ECLI:NL:OGHACMB:2013:30

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
H-165/2012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in dubbele moordzaak met veroordeling tot 24 jaar gevangenisstraf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarbij de verdachte was veroordeeld voor dubbele moord. De verdachte, geboren in 1983 op Curaçao, werd beschuldigd van het opzettelijk doden van twee mannen op 6 april 2011 in Otrobanda. De verdachte had zich naar de plaats delict begeven na een telefoontje waarin hem was verteld dat de slachtoffers daar aanwezig waren. Hij deed zich voor als iemand die marihuana wilde kopen, maar trok in plaats daarvan een vuurwapen en schoot op de slachtoffers. Na het neerschieten van een van de slachtoffers, sneed hij de keel van de andere slachtoffer door terwijl deze nog leefde. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot negentien jaar gevangenisstraf, maar het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep en eiste een zwaardere straf. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelde dat de gang van zaken rond de overlevering van de verdachte aan de Curaçaose autoriteiten rechtmatig was en dat het beroep op niet-ontvankelijkheid faalde. Het Hof achtte alle feiten bewezen en legde een gevangenisstraf van 24 jaar op, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een schadevergoeding van NAF 5.597,83.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 26 september 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1983 op Curaçao,
wonende in Curaçao,
thans
gedetineerdin het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 16 december 2011, 23 maart 2012, 27 juni 2012, 9 augustus 2012 en 5 september 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 10 januari 2013 en 19 september 2013 in Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte, diens raadsvrouw,
mr. M.C. Vaders, en door de heer [x] namens de benadeelde partij [x] naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte ter zake van feit 1 impliciet primair, 2 impliciet primair en 3 een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 24 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de procureur-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negentien jaren, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij [x] is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
De benadeelde partij [x] heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep in het geding gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding zoals in eerste aanleg ingediend.
Omvang hoger beroep
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep is derhalve in zijn geheel aan beoordeling in hoger beroep onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, met inachtneming van de in eerste aanleg gevorderde en toegewezen wijzigingen, ten laste gelegd dat:….
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Namens de verdachte is aangevoerd dat de gang van zaken rond zijn overlevering aan de Curaçaose autoriteiten onrechtmatig is geweest nu de wettelijke regels met betrekking tot uitlevering niet zijn gerespecteerd. De plaatsing van de verdachte, tegen wie een internationaal opsporingsbevel was uitgevaardigd, in vreemdelingenbewaring is in strijd met het Venezolaanse recht en de artikelen 5 en 6 EVRM. Ook de overdracht van de verdachte aan de justitiële autoriteiten van Curaçao is in strijd met de lokale (naar het Hof begrijpt: Curaçaose) regelgeving geschied en daarmee onrechtmatig, aldus de verdediging.
Uit het dossier blijkt de volgende gang van zaken. De verdachte is op 20 mei 2011 via Interpol gesignaleerd als “
fugitive wanted for prosecution”.Nadat de verdachte op 11 augustus 2011 door de politie te Maracaibo, Venezuela was aangehouden omdat hij zich verdacht gedroeg, heeft hij verklaard dat hij illegaal in Venezuela verbleef [1] . Vervolgens is de verdachte naar het politiebureau overgebracht waar is vastgesteld dat bovenvermelde signalering was gedaan. Hierna is de verdachte aangehouden en in handen van de SAIME (Venezolaanse vreemdelingen- en inlichtingendienst) gesteld onder vermelding van het feit dat hij gesignaleerd stond wegens moord en opdat de administratieve procedures volgens de emigratiewetgeving zouden kunnen worden toegepast. De verdachte is vervolgens op 30 augustus 2011 op het vliegveld van Maracaibo overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee die hem per vliegtuig heeft vervoerd naar Curaçao.
Het Hof overweegt verder als volgt. In de internationale strafrechtelijke samenwerking dient als uitgangspunt te gelden dat de verzoekende staat niet treedt in de beoordeling van de procedure die de aangezochte staat volgt bij de uitvoering van een rechtshulpverzoek dan wel uitleveringsverzoek. Het is aan de aangezochte staat om te beoordelen of een verzoek tot uitlevering zal worden geëffectueerd door een uitleveringsprocedure te volgen, door uitzetting of enkel overdracht zonder meer of anderszins. Gelet op de autonomie van een staat op dit gebied, gelden ter beoordeling van de rechtmatigheid van de gekozen procedure niet de Curaçaose, al dan niet in jurisprudentie (binnen het Koninkrijk) ontwikkelde, criteria. De rechtmatigheid van de uitzetting staat niet ter beoordeling aan de Curaçaose rechter. Tussen Curaçao en Venezuela bestaat geen uitleveringsverdrag. De artikelen 5 en 6 EVRM zijn in zoverre niet van toepassing. Deze artikelen kunnen wel geschonden zijn indien de door de aangezochte staat gevolgde procedure tot schending van de mensenrechten en de rechten van de verdachte hebben geleid. Daarvan is echter onvoldoende aangevoerd en het is ook niet gebleken.
