ECLI:NL:OGHACMB:2013:2

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
H 91/2013
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag, ontsnapping en ontvoering met betrekking tot schietincident op Rooseveltweg

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor doodslag, ontsnapping en ontvoering. De feiten zijn als volgt: op 6 april 2011 vond er een schietincident plaats op de Rooseveltweg te Curaçao, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], dodelijk werd getroffen door kogels die door de verdachte vanuit een rijdende auto werden afgevuurd. De verdachte heeft tijdens het schieten met een machinepistool meerdere keren op het slachtoffer geschoten, terwijl hij zich in de auto bevond. Het Openbaar Ministerie (OM) ging in hoger beroep omdat het Gerecht in eerste aanleg geen poging tot doodslag had aangenomen. Het Hof heeft in hoger beroep de eerdere uitspraak bevestigd, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar en 9 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft ook een aantal andere strafbare feiten gepleegd, waaronder het ontvoeren van [zus van medeverdachte] en het stelen van een auto. Het Hof heeft de ernst van de gepleegde feiten in overweging genomen, evenals de impact op de slachtoffers en de samenleving. De verdachte heeft geen respect getoond voor de levens van anderen en heeft herhaaldelijk de wet overtreden, zelfs terwijl hij voortvluchtig was. De uitspraak van het Hof benadrukt de noodzaak van een zware straf voor dergelijke ernstige misdrijven.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 juni 2013
Zaaknummer: H 91/2013
Parketnummers: 500.00586/11 en 500.01066/12
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) van 2 april 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [datum] 1984 op Curaçao,
wonende in Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 19 augustus 2011, 14 oktober 2011, 13 januari 2012, 19 september 2012, 19 december 2012, 12 maart 2013 en 19 maart 2013, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2013 in Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. G.G. van Gils, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte ter zake van het bij parketnummer 500.00586/11 onder 1 impliciet subsidiair, 2 primair, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 tenlastegelegde, alsmede het bij parketnummer 500.01066/12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 24 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de procureur-generaal onttrekking aan het verkeer gevorderd van het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven vuurwapen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij parketnummer 500.00586/11 onder 1 impliciet primair, het onder 2 primair en subsidiair, alsmede het onder 4 en 5 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het bij parketnummer 500.00586/11 onder 1 impliciet subsidiair, het onder 2 meer subsidiair en het onder 3, 6 en 7 tenlastegelegde, alsmede het bij parketnummer 500.01066/12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) jaren en negen (9) maanden met aftrek van voorarrest. Tevens heeft het GEA het onder de verdachte inbeslaggenomen genomen vuurwapen onttrokken aan het verkeer en de benadeelde partij [ ] niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Omvang hoger beroep
Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep is derhalve in zijn geheel aan beoordeling in hoger beroep onderworpen. De benadeelde partij [ ] heeft zich in hoger beroep niet gevoegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de bewijsconstructie, de kwalificatie van het bewezenverklaarde en de motivering van de op te leggen straf en maatregel, alsmede onder aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Bewijsoverweging vrijspraak
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld onder meer vanwege de vrijspraak door het GEA voor de bij parketnummer 500.00586/11 onder 2 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde feiten. De procureur-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van deze feiten.
Het Hof acht, net als het GEA en anders dan de procureur-generaal, niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij voornoemd parketnummer onder 2 primair en subsidiair, 4 en 5 is ten laste gelegd. Ter toelichting daarvan dient het volgende.
Feit 2
Het Hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte, zittend op de bijrijdersplaats in een auto, op enig moment met een machinepistool meerdere malen via de raamopening ter hoogte van de bestuurdersplaats op [slachtoffer] heeft geschoten, die zich op een rijdende quad aan de bestuurderszijde vlak naast voornoemde auto bevond. Toen [slachtoffer] voorbij de auto was gereden heeft de verdachte via de raamopening aan de bijrijderszijde van de auto nogmaals meermalen op [slachtoffer] geschoten. Gedurende deze schietpartij is de auto waarin de verdachte zich bevond met dezelfde snelheid door blijven rijden.
