ECLI:NL:OGHACMB:2013:23

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
HAR 80/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie inzake klachten tegen deurwaarders na staatkundige transitie

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, werd een klacht ingediend door mr. John H. Scheidelaar en een tweede klager tegen een deurwaarder. De klacht betrof het verzoek om het overdragen van geïncasseerde gelden en het verstrekken van een afrekening. De klagers stelden dat de deurwaarder haar ambtsplichten had verwaarloosd en vroegen om een berisping of een andere maatregel. De klacht werd ingediend op 28 oktober 2011, en na een mondelinge behandeling op 9 april 2013, waarin beide partijen hun standpunten naar voren brachten, kwam de vraag naar voren of het Hof bevoegd was om de klacht te behandelen.

Het Hof overwoog dat de bevoegdheid om klachten tegen deurwaarders te behandelen niet meer op de oude wettelijke grondslag kon worden gebaseerd, aangezien het Deurwaardersreglement sinds 10 oktober 2010 geen wettelijke basis meer bood voor tuchtrechtspraak tegen deurwaarders. Dit was het gevolg van de staatkundige transitie en de inwerkingtreding van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Het Hof concludeerde dat het niet bevoegd was om de klacht te behandelen, omdat de tuchtrechtspraak voor deurwaarders niet meer geregeld was in de wetgeving.

Uiteindelijk verklaarde het Hof zich onbevoegd om van de klacht kennis te nemen, waarmee het de deurwaarder niet inhoudelijk kon beoordelen. Deze beslissing werd op 25 juni 2013 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en het Hof benadrukte dat het niet de enige instantie was die met tuchtrechtspraak belast was, en dat er bijzondere rechtscolleges bestaan voor andere beroepsgroepen zoals advocaten en notarissen.

Uitspraak

Registratienrs. HAR 80/11
Uitspraak: 25 juni 2013
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beslissing inzake de klacht van:
1. mr. John H. SCHEIDELAAR, advocaat,
hierna te noemen: mr. Scheidelaar,
2. [klager sub 2],
hierna te noemen: [klager sub 2],
beiden wonende in Curaçao,
klagers,
tegen
[ ], deurwaarder,
hierna te noemen: deurwaarder [deurwaarder],
standplaats in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.N.E. Inderson.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij
Klaagschrift ex art. 15 Deurwaardersreglementingekomen op 28 oktober 2011 ter griffie van het Hof hebben mr. Scheidelaar en [klager sub 2], een klacht ingediend tegen deurwaarder [deurwaarder], met het verzoek deurwaarder [deurwaarder] te bevelen geïncasseerde gelden over te dragen en een afrekening te sturen aan mr. Scheidelaar, alsmede haar te berispen omtrent haar handelswijze dan wel een maatregel te nemen die het Hof redelijk en billijk acht.
1.2
Deurwaarder [deurwaarder] heeft op 3 en 4 april 2013 producties ingezonden. Klagers hebben op 7 en 8 april 2013 producties ingezonden.
1.3
Op 9 april 2013 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van het Hof in Curaçao. Verschenen zijn mr. Scheidelaar, [klager sub 2], deurwaarder [deurwaarder] en haar gemachtigde, mr. Inderson. Mr. Scheidelaar en mr. Inderson hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Klagers hebben hun verzoek gewijzigd. Zij verzoeken het Hof deurwaarder [deurwaarder] te bevelen aan klagers uit te betalen NAF. 2.082,66 en NAF. 500,=, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
1.4
De beslissing is nader bepaald op heden.

2.De gronden

Voor de gronden van de klacht wordt verwezen naar het klaagschrift.