De Curaçaose autoriteiten hebben de Venezolaanse autoriteiten formeel verzocht om aanhouding van de verdachte ter fine van uitlevering. De autoriteiten van Venezuela hebben autonoom beslist tot uitzetting van de verdachte naar Curaçao. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier of het verhandelde ter terechtzitting dat de door Venezuela gevolgde procedure op initiatief van de Curaçaose officier van justitie is gekozen. Het feitelijk overnemen van de verdachte door de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld van Maracaibo kan niet als onrechtmatig worden beschouwd, nu dit is geschied met instemming van de Venezolaanse autoriteiten, nadat de beslissing tot uitzetting reeds was genomen.
Concluderend stelt het Hof vast dat de verdachte niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. Er is geen sprake van een normschending waaraan de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie als gevolg zou moeten worden verbonden of enig ander in artikel 413 Sv genoemd gevolg.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Bewezenverklaring
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet primair, 2 impliciet primair en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 april 2011,
inCuraçao, opzettelijk, met voorbedachte rade, een persoon genaamd [y], van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte , toen en daar opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, één of meerdere malen met een vuurwapen op die [y] geschoten en met een (scherp) voorwerp de keel van die [y] doorgesneden, tengevolge waarvan die [y] een schotwond aan de rug, en een diepe snijwond ter hoogte van de keel/hals heeft opgelopen, tengevolge waarvan die [y] is komen te overlijden;
2.
hij op 6 april 2011,
inCuraçao, opzettelijk, met voorbedachten rade, een persoon genaamd [x], van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte , toen en daar opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meerdere malen met een vuurwapen op die [x] geschoten, tengevolge waarvan die [x] meerdere schotverwondingen aan het hoofd en de rug, heeft opgelopen, tengevolge waarvan die [x] is komen te overlijden;
3.
dat hij op 6 april 2011,
inCuraçao, voorhanden heeft gehad een (vuist)vuurwapen,
zijndeeen vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en meerdere (scherpe) patronen (9 mm),
zijndemunitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
1.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 15 november 2011 gesloten en getekend door [ ], allen brigadiers bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 233/2011(pagina 22, na het tabblad “getuigen”, van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten- zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, omstreeks 10:40 uur, kreeg de Centrale Meldkamer het bericht dat iemand neergeschoten werd in de omgeving van Plaza Otrobanda. Een politieambtenaar stuitte op een lichaam van een man op de ingang van de Bajonetsteeg, Curaçao. Van passanten vernam hij dat nog een ander lichaam van een man in voornoemde steeg lag. De eerst gearriveerde patrouille gaf door dat
- een man bij de ingang van de Bajonetsteeg op zijn buik lag. Hij vertoonde geen teken van leven meer en vertoonde verschillende schotwonden op het lichaam. Deze man werd later geïdentificeerd als [x], geboren [datum] 1972.
- in de steeg een andere man werd aangetroffen. Deze gaf ook geen tekenen van leven meer. Deze lag op zijn rug met een diepe snijwond in zijn keel. Deze man werd later geïdentificeerd als [y], geboren op Curaçao op [datum] 1978.
Slachtoffer 1:
Ter hoogte van de ingang van de Bajonetstraat lag het levenloze lichaam van [x]. Uit een wond ter hoogte van zijn rechteroor stroomde bloed naar het gezicht toe. Op de rug was een inschot zichtbaar. In de steeg werden zeven hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum, bodemstempel 9 mm WIN LUGER, aangetroffen.
Slachtoffer 2:
In de steeg, ten westen van een zitbank, lag het levenloze lichaam van [y]. Het slachtoffer lag op zijn rug. De keel van het slachtoffer was doorgesneden. Tijdens onderzoek zagen wij verbalisanten dat het slachtoffer nog steeds bloedde uit de diepe snijwonden van zijn keel. In deze steeg werden drie hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum, bodemstempel 9 mm WIN LUGER, aangetroffen.
Conclusie:
Aan de hand van het door ons ingestelde onderzoek is gebleken dat:
- de systeemsporen op de hulzen duiden erop dat ze mogelijk zijn uit één of eenzelfde wapen, in dit geval een pistool, semiautomatisch en van het kaliber 9 mm luger.
