In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 juli 2013 advies uitgebracht over een uitleveringsverzoek van de Belgische autoriteiten. Het verzoek betreft de uitlevering van een persoon, geboren in België in 1963, die in Curaçao woont. De Belgische onderzoeksrechter heeft om uitlevering verzocht in verband met de onttrekking van een minderjarige aan de persoon die het recht heeft hem op te eisen. De opgeëiste persoon wordt ervan verdacht haar minderjarige zoon Jeremy te hebben onttrokken door met hem naar Curaçao te vertrekken.
Tijdens de behandeling van het verzoek op 26 juni 2013 zijn de (fungerend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en de opgeëiste persoon, bijgestaan door haar raadsman en raadsvrouw, gehoord. Het Hof heeft vastgesteld dat het uitleveringsverzoek niet langs diplomatieke weg is ingediend en dat er een authentiek afschrift van het bevel tot aanhouding ontbreekt. Hierdoor voldoet het verzoek niet aan de vereisten van het Uitleveringsverdrag en het Uitleveringsbesluit.
Het Hof concludeert dat de uitlevering van de opgeëiste persoon niet toelaatbaar is en adviseert de Gouverneur van Curaçao om het verzoek tot uitlevering af te wijzen. Dit advies is gegeven in het kader van de procedurele en formele eisen die aan uitleveringsverzoeken worden gesteld, waarbij het Hof benadrukt dat de Belgische autoriteiten niet aan de noodzakelijke voorwaarden hebben voldaan.