ECLI:NL:OGHACMB:2013:22

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
61297 - HAR 6/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vaststelling Nederlanderschap van Francisco Daniel

In deze zaak verzocht Francisco Daniel het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba om vast te stellen dat hij met ingang van de datum van erkenning door de Nederlander Michael Francisco Daniel, op 6 september 1983, de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek werd ingediend op 11 maart 2013, onder verwijzing naar de Rijkswet op het Nederlanderschap. De Minister van Justitie van Curaçao en het Openbaar Ministerie dienden conclusies in tot afwijzing van het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2013 werd het verzoek verder toegelicht door de gemachtigde van verzoeker.

Het Hof oordeelde dat de erkenning door Michael Francisco Daniel nietig was, omdat verzoeker al een vader had, Juan Francisco Batista Tavares, die hem erkend had bij zijn geboorte in de Dominicaanse Republiek. De wet staat niet toe dat een kind met een bestaande vader opnieuw wordt erkend door een andere persoon. De geboorteakte van verzoeker bevestigde dat hij de zoon was van Juan Francisco Batista Tavares, en de tweede erkenning door Michael Francisco Daniel was dus ongeldig. Het Hof concludeerde dat verzoeker nooit het Nederlanderschap had verkregen, en dat zijn beroep op het vertrouwensbeginsel niet opging, aangezien de verkrijging van het Nederlanderschap niet kan berusten op een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

Het Hof wees het verzoek van Francisco Daniel af, met de overweging dat er geen discrepantie was tussen de staat volgens de wet en de staat volgens de geboorteakte, en dat de afgifte van een Nederlands paspoort aan verzoeker niet als een rechtshandeling tot verkrijging van het Nederlanderschap kon worden aangemerkt. De beslissing werd uitgesproken op 13 augustus 2013 in Curaçao.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2013 BESCHIKKING NO.
Registratienr. 61297 - HAR 6/13
Uitspraak: 13 augustus 2013
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
1. Francisco DANIEL,
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M. Peelen,
belanghebbenden:
2. de Minister van Justitie van Curaçao,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson,
3. het Openbaar Ministerie van Curaçao,
vertegenwoordigd door de waarnemend Procureur-Generaal,
4. het Hoofd Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (basisregistratie persoonsgegevens) van Curaçao,
niet verschenen.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij op 11 maart 2013 ingekomen verzoekschrift ingevolge artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna ook: RwNed), met producties, heeft verzoeker aan het Hof verzocht vast te stellen dat verzoeker met ingang van de datum van de erkenning van hem door de Nederlander Michael Francisco DANIEL, te weten 6 september 1983, de Nederlandse nationaliteit bezit, subsidiair dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit op grond van het vertrouwensbeginsel en de rechtszekerheid.
1.2.
Op 24 april 2013 heeft de waarnemend Procureur-Generaal een conclusie tot afwijzing van het verzoek ingediend.
1.3.
Op 28 mei 2013 heeft de Minister van Justitie een akte uitlating genomen, met conclusie tot afwijzing van het verzoek.
1.4.
Op 11 juni 2013 heeft een mondelinge behandeling plaats gevonden. Verzoeker is verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de waarnemend Procureur-Generaal. De gemachtigde van verzoeker heeft gepleit aan de hand van een overgelegde pleitnotitie, met producties.
1.5.
Ter zitting is een heden uit te spreken beschikking aangezegd.