Mogelijke toedracht van het gebeurde aan de hand van de aangetroffen sporen en het bloedsporenbeeld:
De verdachte(n) kwamen vermoedelijk van de zuidelijke richting aanlopen. De verdachte zag dat de slachtoffers dicht of misschien zittend op de bank waren. Hij zou schoten hebben gelost op de slachtoffers. [y] werd in de rug geraakt en bleef misschien immobiel. De schotrichting op [y] is van achter naar voren, van links naar rechts en weinig omlaag. Op dat moment werd [x] ook geraakt, doch rende dekkingzoekend in de noordelijke richting. In die steeg begon verdachte vermoedelijk hollend achter het slachtoffer [x] te schieten. Bij de ingang van de steeg viel het slachtoffer [x] en overleed ter plaatse. Verdachte zou zijn teruggekeerd en zou met een zeer scherp voorwerp de keel van het slachtoffer [y] hebben doorgehaald. De plas bloed of bloedpoel patroon duidt erop dat het slachtoffer niet meer bewoog en overleed ter plaatse nadat zijn keel werd doorgehaald. Hierna begaf de verdachte zich hoogstwaarschijnlijk terug naar de zuidelijke zijde van de steeg en verliet zodoende de plaats delict. Er waren bloeddruppels op de grond die een indicatie hiervan gaven.
2.
Een verslag van een deskundige, te weten
een rapport van het Nederlans Forensisch Instituutin Den Haag, Nederland, op 26 juni 2012 opgesteld en ondertekend door ing. P.J.M. Pauw-Vugts, betreffende wapen en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Curaçao op 6 april 2011, voor zover inhoudende - zakelijk
weergegeven -:
Zaaksgegevens:
Parketnummer 500.000946/11
Verdachte [ ]
Slachtoffers: [x], [y]
Te onderzoeken materiaal, onder meer:
Pistool van het merk Smith&Wesson model, serienummer niet zichtbaar, dat bij een huiszoeking te Kaya Hoslit 6 in beslag werd genomen,
9 hulzen voorzien van de bodemstempel 9mm WIN LUGER, veiliggesteld H-1 tot en met H-9
Resultaten:
Dit pistool heeft de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een semi-automatisch pistool van het merk Smith & Wesson, model 39, kaliber 9 mm Parabellum. Tijdens de visuele inspectie werd geen serienummer op het pistool aangetroffen. Wel werden op de kast slijpsporen waargenomen.
Conclusie:
Voor de negen hulzen en het pistool zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met het pistool.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met één of meerdere andere vuurwapen(s) van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het pistool.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn
zeer veel waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1juist, dan wanneer
hypothese 2juist is.
3.
Een geschrift, te weten
een sectieverslag (no. S11-00022) van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. te Curaçao, opgemaakt en ondertekend door patholoog dr. G.D. Zielinski, betreffende een op 8 april 2013
verrichte obductie van [y], datum overlijden 6 april 2013, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011 heeft ondergetekende de in- en uitwendige lijkschouwing verricht op het lijk van [y], geboren [datum] 1978.
C. Aan de basis van de hals was er een grote scherprandige huidopening met zowel aan de boven- als onderzijde meerdere huidsnedes. Het letsel was tenminste 18 cm lang en plusminus 4 cm breed. Diepte was tenminste 3 cm. Het strottehoofd was doorgehaald. De grote halsvaten aan zowel de linker als rechter waren doorgehaald.
G. In de linkerrug was er een ronde huidperforatie van plus minus 1 cm, op plusminus 117 cm van de voetzoolrand en bijna in de midlijn.
H. Boven de rechterbekkenkam was er een huidopening met rafelige randen, waaronder een metalen projectiel palpabel.
Bij sectie bleek de overledene een grote snede in de hals te hebben. Het strottehoofd en de grote vaten in de hals waren doorgehaald. Tevens was er een inschot waarbij de rechter niervaten geperforeerd waren. Hij is overleden aan de gevolgen van bloedverlies en weefselschade door een grote snede in de hals in combinatie met een schotwond in de rug.
4.
Een geschrift, te weten
een sectieverslag (no. S11-00021) van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. te Curaçao, opgemaakt en ondertekend door patholoog dr. G.D. Zielinski, betreffende een
verrichte obductie van [x](abusievelijk is vermeld [ ]; opm. HvJ), datum overlijden 6 april 2013, voor zover inhoudende,
- zakelijk weergegeven -:
Bij de obductie op [x] is het navolgende gebleken: Op het lichaam waren er 6 doorschoten. De inschoten waren voornamelijk aan de achterzijde van de rug, en de uitschoten aan de voorzijde van het lichaam. Deze man is waarschijnlijk van achteren beschoten. Er waren meerdere perforaties van de organen in de trajecten van de schotverwondingen. Er waren meerdere doorschoten gepaard gaande met uitgebreid bloedverlies en weefselschade, waaronder perforatie van het hart, de longen, lichaamsslagader, maag, darmen, lever en milt. Er was een perforatie van de schedel met name in het gebied van de kleine hersenen rechts. De man is overleden door bloedverlies en weefselschade ten gevolge van multipele schotverwondingen.
