel in de vechtpartij herroepen.De als bewijsmiddel vier gebezigde verklaring van de verdachte, afgelegd bij zijn derde verhoor op 31 augustus 2012, vindt steun in de verklaringen van [h]en [Dn]. Bovendien heeft de verdachte twee weken na het afleggen van die verklaring bij de rechter-commissaris verklaard dat die verklaring klopt, met dien verstande dat hij maar twee of drie keer zou hebben geschopt.Het Hof acht derhalve bewezen dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen heeft geschopt.
De verdachte heeft aldus deelgenomen aan een vechtpartij waarbij hij en zijn mededaders grof geweld hebben toegepast. Terwijl zijn mededaders het slachtoffer mishandelden met onder andere een honkbalknuppel en een grote steen, heeft de verdachte het slachtoffer herhaaldelijk geschopt. Blijkens zijn eigen verklaring is hij hiermee door gegaan nadat het slachtoffer met de knuppel en de steen was geslagen. De verdachte is op die manier aan dat geweld blijven meedoen en heeft zich daarvan niet gedistantieerd maar dat met zijn handelen bekrachtigd. Er is aldus sprake geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders bij het plegen van het geweld, zodat de verdachte als medepleger daarvan moet worden aangemerkt.
Zowel gelet op de aard van de gepleegde mishandeling, het slaan met een knuppel op het lichaam en het slaan met een grote steen onder andere op het hoofd van [slachtoffer], als het daardoor ontstane ernstig letstel, onder meer een schedelbreuk, hebben de verdachte en zijn mededaders bij het plegen daarvan bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hun slachtoffer daardoor de dood zou vinden. De verdachte heeft aldus gehandeld met het voor poging tot doodslag vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag,
strafbaar gesteld in artikel 47 jo. 300 van het Wetboek van Strafrecht BES.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Gelet op de persoon van de verdachte zoals daarvan blijkt uit de rapportage van de Voogdijraad, bestaat aanleiding recht te doen naar de bepalingen ten aanzien van personen boven de achttien jaar.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Nadat de verdachte een kleine aanrijding had veroorzaakt, is hij met zijn mededaders gewapend met een honkbalknuppel naar het slachtoffer gelopen. Het slachtoffer werd op de grond gegooid en daarna door een van hen geslagen met de honkbalknuppel, terwijl de anderen hem schopten. Tijdens dit gebeuren werd er met een grote steen tegen het hoofd van het slachtoffer geslagen. Ook nadat het slachtoffer geen teken van leven meer gaf, werd doorgegaan met het slaan en schoppen. Het slachtoffer heeft hierbij levensgevaarlijk letsel opgelopen. Bovendien is het slachtoffer geconfronteerd met een lange periode van arbeidsongeschiktheid.
Doodslag is een van de zwaarste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent omdat het bescherming beoogt te bieden tegen de aantasting van het hoogste goed dat de mens heeft, te weten het leven. Reeds hierom is het handelen van de verdachte zeer strafwaardig te oordelen. Het Hof acht het kennelijke gemak en de onverschilligheid waarmee de verdachte en zijn mededaders zijn overgegaan tot toepassing van extreem geweld tegen een weerloos slachtoffer zeer afkeurenswaardig. Bovendien vond een en ander plaats op een uitgaansavond in een uitgaansgebied waar veel mensen aanwezig waren. Een dergelijke gebeurtenis brengt bij de samenleving en met name de omstanders een grote schok teweeg.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden. Het Hof is - met eenparigheid van stemmen - van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt, onvoldoende recht is gedaan door de strafoplegging in eerste aanleg.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten zijn jeugdige leeftijd, het feit dat hij thans studeert en niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld, geven aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, waarbij hem de verplichting zal worden opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de Reclassering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 17d, 31 en 41 septies, laatste volzin, van het Wetboek van Strafrecht BES.