2.Beoordeling

2.1
Verzoeker is, volgens een tardieve geboorteaangifte van 18 december 1972 in de Dominikaanse Republiek door de ongehuwde Juan Francisco BATISTA TAVARES, ‘quien es el padre’, op 11 september 1971 geboren in de Dominikaanse Republiek (productie 2 bij inleidend verzoekschrift). De moeder van verzoeker was volgens de geboorteakte ongehuwd, zodat eruit moet worden afgeleid dat verzoeker in de Dominikaanse Republiek is erkend door Juan Francisco BATISTA TAVARES.
2.2
Verzoeker is, met toestemming van zijn moeder, op 6 september 1983 in Sint Eustatius opnieuw erkend en wel door Michael Francisco DANIEL (productie 1 bij inleidend verzoekschrift); deze Michael Francisco DANIEL was Nederlander. Artikel 30, eerste lid, van het destijds in Sint Eustatius geldende Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen bepaalde: ‘1. De akte van erkenning van een kind, door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakt, moet, volgens haar dagtekening, in de registers worden ingeschreven, en van die erkenning moet worden melding gemaakt op de kant van de akte van geboorte, zo die aanwezig is’.
2.3
Deze tweede erkenning is nietig, aangezien een kind dat een vader heeft niet kan worden erkend. Volgens de wet bleef verzoeker derhalve Juan Francisco BATISTA TAVARES als vader houden. Niet is gebleken dat de Dominikaanse erkenning door Juan Francisco BATISTA TAVARES – welke erkenning naar regels van internationaal privaatrecht hier te lande kan worden erkend – is vernietigd, zo daarvoor al gronden kunnen zijn.
2.4
Aangezien de geboorteakte van verzoeker in de terminologie van artikel 30 BWNA niet ‘aanwezig’ was – deze geboorteakte bevindt zich in de Dominikaanse Republiek – kan niet worden gezegd dat uit de geboorteakte van verzoeker volgt dat Michael Francisco DANIEL zijn vader is. In tegendeel, de geboorteakte vermeldt de werkelijke vader, Juan Francisco BATISTA TAVARES. Dat de Statiaanse erkenningsakte is ingeschreven in het geboorteregister van Sint Eustatius en dat verzoeker als (gewettigd) kind van Michael Francisco DANIEL zou zijn ingeschreven in diens trouwboekje – Michael Francisco DANIEL zou zijn gehuwd met de moeder van verzoeker – maken het voorgaande niet anders.
2.5
Dat verzoeker na zoveel jaren ‘bezit van staat’ zou hebben als kind van Michael Francisco DANIEL, kan hem niet helpen. Artikel 1:209 van het Burgerlijk Wetboek luidt: ‘Iemands afstamming volgens zijn geboorteakte kan door een ander niet worden betwist, indien hij een staat overeenkomstig die akte heeft.’ Deze bepaling is van toepassing indien de staat volgens de wet niet overeenstemt met de staat volgens de geboorteakte (inclusief kantmeldingen of latere vermeldingen). In dat geval kan uiterlijk ‘bezit van staat’ (de wijze waarop iemand met een zekere duurzaamheid aan het maatschappelijk verkeer deelneemt naar zijn uiterlijke vorm) ertoe leiden dat de staat volgens de geboorteakte niet meer kan worden betwist (zie HR 5 september 2008, LJN BD2711, NJ 2008, 477 in een Curaçaose nationaliteitszaak); ook een buitenlandse geboorteakte is een ‘geboorteakte’ in de zin van artikel 1:209 BW (HR 9 maart 2012, LJN: BU9884, NJ 2012, 291). In casu echter stemt de staat volgens de wet geheel overeen met de staat volgens de geboorteakte. Zowel volgens de wet als volgens zijn geboorteakte heeft verzoeker Juan Francisco BATISTA TAVARES als vader. Indien een discrepantie tussen staat volgens de wet en staat volgens de geboorteakte ontbreekt, is voor toepassing van artikel 1:209 BW geen plaats (vgl. HR 21 december 2007, LJN: BB5084, NJ 2008, 321).
2.6
Artikel 14, eerste lid, RwNed is niet van toepassing. Verzoeker heeft nimmer het Nederlanderschap verkregen – de erkenning door Michael Francisco DANIEL, waarop verkrijging van het Nederlanderschap in beginsel van rechtswege zou kunnen berusten, is nietig – en aan een intrekking, bedoeld in artikel 14, eerste lid, RwNed, die ingevolge de derde volzin na twaalf jaar niet meer mogelijk zou zijn, wordt derhalve niet toegekomen.
1.6.
Beroep op het vertrouwensbeginsel kan verzoeker evenmin baten. De wijzen waarop het Nederlanderschap wordt verkregen zijn limitatief voorzien in de
Rijkswet op het Nederlanderschapen de
Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname(HR 11 april 1997, NJ 1997, 705). Daaronder is niet begrepen een zodanige verkrijging (of behoud) van het Nederlanderschap door de werking van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel (HR 16 september 1994, NJ 1995, 563; HR 19 december 2003, LJN: AL8544, NJ 2009, 338).
1.7.
Aan art. 8 van het
(Europees) Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden[EVRM] noch aan enige andere bepaling van het EVRM kan het recht worden ontleend op de verkrijging van een bepaalde nationaliteit (HR 1 februari 2008, LJN: BC1847, NJ 2008, 82; HR 25 mei 2012, LJN: BV9435, NJ 2012, 337).
1.8.
Een beroep op het discriminatieverbod (artikel 26 van het
Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten[IVBPR] en artikel 1 van Protocol nr. 12 bij het EVRM), zoals met succes gedaan in HR 26 januari 2007, LJN: AZ1624, NJ 2007, 73 (een Arubaanse nationaliteitszaak), faalt. Verzoeker bevindt zich niet in een relevant vergelijkbare positie ten opzichte van personen die wel onder artikel 14, eerste lid, RwNed vallen. Bij de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap, bedoeld in artikel 14, eerste lid, RwNed is sprake geweest van een tot Nederlanderschap leidende rechtshandeling van de met de uitvoering van de
Rijkswet op het Nederlanderschapbelaste autoriteiten.
1.9.
Dat aan betrokkene meerdere malen ten onrechte een Nederlands paspoort is afgegeven, maakt dit niet anders. De afgifte van een paspoort kan niet worden aangemerkt als een tot Nederlanderschap leidende rechtshandeling (verg. HR 29 september 1989, NJ 1989, 877).
1.10.
Ook ten opzichte van personen die wel door artikel 1:209 BW worden beschermd is verzoekers positie een relevant verschillende, aangezien in zijn geval er geen discrepantie is tussen zijn staat volgens de wet en zijn geboorteakte, ook al bevindt deze geboorteakte zich in het buitenland.
1.11.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek moet worden afgewezen.

3.Beslissing

Het Hof wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, E.J. van der Poel en F.J. Lourens, leden van het Hof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2013 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.