5.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201204121500 (pagina 8 bij aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”,voor zover inhoudende, als
verklaring van [L[, - zakelijk weergegeven -:
[verdachte] werd op de dag van de dubbele moord in Otrobanda opgebeld dat één van de tweeling en [x] in de Breedestraat stonden. [verdachte] ging daar heen en trof hen aan. Hij vroeg of ze marihuana te koop hadden. Ze zeiden ja. [verdachte] heeft in het toilet van een Chinees restaurant plakband op zijn vingers geplakt om geen sporen op de slachtoffers of het mes achter te laten. Hierna ging hij naar de steeg waar [x] en één van de tweeling waren en zei dat hij de marihuana nodig had. Hij deed alsof hij geld uit zijn broekzak pakte, trok een vuurwapen tevoorschijn en schoot gericht op één van de tweeling. [x] rende naar de Breedestraat. Hij had [x] op dat moment in zijn rug geschoten. [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat [x] aan het einde van de steeg op de Breedestraat gewond neer viel. Eén van de tweeling lag gewond op de grond in de steeg, maar was nog steeds in leven. [verdachte] sleepte hem uit het zicht van de buurtbewoners. Hij had aan [verdachte] gevraagd: “Kiko mi a hasi bo, no ta ami a mata bo ruman” (vrije vertaling GHvJ: “Wat had ik jou aangedaan, ik ben niet degene die jouw broer heeft vermoord.”) [verdachte] zei dat het hem niet interesseerde wie het had gedaan, maar dat hij medeplichtig was. Hierna sneed [verdachte] de hals van één van de tweeling door met een mes. Nadat [verdachte] de mannen vermoord had, ging hij naar de woning van zijn oom om het vuurwapen te verbergen. Hierna nam hij een bus en ging naar het weekendhuis van [a] waar ook de man [f] bleef. Toen hij bij het weekendhuis aankwam, had hij [c] gebeld om te vragen of hij bij hem kwam. Onderweg naar Banda Abou vroeg [c] of ik gehoord had dat [verdachte] de mannen had vermoord in het zicht van veel mensen.
6.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201206081300(pagina 30 bij het aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat” met rood voorblad), voor zover inhoudende, als
verklaring van [L], - zakelijk weergegeven -:
Voor dat wij op de dag van het schietincident in de Bajonetstraat [verdachte] ontmoetten, had [c] mij verteld dat [verdachte] de schutter was. Toen wij bij dat weekendhuis aankwamen zei [verdachte] tegen mij dat hij God wilde vragen hoeveel mensen hij nog meer moest vermoorden om zijn broer terug te krijgen.
7.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 juni 2013 gesloten en getekend door [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201204121500(pagina 31 bij het aanvullend proces-verbaal op einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat” met rood voorblad), voor zover inhoudende, als
verklaring van [L], - zakelijk weergegeven -:
[verdachte] had tegen mij gezegd dat men hem opbelde en hem op de hoogte had gesteld dat één van de tweeling en [x] in de Breedestraat stonden ter hoogte van het voormalige Hardis in Otrobanda.
8.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten en getekend door [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 2011.04.11.09.30(pagina 76 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [G], - zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011 was ik thuis. Ik hoorde schoten buiten. Toen ik het geschreeuw van iemand hoorde ging ik kijken. Ik zag een voor mij van aanzien bekende man. Opvallend was dat zijn T-shirt helemaal besmeurd was met bloed. Deze man herkende ik als de broer van de man die enkele maanden terug werd vermoord.
9.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 14 april 2013 gesloten en getekend door [ ], inspecteur bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201104141450.G.(pagina 79 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [G], - zakelijk weergegeven -:
Op de fotosheet die u mij toont is de man op de kaart onder nummer 5 de man die ik in mijn eerdere verklaring bedoelde. Hij is degene die ik na het geschreeuw zag en wiens T-shirt besmeurd was met bloed.
10.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 14 april 2013 gesloten en getekend door [ ], inspecteur bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201104141450.B.(pagina 83 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant,
- zakelijk weergegeven -:
De getuige [G] wees de verdachte onder nummer 5 op de sheet aan. De verdachte onder nummer 5 betreft [verdachte] , geboren op Curaçao op[ ] 1983.
