ECLI:NL:OGHACMB:2013:35

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
H-18/2013
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en vernieling in woning van slachtoffer op Bonaire

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek en woonachtig op Bonaire, is beschuldigd van het binnendringen van de woning van zijn ex-vriendin, het bedreigen en verkrachten van haar, en het vernielen van haar eigendommen. De feiten vonden plaats in de nacht van 22 op 23 september 2012. De verdachte heeft de woning van het slachtoffer binnengedrongen door een raam te vernielen en heeft haar vervolgens bedreigd met geweld. Hij heeft haar gedwongen tot seksuele handelingen en haar mobiele telefoon vernield om te voorkomen dat zij hulp zou inroepen. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Het Hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die door de verkrachting en de bedreigingen een ernstige inbreuk op haar lichamelijke en geestelijke integriteit heeft ervaren. De verdachte heeft geen inzicht getoond in de gevolgen van zijn daden, wat het Hof heeft meegenomen in de strafmaat. Het vonnis van de eerste aanleg is vernietigd en het Hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar is gekwalificeerd.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 februari 2013
Zaaknummer: H-18/2013
Parketnummer: 400.00218/12 (BES 237/12B)
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
STRAFVONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 19 december 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1989 te Dominicaanse Republiek,
wonende te Bonaire,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Bonaire.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 december 2012, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 8 februari 2013 op Bonaire.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. E. Th. Wesselius, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het als feiten 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaren. Tevens is als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:….
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof deels tot andere beslissingen komt.
Bewezenverklaring
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte als feiten 1 primair, 2 en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande:
feit 1:
dat hij op 23 september 2012, op het eiland Bonaire,
door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
  • zich in de nachtelijke uren via een raam toegang heeft verschaft tot de woning van die [slachtoffer] en
  • vervolgens de telefoon van die [slachtoffer] heeft stuk gegooid en
  • vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij, die [slachtoffer], een nieuwe vriend had en dat hij, verdachte, al lang geen sex meer heeft gehad en dat hij, verdachte, sex met haar, die [slachtoffer], wilde hebben en als die [slachtoffer] dat niet zou doen hij, verdachte, die [slachtoffer], zou doodmaken en
  • vervolgens die [slachtoffer] meermalen, in het gezicht heeft geslagen en
  • vervolgens die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en vervolgens op het bed heeft gegooid en
  • vervolgens de short van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken en
  • vervolgens die [slachtoffer] wederom bij de keel heeft gegrepen en die [slachtoffer] wederom heeft geslagen en
  • vervolgens de handen van die [slachtoffer] heeft vastgegrepen en
  • aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
feit 2:
dat hij op 23 september 2012, op het eiland Bonaire, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en muskietengaas van een raam en een short, toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield door die telefoon tegen een muur te gooien en dat muskietengaas stuk te maken en die short stuk te trekken;
feit 3:
dat hij op 23 september 2012, op het eiland Bonaire, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning (gelegen aan de [adres]) en in gebruik bij[slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd acht het Hof niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hiernavolgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
1. de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 8 februari 2013 afgelegd, waarin hij onder meer – zakelijk weergegeven – heeft verklaard:
Het klopt dat ik in de nacht van 22 op 23 september 2012 [slachtoffer] heb gebeld dat ik naar haar woning aan de [adres] te Bonaire zou komen. Toen ik in haar woning was, heb ik seks met haar gehad. Het klopt dat ik daarna op haar bed heb geplast.
2. een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2012, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt door verbalisant [ ], inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangeefster [slachtoffer]:
In de nacht van 22 op 23 september 2012 was ik alleen in mijn woning aan de Kaya [adres] te Bonaire. Na 01.00 uur werd ik door [verdachte] opgebeld. Hij zei mij dat hij langs zou komen. Ik zei hem dat hij dat niet moest doen. Even later zag ik plotseling dat [verdachte] in mijn woonkamer stond. Ik probeerde heel hard naar mijn kamer te rennen maar [verdachte] rende ook daarheen. [verdachte] pakte mijn mobiele telefoon die op mijn bed lag. Ik zag dat hij mijn telefoon tegen de muur aan gooide. [verdachte] zei mij dat hij deze kapot had gegooid omdat ik anders ‘mijn man’ en de politie zou gaan bellen
.
Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat ik een nieuwe vriend had, hij al lang geen seks meer had gehad, hij met mij seks met moest hebben en als ik dat niet zou doen hij mij dood zou maken. Ik heb hem gezegd dat ik niets meer met hem wilde. [verdachte] sloeg mij 3 keer op de linkerkant van mijn slaap. Ik voelde heel veel pijn. Vervolgens zag ik dat hij met zijn rechterhand mij bij mijn keel greep. Ik kon geen adem halen en vervolgens gooide hij mij op mijn bed. Ik voelde dat [verdachte] mijn short kapot trok. Ik kon geen kant op. [verdachte] trok met beide handen mijn short kapot. Vervolgens greep [verdachte] mij met zijn linkerhand weer bij mijn keel en gaf mij met zijn rechterhand weer een klap op de linkerkant van mijn slaap. Ik zag dat [verdachte] zijn spijkerbroek naar beneden trok. Vervolgens greep hij mijn beide handen vast. Ik begon terug te vechten maar [verdachte] was sterker en hij is een man. Hij greep mijn beide handen, deed deze boven mijn hoofd en hield ze met 1 hand vast. Vervolgens duwde hij zijn penis in mijn vagina. Ik begon te huilen en ik zei hem dat hij moest stoppen en ik niets met hem wilde. Hij zei dat ik mijn mond moest houden en als ik dat niet zou doen zou hij mij dood maken. Dit herhaalde hij wel 5 keer. [verdachte] kwam klaar op mijn buik. Hij zei mij dat niemand het beter kon dan hij. Vervolgens pakte hij het sperma vast en wreef dit aan de linkerkant van mijn slaap en mijn linker boven arm. Hierbij zei hij dat zo mijn man kon zien wat hij met mij heeft gedaan. Ik mocht van [verdachte] niet baden want mijn man moest mij volgens hem zo zien. [verdachte] liep naar de andere slaapkamer toe. Ik ben toen naar het eind van de [adres] gelopen en hoorde daar mannen stemmen. Ik heb daar gevraagd of ik een telefoon kon lenen en zij gaven mij een telefoon waarmee ik 911 heb gebeld. Toen ik naar mijn woning terug liep zag ik dat mijn hor van mijn raam stuk was, ik ben hier toen naar gaan kijken en ik zag dat het slot van mijn raam was vernield.
3. een proces-verbaal d.d. 25 september 2012, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt door verbalisant [ ], inhoudende – zakelijk weergegeven – het navolgende:
Op zondag 23 september 2012, omstreeks 3.30 uur werd een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een verkrachtingszaak. Door mij, verbalisant, werd een verwonding zijnde vermoedelijk een bloeduitstorting/hematoom aan de rechterkant van de hals van het slachtoffer fotografisch vastgelegd. Vervolgens werd een bloeduitstorting/hematoom ter hoogte van het linkeroog van het slachtoffer fotografisch vastgelegd. Na dit onderzoek dirigeerde ik mij in bijzijn van de zedenrechercheur samen met het slachtoffer [SLACHTOFFER] naar haar woning gelegen te [adres] alwaar de verkrachting had plaats gevonden. Ik stelde een technisch sporenonderzoek in, zowel buiten- als binnen in de woning. Op de voorporch staat een bankstel. Eén van de stoelen stond in een schuine positie tegen de muur onder het woonkamer-raam. Ik zag dat het muskietengaas vernield was en dat het raam open stond. Tevens zag ik dat de vergrendelingen van het raam nog dicht waren. Vervolgens wees het slachtoffer mij een korte broek aan, die door de verdachte kapot werd gescheurd. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte na zijn ejaculatie op haar bed heeft geürineerd. Bij onderzoek was het laken nog een beetje vochtig en rook naar urine.
4. een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 oktober 2012, in de wettelijke vorm en
op ambtseed opgemaakt door verbalisant [ ], inhoudende – zakelijk
weergegeven – het navolgende:
Op 24 september 2012 werd er onderzoek verricht aan de inbeslaggenomen telefoon
van [slachtoffer]. Uit onderzoek is gebleken dat de mobiele telefoon van
aangeefster [slachtoffer] defect was.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
verkrachting,
strafbaar gesteld bij artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht BES;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of gedeeltelijk aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 366 van het Wetboek van Strafrecht BES;
feit 3:
het in de woning bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen,
strafbaar gesteld bij artikel 144 van het Wetboek van Strafrecht BES.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is midden in de nacht naar de woning van [slachtoffer] gegaan en is die woning binnengedrongen door het raam. De verdachte heeft daarbij het muskietengaas van het raam vernield. Eenmaal binnen heeft hij de telefoon van het slachtoffer stuk gegooid, om te voorkomen dat zij de politie of haar vriend zou bellen. Vervolgens heeft de verdachte de short van het slachtoffer kapot gescheurd en heeft hij haar verkracht. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer alsmede op haar privacy. De verkrachting heeft bovendien plaatsgevonden in het huis van het slachtoffer, hetgeen een plek behoort te zijn waar zij zich veilig kan voelen. Naar de ervaring leert, brengt dit voor slachtoffers van feiten als de onderhavige gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen met zich.
De verdachte heeft tijdens de behandeling van het door hem ingestelde hoger beroep ter terechtzitting geen enkel inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Het Hof ziet aanleiding om een gevangenisstraf op te leggen van na te noemen duur, waarvan een deel voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk deel van de straf wordt een proeftijd van drie jaren verbonden, teneinde de verdachte in te scherpen niet opnieuw in hetzelfde gedrag te vervallen. Gelet op de ontkennende houding van de verdachte en het ontbreken van een daartoe strekkende conclusie in de voorlichtingsrapportage van de Reclassering, acht het Hof het verbinden van een bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf niet aangewezen.
Het Hof heeft bij de bepaling van de straf ten voordele van de verdachte rekening gehouden met het feit dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 31 en 59 van het Wetboek van Strafrecht BES.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 19 december 2012 en doet opnieuw recht, als volgt;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
2 (twee) jaren, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
3 (drie) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. van Kooten, S. Verheijen en J.P.C. van Dam van Isselt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Bonaire uitgesproken op 27 februari 2013.