3.De bevoegdheid van het Hof

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling is de vraag aan de orde gekomen of het Hof bevoegd is om kennis te nemen van de klacht. Het Hof overweegt dienaangaande als volgt.
3.2
De klacht is gebaseerd op artikel 15 van het
Deurwaardersreglement(P.B. 1986, no. 61). Dit luidt:
‘1. Indien een deurwaarder zijn ambtsplichten verwaarloost, zich schuldig maakt aan enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten jegens degenen ter wier behoeve hij optreedt, of anderszins handelt in strijd met hetgeen hem in zijn ambt betaamt, kan hij door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, nadat dit hem gehoord of daartoe behoorlijk opgeroepen heeft, ambtshalve of naar aanleiding van een klacht bij een met redenen omklede beslissing berispt worden dan wel aan hem een geldboete van ten hoogste eenduizend gulden worden opgelegd.
2. Hij kan ook deswege door het hof in zijn ambt geschorst worden, in afwachting der nadere beslissing van de Gouverneur.
(...).’
3.3
Naar het oordeel van het Hof kan de bevoegdheid van het Hof om kennis te nemen van de klacht niet worden gebaseerd op artikel 15 van het
Deurwaardersreglement, gezien het volgende.
3.4
In het kader van de staatkundige transitie is per 10 oktober 2010 de
Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie(Stb. 2010, 335) in werking getreden. Artikel 17 van de
Rijkswetluidt:
‘(…).
2. Het Hof treedt op als rechter in eerste aanleg in de gevallen bij landsverordening of wet bepaald.
3. Het Hof of de leden vervullen voorts de hun bij landsverordening of wet opgedragen taken.
(...).’
3.5
Het
Deurwaardersreglementis een landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Nu volgens artikel 17, tweede en derde lid, van de
Rijkswetrechtsprekende en andere taken slechts bij landsverordening of wet aan het Hof kunnen worden opgedragen, is de opdracht om de tuchtrechtspraak ten aanzien van deurwaarders uit te voeren bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen uitgesloten.
3.6
Voorts is het
Deurwaardersreglementeen uitvoeringsregeling, te weten een landsbesluit op basis van § 5 (artikel 40 aanhef en onder 3) van de
Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatie(P.B. 1985, no. 170), luidende:
Ԥ 5. Opdracht tot nadere regeling
Artikel 40
Bij landsbesluit houden algemene maatregelen, door de Nederlandse Antillen en Aruba gelijkluidend vast te stellen, worden regels gegeven omtrent:
(…);
(…);
3. de aanstelling en de ambtsuitoefening van deurwaarders;
(…).’
3.7
Deze
Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatiehoudt regels in betreffende de rechterlijke organisatie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Ook in de
Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba(P.B. 1985, no. 88) zijn bepalingen opgenomen over het rechtswezen en de rechterlijke macht (Hoofdstuk VI). De
Samenwerkingsregelingis een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. In de
Onderlinge regeling voortzetting onderlinge regelingen Nederlandse Antillen(Staatscourant 17 november 2010, nr. 18394) wordt de
Samenwerkingsregelingniet genoemd als een van de onderlinge regelingen die zal blijven gelden tussen opvolgers van de Nederlandse Antillen en andere partijen. Algemeen wordt aangenomen dat de
Samenwerkingsregelingna de staatkundige transitie van 10 oktober 2010 niet meer geldt. Mede gelet daarop gaat het Hof ervan uit dat de
Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatiemet de inwerkingtreding van de
Rijkswetis komen te vervallen en is vervangen door de
Rijkswet.
3.8
Het voorgaande heeft tot consequentie dat met ingang van 10 oktober 2010 het
Deurwaardersreglement, zijnde een uitvoeringsregeling, geen wettelijke grondslag meer biedt voor de tuchtrechtspraak ten aanzien van deurwaarders.
3.9
In de
Rijkswetis geen nieuwe wettelijke grondslag in het leven geroepen voor de tuchtrechtspraak ten aanzien van deurwaarders, zonder toelichting ter zake (Kamerstukken 32 017 [R 1884]). Ook overigens is dit niet – conform artikel 17, tweede en derde lid, van de
Rijkswet– geregeld voor het land Curaçao.
3.1
Voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is per 10 oktober 2010 de
Deurwaarderswet BES(Stb. 2010, 512), dus formele wetgeving, ingevoerd, grotendeels inhoudelijk gelijk aan het
Deurwaardersreglement. In de memorie van toelichting (
Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, Kamerstukken 31 959, nr. 3, p. 89) is ter zake opgemerkt:
‘Het Deurwaardersreglement dat de status had van een landsbesluit
houdende algemene maatregelen is tot wet verheven omdat de gerechtsdeurwaarders
in Nederland een wettelijke regeling kennen.’
3.11
Overigens geldt hetzelfde als voor Curaçao voor Sint Maarten en
mutatis mutandisvoor Aruba – in Aruba gold het
Deurwaardersbesluit(AB 1996 no GT 19).
3.12
Het Hof acht het ongewenst dat klaarblijkelijk door een omissie van de wetgever deurwaarders in Aruba, Curaçao en Sint Maarten niet meer onderworpen zijn aan tuchtrechtspraak. Desondanks acht het Hof het niet aangewezen dat het Hof tegen een deurwaarder ingediende klachten wel inhoudelijk behandelt (vgl. HR 6 maart 2013; LJN: BZ3450). Het Hof is namelijk niet de enige instantie die met tuchtrechtspraak is belast; voor de tuchtrechtspraak ten aanzien van advocaten, notarissen en medici bestaan bijzondere rechtscolleges. Ook speelt mee dat voor de deurwaarder een tuchtrechtrechtelijke sanctie, in het bijzonder schorsing in zijn ambt, zeer ingrijpende gevolgen kan hebben.
3.13
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Hof in Curaçao geen bevoegdheid heeft om (in eerste aanleg) te oordelen over tegen een deurwaarder ingediende klachten, evenmin als in Aruba en Sint Maarten.
3.14
Beslist wordt derhalve als volgt.

4.Beslissing

Het Hof verklaart zich onbevoegd van de klacht kennis te nemen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.P. de Haan, J. de Boer en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof en uitgesproken ter openbare terechtzitting in Curaçao van 25 juni 2013 in aanwezigheid van de griffier.