11.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 29 september 2011 gesloten en getekend door [ ], respectievelijk hoofdagent en brigadier bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201109290900 (pagina 153 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [R]- zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, de dag van de schietpartij met dodelijke afloop in de Bajonetstraat, was ik thuis. Ik zat samen met een vriend genaamd [ ] buiten op het balkon (opm. GHvJ: porch, terras) van mijn woning. Wij hoorden verschillende knallen dan wel schoten. [ ] stond op en ging bij het hek van mijn erf staan. Ik hoorde [ ] [verdachte] roepen. Vervolgens ging ik ook samen met [ ] bij het hek staan.
Ik zag de voor mij bekende man genaamd [verdachte] in de Bajonetstraat staan. Op dat moment zag ik dat [verdachte] een van de tweelingbroers aan zijn hemd vasthield. De tweelingbroer lag op zijn rug in de Bajonetstraat. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een voorwerp uit zijn zak haalde. Met dit voorwerp zag ik dat [verdachte] de keel van genoemde tweelingbroer sneed. Ik ken [verdachte] al acht jaren.
12.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 11 oktober 2011 gesloten en getekend door [ ], hoofdagent en brigadier bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201110111000(pagina 157 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [R]- zakelijk weergegeven -:
Op de fotosheet die u mij toont herken ik de man op de foto nummer (4) als zijnde de man genaamd “[verdachte]” die ik in mijn eerder afgelegde verklaring bedoelde. Hij had de hals van een van de tweeling met een voorwerp te Bajonetstraat doorgesneden.
13.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 11 oktober 2011 gesloten en getekend door [ ], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201111191300(pagina 161 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als bevinding van verbalisanten
- zakelijk weergegeven -:
Op 11 oktober 2011 werd een fotoconfrontatie met de getuige [R] gedaan. De verdachte onder nummer 4 betrof [verdachte] , geboren op Curaçao op [datum] 1983.
14.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 29 september 2011 gesloten en getekend door [ ], respectievelijke hoofdagent, brigadier en agent bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201110131200(pagina 163 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [S]
- zakelijk weergegeven -:
Op 6 april 2011, de dag van de schietpartij met dodelijke afloop in de Bajonetstraat, was ik bij een vriendin van mij genaamd [R]. Wij zaten samen buiten op het balkon van haar woning. Op een gegeven moment hoorde ik knallen dan wel schoten. Hierna stond ik op en ging bij het hek van het erf staan. Ik zag een voor mij bekende man het slachtoffer die op de grond lag aan een van zijn armen trekken. Op dat moment hoorde ik het slachtoffer tegen de man die hem aan zijn arm trok het volgende zeggen: “ Nos no a mata bo ruman” (vrije vertaling GHvJ: “Wij hebben je broer niet vermoord.”)
Het slachtoffer was een van de tweeling die altijd in Otrobanda rondliep. Nadat ik op het balkon was gaan zitten, zag ik de man die het slachtoffer aan zijn armen hield voorbij de woning van [R] lopen. Hij zei: “Wak pa bosnan no papia nada” (“Zorg ervoor dat jullie niets zeggen”; vrije vertaling GHvJ). Ik ken hem al twee jaren.
15.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 13 oktober 2011 gesloten en getekend door [ ], respectievelijk hoofdagent, brigadier en agent bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 2011101312.30G(pagina 167 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [S]
- zakelijk weergegeven -:
Op de fotosheet die u mij toont is de man op de kaart onder nummer 8 de man die ik in mijn verklaring bedoelde. Hij is de man die ik heb gezien in de Bajonetstraat. Hij is degene die een van de slachtoffers aan de hand trok nadat ik de schoten had gehoord.
16.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt en op 13 oktober 2011 gesloten en getekend door [ ], agent bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 201110141200(pagina 171 van het einddossier onderzoek “dubbel moord te Bajonetstraat”), voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant- zakelijk weergegeven -:
Op 13 oktober 2011 werd een fotoconfrontatie met de getuige [S] gedaan. Op de foto onder nummer 8 is de verdachte [verdachte] geboren te Curaçao op[datum] 1983 afgebeeld.
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het Hof de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Anders dan de verdediging heeft betoogd acht het Hof de voor het bewijs gebezigde getuigenverklaringen betrouwbaar. Ter toelichting wordt het volgende overwogen.
Betrouwbaarheid getuigenverklaringen
De schietpartij heeft halverwege de ochtend, derhalve in daglicht, plaatsgevonden. Getuigen [R] en [S] zijn ooggetuigen. Ze zijn door de verdediging bij de rechter-commissaris ondervraagd omtrent hun redenen van wetenschap. Getuige [R] is ook ter zitting van het Hof op 19 september 2013 als getuige gehoord. Omtrent hetgeen zij hebben gezien en gehoord, hebben zij consistent verklaard.