Voorts kan worden vastgesteld dat op het wegdek van de plaats delict 15 hulzen zijn aangetroffen. De medeverdachte heeft verklaard dat hij, optredende als bestuurder van deze auto, in zijn auto later tenminste acht hulzen heeft aangetroffen. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte met het betreffende vuurwapen tenminste 23 maal op [slachtoffer] heeft geschoten.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen stelt het Hof voorts vast dat, komend uit de tegenovergestelde rijrichting, een witte Toyota Yaris voorzien van kenteken nummer D/53-2, bestuurd door getuige [B], en een witte vrachtauto voorzien van kenteken nummer V/19-31, bestuurd door getuige [R], tijdens de schietpartij de auto van waaruit de verdachte schoot zijn gepasseerd. Uit technisch onderzoek is gebleken dat eerstgenoemde auto een kogelperforatie in het linker voorportier vertoonde en dat de vrachtauto een kogelinslag vertoonde aan de linkerzijde van de voorbumper, een kogelperforatie aan de binnenzijde van het achterspatbord en een uitschotperforatie in de laadbak.
Op grond van het dossier kan evenwel niet worden vastgesteld wat de schietrichting en de schiethoogte is geweest ten opzichte van de inzittenden van de auto’s van voornoemde getuigen. Tevens is niet komen vast te staan op welke afstand en gedurende hoe lange tijdsduur de voertuigen elkaar zijn gepasseerd. Voorts is uit het dossier met betrekking tot de auto van getuige [B] niet vast te stellen waar de kogelperforatie zich precies in het linker voorportier bevindt en hoe de kogel zich bewogen heeft ten opzichte van de getuige die als bestuurder optrad. Met betrekking tot de vrachtauto van getuige [R] is evenmin vast te stellen waar de kogelinslag en kogelperforaties zich exact bevinden ten opzichte van de zitplaats van de bestuurder en hoe de kogels zich bewogen hebben.
Gelet hierop kan het Hof niet vaststellen dat de verdachte door te handelen als hij deed bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een van de inzittenden van deze passerende auto’s dodelijk, dan wel met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, geraakt zou worden.
Feiten 4 en 5
De getuige [M] heeft op 15 november 2011 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij niets in de handen van de verdachte heeft gezien en dat hij toen er op hem werd geschoten niemand heeft gezien. Voorts heeft hij verklaard dat hij denkt dat de verdachte op hem heeft geschoten omdat men zegt dat hij met een machinepistool rondloopt.
Gelet op de inhoud van deze verklaring heeft het Hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte toen en aldaar op de getuige [M] heeft geschoten met een vuurwapen. Daaraan doet niet af dat het Nederlands Forensisch Instituut in zijn rapport van 20 januari 2012 heeft geconcludeerd dat de hypothese dat het manteldeel van een kogel zoals dat is aangetroffen op het perceel van de getuige [M] en de kogels die zijn verwijderd uit het lichaam van [slachtoffer] zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop zeer veel waarschijnlijker is dan dat deze zijn afgevuurd uit meerdere lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken, nu wapens in het criminele circuit van hand tot hand plegen te gaan.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Parketnummer 500.00586/11
Voor zover bij onderstaande bewijsmiddelen wordt verwezen naar paginanummers betreft het de doorgenummerde paginanummers van het proces-verbaal genaamd einddossier “Onderzoek Rooseveltweg”.
Feiten 1 t/m 3
1.
Pagina’s C 004 t/m C 007
:
Een proces-verbaal van bevindingen in de wettelijke vorm opgemaakt en op 10 april 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van die verbalisanten”, zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 omstreeks 20.40 uur begaven wij ons naar de Rooseveltweg ter hoogte van perceel [ ]. Op het wegdek lag een man die geen teken van leven meer gaf. Deze man vertoonde twee schotwonden ter hoogte van zijn borst. Enkele meters verderop stond een quad. Op het wegdek lagen meerdere patroonhulzen. Door dr. Maduro werd om 21.30 uur ter plaatse de dood van de man geconstateerd.
2.
Pagina’s C 009 en C 008
:
Een proces-verbaal van bevindingen in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 april 2011 gesloten en getekend door [ ], agent bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van die verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 vond op de F.D. Rooseveltweg te Curaçao een schietpartij plaats. Hierbij werd een man door kogels getroffen en deze is ter plaatse overleden. Het slachtoffer bleek te zijn [slachtoffer], geboren te Curaçao op [ ] 1986.
3.