Het betoog dat hun herkenning van de verdachte zou zijn beïnvloed door de media nu deze getuigen pas een maand na de aanhouding van de verdachte zijn gehoord, wordt niet gevolgd. Getuige [R] kende de verdachte al acht jaar. Ook getuige [S] kende de verdachte al een paar jaar. De herkenning van de verdachte door de getuigen [R] en [S] vindt zijn herkomst derhalve niet in foto’s in de media.
Getuige [R] heeft verklaard dat, toen zij zag dat de verdachte de keel van [y] doorsneed, zij is gaan schreeuwen en dat zij moest huilen door de handelingen die verdachte verrichtte [2] . Dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [G], die heeft verklaard dat zij na de schoten geschreeuw heeft gehoord [3] . Het geschreeuw kwam van een vrouw [4] . Getuige [G] is voorts stellig in haar herkenning van de verdachte, als de persoon, die zij met een bloed besmeurd shirt voorbij heeft zien lopen nadat ze de schoten en het geschreeuw had gehoord [5] .
Getuige [S] heeft vanaf zijn eerste verhoor verklaard en bij de ondervraging door de verdediging bevestigd dat hij het slachtoffer [y] heeft horen zeggen tegen de verdachte: “Nos no a mata bo ruman” (“Wij hebben je broer niet vermoord”). De broer van de verdachte is vermoord op 16 januari 2011 in de Zaantjessteeg. Bedoelde uitlating van het slachtoffer [y] tegen de verdachte, is een specifiek detail, dat – naast de herkenning door de getuigen – een belangrijke koppeling vormt met de verdachte. Niet is gebleken dat dit detail via de media aan getuige [S] bekend kan zijn geworden, ook niet uit de door de verdediging overgelegde kopieën van krantenknipsels.
Dat de getuigenverklaringen van [S en R] niet op alle punten eensluidend zijn, maakt de verklaringen naar het oordeel van het Hof niet onbetrouwbaar. De door de verdediging in dit verband opgesomde punten, acht het Hof grotendeels verklaarbaar of van ondergeschikt belang. Zo is het feit dat de getuige [S] het slachtoffer wel wat heeft horen zeggen en de getuige [R] niet, te verklaren door de omstandigheid dat [R] zeer emotioneel en bang was door hetgeen zij zag. Wat betreft de verschillen in hun verklaringen over de plek waar zij zich bevonden toen zij hun waarnemingen deden geldt dat de getuigenverklaringen eensluidend inhouden dat de getuigen zich op opeenvolgende momenten op verschillende plekken hebben bevonden, hetgeen de verschillen in hun verklaringen tevens verklaart.
Het Hof acht voorts de getuigenverklaring van [L] omtrent hetgeen zich heeft afgespeeld in de Bajonetstraat, betrouwbaar nu die steun vindt in het sporenbeeld en het daaruit volgende scenario volgens het rapport van de Technische Recherche Curaçao (PV nr. 238/2011 d.d. 15 november 2011), alsmede in de uitkomsten van het ballistisch onderzoek door het NFI (d.d. 26 juni 2012).
[L] is na zijn verhoren bij de politie twee keer ondervraagd door de verdediging, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg. Tijdens deze verhoren heeft [L] verklaard dat hij in zijn verklaringen bij de politie de waarheid heeft verteld.
Omtrent de redenen van zijn wetenschap heeft [L] verklaard dat hij hetgeen hij heeft verklaard over de schietpartij heeft vernomen van de verdachte en van [c] (wijlen [ ]). Een belangrijk aantal punten, die in de verklaringen van [L] naar voren komen, vindt tevens steun in objectieve gegevens uit nader onderzoek:
- Volgens [L] ging de verdachte, nadat hij de mannen had vermoord, naar de woning van zijn oom om het vuurwapen te verbergen [6] . Bij het onderzoek op de plaats delict op 6 april 2011 is van een persoon vernomen dat de schutter zich in een woning aan het einde van de Elleboogstraat aan een open pleintje was gaan verschuilen. De eigenaar van de woning op dit adres (Spaanse steeg nr. 10) is [ ], een oom van de verdachte. [7] Volgens [L] is de verdachte de volgende dag het vuurwapen bij de woning gaan halen, omdat – zo verklaart
[L] – de politie de verdachte ging zoeken bij de woning van zijn oom.
- De verklaring van [L] houdt in dat de verdachte de (enige) schutter is geweest en één wapen heeft gebruikt om beide slachtoffers neer te schieten. Getuige [L] heeft het door de verdachte gebruikte wapen beschreven en het aan hem getoonde wapen herkend als het wapen dat de verdachte gebruikt heeft [8] . Met betrekking tot dit wapen heeft getuige [L] verklaard dat dit wapen samen met een kogelvrijvest na de vlucht van de verdachte naar Venezuela is meegenomen door [c]. Op de foto’s van de inbeslagname van het wapen (onder [K]) tijdens een huiszoeking op de [adres] 6 is naast het wapen ook een kogelvrij vest te zien [9] . Het ballistisch onderzoek met betrekking tot dit wapen wijst uit dat het zeer waarschijnlijk is dat de hulzen, aangetroffen op het plaats delict, zijn verschoten met dit wapen [10] .
- [ [L] heeft verklaard dat de motor van de boot waarmee de verdachte na ongeveer vier dagen na 6 april 2011 naar Venezuela zou vluchten, stuk ging [11] . Uit het proces-verbaal bevinding bij Kustwacht, vestiging Curaçao, blijkt dat op 12 april 2011 een Venezolaans barkje alarm heeft geslagen, doordat de motor defect was geraakt [12] .
- [ [L] heeft verklaard dat hij met de verdachte in het weekendhuis van [K]te Banda Abou in Lagun met de verdachte heeft gesproken over de schietpartij in de Bajonetsteeg [13] . In dit huis verbleef volgens [L] ook [f]. [f] heeft verklaard hij op 6 april 2011 in het weekendhuis in Lagun verbleef en dat “[ ]” (getuige [L]) na het moordgeval in Otrobanda ook in het weekendhuis in Lagun is geweest [14] . [f] heeft tevens verklaard dat de verdachte in het weekendhuis in Lagun is geweest, maar kan zich niet herinneren of dat tegelijk met [L] is geweest, maar ontkent dit niet. [K], zo blijkt verder uit de verklaring van [f], verbleef ook in dit weekendhuis.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, alsmede gelet op het feit dat de ooggetuigen [S en R] niet hebben verklaard anderen dan de verdachte op de plaats van het delict hebben gezien, acht het Hof een alternatief scenario, waarin de verdachte niet de (enige) schutter is, niet aannemelijk.
De overtuiging dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten grondt het Hof voorts mede op de afgeluisterde telefoongesprekken die de verdachte na zijn vlucht naar Venezuela met zijn moeder en zijn vriendin heeft gevoerd. Daarin zegt zijn moeder tegen hem dat hij weet wat hij heeft gedaan en dat hij zichzelf moet opgeven (het Hof begrijpt: “aangeven”). [15] Tegen zijn vriendin zegt de verdachte dat hij dat gedaan had om zichzelf te verdedigen, anders zou hij er nu niet zijn maar aan het verrotten zijn met maden op zich. Even later in datzelfde gesprek zegt hij tegen haar dat hij hoopt dat de mensen hem begrijpen en dat zij niet denken dat hij een moordenaar is en dat hij maar zijn leven had verdedigd, dat die klootzakken niet tevreden waren dat zij zijn twee broers hadden genomen, en dat ze ook nu ze dood zijn invloed op zijn leven hebben. [16] Deze opmerkingen zijn slechts te begrijpen in het licht van het bewezenverklaarde.
Voorbedachte raad
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De verdachte is naar aanleiding van een telefoontje op 6 april 2011, waarin hem is verteld dat één van de tweeling en [x] [x] in de Breedestraat zich ter hoogte van de voormalige Hardis in Otrobanda zouden bevinden, naar de Bajonetsteeg gegaan. De verdachte heeft de latere slachtoffers [y] en [x] in de steeg aangesproken of ze marihuana te koop hadden, is even weggegaan, en weer teruggekomen en heeft vervolgens gedaan alsof hij geld uit zijn broekzak haalde om marihuana te kopen. In plaats van geld heeft de verdachte een vuurwapen uit zijn broekzak gepakt en meerdere keren gericht gevuurd op één van de tweeling ([y]). Vervolgens is de verdachte achter het slachtoffer [x] [x] aangegaan en heeft hij ook op hem geschoten. [x] is zes keer door schoten geraakt. Daarna is de verdachte teruggelopen naar het slachtoffer [y] en heeft hij hem aan zijn arm meegesleept. [y], kennelijk nog bij bewustzijn, heeft toen tegen de verdachte gezegd: “Nos no a mata bo ruman”. Vervolgens heeft de verdachte met een scherp voorwerp in de keel van [y] gesneden. De verdachte is daarna weggelopen en heeft, geconfronteerd met het feit dat een getuige hem heeft gezien (Sambo) nog gezegd: “Wak pa bosnan no papia nada”. (vrije vertaling GHvJ: “Zorg ervoor dat jullie niets zeggen”).