Een geschrift, te weten een sectieverslag van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. te Curaçao opgemaakt door G.D. Zielinski, patholoog voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 heb ik de in- en uitwendige schouwing verricht op het lijk van [slachtoffer]. Deze man is overleden door weefselschade en bloedverlies ten gevolge van schotverwondingen.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 augustus 2011 gesloten en getekend door [ ], [ ], [ ] en [ ], allen brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van die verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 omstreeks 21.10 uur begaven wij ons naar de Rooseveltweg. Op het wegdek zijn door ons 15 hulzen van het kaliber 9 mm aangetroffen en in beslag genomen. Op 11 april 2011 werd een technisch onderzoek verricht aan een personenauto te weten een witte Toyota Yaris voorzien van kenteken nummer D/53-2. Tijdens dit onderzoek constateerde verbalisant [ ] een kogelperforatie in het linker voorportier. Op dinsdag 12 april 2011 werd een technisch onderzoek verricht aan een witte vrachtauto voorzien van kenteken nummer V/19-31. Tijdens dit onderzoek constateerden verbalisant [ ] en [ ] een kogelinslag aan de linkerzijde van de voorbumper en een kogelperforatie aan de binnenzijde van het achterspatbord en een uitschotperforatie in de laadbak.
5.
Pagina C 013 en C 014
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 april 2011 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van N.J. [B], zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 omstreeks 20.25 uur bevond ik mij op de F.D. Rooseveltweg. Ik reed in zuidelijke richting. Ik reed in een witte Toyota Yaris voorzien van het kenteken
D/53-2 en zag een quad vanuit de tegengestelde richting komen aanrijden. Toen de quad zich naast mijn auto bevond hoorde ik een hard geluid gevolgd door een harde knal. Ik stopte en ik zag dat de ruit van mijn linker voorportier vernield was en ik zag een perforatie in het linker voorportier.
6.
Pagina’s C 017 t/m C 019
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 april 2011 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [R], zakelijk weergegeven:
Ik reed als bestuurder van de auto met kenteken V19-31 op de Rooseveltweg. Ik zag een quad die in tegengestelde richting reed. De quad werd bestuurd door [slachtoffer ]. Toen de quad mij voorbij reed hoorde ik een raar geluid. Een voetganger riep dat er geschoten werd. Later zag ik twee inschoten in mijn auto.
7.
Pagina’s C 083 t/m C 088
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 april 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden werkzaam bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [F], zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 zag ik [slachtoffer] op de Rooseveltweg rijden. Op een gegeven moment hoorde ik knallen afkomstig uit een automatisch vuurwapen. Ik zocht dekking. Toen ik opkeek zag ik dat de quad van [slachtoffer] onbemand aan het rijden was. Ik rende in de richting van de quad en zag dat [slachtoffer] op het wegdek lag. Er kwam bloed uit zijn mond.
8.
Pagina’s C 055 t/m C 059
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 april 2011 gesloten en getekend door [ ], [ ] en [ ], respectievelijk brigadier en agent bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [S], zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 reden [slachtoffer] en ik met onze quads op de Rooseveltweg. Op een gegeven moment reed ik hem voorbij. Bij Shamira Shop[verdachte] Center merkte ik dat [slachtoffer] niet meer achter mij reed. Ik ging terug om te kijken waar hij gebleven was. Ter hoogte van Paradijs zag ik een witte pet liggen. Iets verderop zag ik de zwarte pet van [slachtoffer] liggen. Toen ik verder reed zag ik [slachtoffer] op de weg liggen. Hij zat onder het bloed.
9.
Pagina C 092 t/m C 094
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 april 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [P], zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 omstreeks 20:00 uur zag ik mijn broer [ ] in zijn auto. De auto stond op de Cabo Verdeweg voorgesorteerd om de Rooseveltweg op te rijden. Naast hem zat een man met een witte pet op zijn hoofd.
10.
Pagina C 099 en C 100
Een proces-verbaal van fotoconfrontatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 juli 2011 gesloten en getekend door L.M. Adoptie en E.E. Lourens, beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [P], zakelijk weergegeven:
De man op de fotokaart onder nummer 2 herken ik als de vriend van mijn broer. Die man zat de dag van het schietincident met mijn broer [medeverdachte] in de auto.
11.
Pagina’s C 101 t/m C 103
Een proces-verbaal van fotoconfrontatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 juli 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten - zakelijk weergegeven:
Op 22 juli 2011 werd een meervoudige fotoconfrontatie gedaan met [P]. Hierbij herkende [P] de man op foto nummer twee (2). De foto met nummer twee (2) betreft de foto van [verdachte], geboren op [datum] 1984.