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
In de gegeven omstandigheden, waarin de verdachte op verschillende plekken meerdere handelingen heeft verricht gedurende een langere tijdsspanne, is naar het oordeel van het Hof sprake van voorbedachte raad. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, dat de besluitvorming van de verdachte en de uitvoering daarvan in plotselinge hevige drift hebben plaatsgevonden. Het Hof acht aannemelijk dat de verdachte heeft gehandeld uit wraak op de dood van zijn broer, maar deze omstandigheid geldt niet als contra-indicatie, nu het motief van wraak heel goed kan leiden tot met voorbedachte raad uitgevoerde handelingen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. impliciet primair en 2. impliciet primair
moord, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een dubbele moord in de wijk Otrobanda. Uit wraak op de moord op zijn broer is de verdachte – nadat hij telefonisch had vernomen dat twee mannen die hij zocht, daar aanwezig waren – naar Otrobanda gegaan. Nadat hij deed alsof hij van hen marihuana wilde kopen, heeft hij met een vuurwapen op hen geschoten. Een van de slachtoffers werd toen in zijn rug geraakt en is ter plaatse neergevallen. Het andere slachtoffer is weggerend. De verdachte is hem achterna gegaan waarbij hij hem meerdere malen van achter heeft beschoten. Dit slachtoffer is aan het einde van de steeg neergevallen en overleden. De verdachte is vervolgens teruggegaan naar het eerste slachtoffer dat nog in leven was. Hij heeft hem aan zijn armen uit het zicht van de buurtbewoners gesleept. Terwijl het slachtoffer nog leefde en riep dat hij zijn broer niet had vermoord, heeft de verdachte hem met een scherp voorwerp de keel doorgesneden.
De verdachte heeft aldus op niets ontziende, gruwelijke wijze het leven ontnomen aan twee mannen. Moord is een van de zwaarste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent. Reeds hierom is het handelen van verdachte zeer strafwaardig te oordelen. De ernst van de feiten wordt mede bepaald door de onomkeerbaarheid van het gevolg voor de nabestaanden van de slachtoffers. Naar moet worden aangenomen heeft deze dramatische gebeurtenis het leven van degenen die hen na stonden zeer diepgaand en blijvend beïnvloed. Daarnaast brengt een dergelijke gebeurtenis bij de samenleving en met name de omstanders en omwonenden een grote schok teweeg.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
Vordering benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [x] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van de verdachte onder 2 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de overgelegde factuur, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van NAF. 5.597,83. De vordering van de benadeelde partij is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij [x] is naar het oordeel van het Hof voor wat betreft het meer gevorderde niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. Derhalve wordt bepaald dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 26 september 2012 en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair, 2 impliciet primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de 24 (VIERENTWINTIG) JAREN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
veroordeelt de verdachte op de eis van de benadeelde partij [x] om aan deze tegen kwijting te betalen een bedrag van
NAF. 5.597,83(zegge: vijfduizend vijfhonderdzevenennegentig gulden en drieëntachtig cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder feit 2 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 6 april 2011, tot die van de voldoening;
verklaart de benadeelde partij [x] niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft het meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.J. Lourens, G.C.C. Lewin en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 8 oktober 2013.

Voetnoten

1.Proces-verbaal d.d. 11 augustus 2011 van strafrechtelijk onderzoek van de Boliveriaanse Republiek van Venezuela, Minister van Binnenlandse zaken en justitie, departement van wetenschappelijk, strafrechtelijk en criminologisch onderzoek sub-delegatie Maracaibo (Nederlandse vertaling).
2.PV 201109290900 d.d. 29 september 2011, p. 154.
3.PV 2011.04.11.09.30 d.d. 11 april 2011, p. 77.
4.P.V. 201109061230G d.d. 6 september 2011, p. 86.
5.Verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 5 maart 2012.
6.PV verhoor [L] d.d. 12 april 2012 p. 008.
7.PV van M.F. Beaumont d.d. 7 april 2011 p. 049.
8.PV verhoor [L] d.d. 4 juni 2012 p. 022.
9.PV technische recherche, nr. 130/2012 d.d. 25 juni 2012 van foto opnames van een op 20 juli 2011 inbeslaggenomen pistool p. 2 en p. 3.
10.Rapport Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Curaçao op 6 april 2011van Nederlands Forensisch Instituut d.d. 26 juni 2012.
11.PV van verhoor [L] d.d. 12 april 2012 p. 11.
12.PV van bevinding Kustwacht van M.F. Beaumont d.d. 28 december 2012 p. 005 van he Aanvullend proces-verbaal nummer 4 op het Einddossier Bajonet.
13.PV verhoor [L] d.d. 12 juni 2012 p. 33.
14.PV verhoor M.F. Finex d.d. 4 juni 2012 p. 37.
15.Een verslag van een tapgesprek van 2 mei 2011 om 16:23 uur tussen de verdachte en zijn moeder
16.Een verslag van een telefoongesprek tussen de verdachte en Shamara S. Betrian van 14 juni 2011 om 10:40:39 uur (pagina 145 van het einddossier “Dubbel moord te Bajonetstraat”.