12.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 mei 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn bijnaam is [verdachte]. Ik zat op 6 april 2011 bij medeverdachte [ ] als passagier in zijn auto. Het was toen al donker.
13.
Pagina’s C 111 t/m C113
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 april 2011 gesloten en getekend door[ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [C], zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011, voordat [medeverdachte] vertrok, zag ik dat hij met [verdachte] stond te praten. [verdachte] had een witte pet op.
14.
Pagina C 116 en C 117
Een proces-verbaal van fotoconfrontatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 juli 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [C], zakelijk weergegeven:
De man op de fotokaart onder nummer 9 is de man die ik “[verdachte]” noem.
15.
Pagina C 119 en C 120
Een proces-verbaal van fotoconfrontatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 juli 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 15 juli 2011 werd een meervoudige fotoconfrontatie gedaan met[C]. Hierbij herkende [C] de man op foto nummer negen (9). De foto met nummer negen (9) betreft de foto van [verdachte], geboren op [datum] 1984.
16.
Pagina’s C 044 t/m C 047
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 april 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [ ], zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] wordt ook “[slachtoffer]” genoemd.
17.
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 december 2012 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [ ], zakelijk weergegeven:
Ik werk als bewaker bij Post N.V. Op 6 april 2011 zat ik bij het portiers huisje toen [medeverdachte] aan kwam rijden. Achter [medeverdachte] reed een man op een quad. Ik zag dat de man van de quad afstapte en naar de auto van [medeverdachte] liep. Hij probeerde het portier open te trekken. Dit lukte niet. Ik deed de hefboom omhoog en [medeverdachte] reed het terrein op. De man op de quad reed toen weg. Even later zei [medeverdachte] tegen mij: “E homber ei ta hende morto e ta. E homber ei no ta schapa” (Deze man is een dode man. Deze man zal het niet redden). Dit heeft [medeverdachte] verschillende malen herhaald.
18.
Pagina’s A 054 t/m A 059
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 april 2011 gesloten en getekend door E.E. Lourens en O.A. Sanches, beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 reed ik omstreeks 15.30 uur naar Post N.V. Ik zag dat [slachtoffer] mij achterna reed. Ik stopte bij de hefboom en [slachtoffer] stapte van zijn quad en klopte tegen mijn linker voorruit. De bewaker deed de hefboom omhoog zodat ik het parkeerterrein op kon rijden. [slachtoffer] reed toen weg. Later diezelfde dag reed ik in mijn auto op de Rooseveltweg. [verdachte] zat naast mij. Ik zag dat [slachtoffer] op een quad uit de tegenovergestelde richting aan kwam rijden en een U-turn maakte en ons achterna reed. Ik zei tegen [verdachte] dat die jongen weer problemen kwam zoeken. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer] naast mij rijden. Hij zei iets tegen mij. Ik deed mijn lichaam wat naar achteren en vervolgens begon [verdachte] in de richting van [slachtoffer] te schieten. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond viel.
19.
Een proces-verbaal van plaatselijke schouw en verhoor opgemaakt door mr. J.G.M. Kroeze, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 13 oktober 2011, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Voordat [verdachte] begon te schieten reed ik met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per
uur. Ik schoof naar achteren en bleef met dezelfde snelheid doorrijden.
20.
Pagina’s A 068 t/m A 077
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 april 2011 gesloten en getekend door [ ], [ ] en [ ], respectievelijk inspecteur en brigadiers bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Na de schietpartij heb ik ongeveer acht tot tien hulzen aangetroffen in mijn auto.
21.
Pagina’s A 065 t/m A 067
Een proces-verbaal van fotoconfrontatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 april 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Ik herken [verdachte] op de foto onder nummer twee (2) als degene die op 6 april 2011 op de Rooseveltweg op [slachtoffer] had geschoten.
22.
Een proces-verbaal van bevinding bij fotoconfrontatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 juli 2011 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 22 april 2011 werd een meervoudige fotoconfrontatie gedaan met [medeverdachte]. Hierbij herkende [medeverdachte] de man op foto nummer 2. De foto met nummer 2 betreft de foto van [verdachte], geboren op [datum] 1984.
23.
Pagina’s A 106 t/m A 110
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 juli 2011 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Na de schietpartij heb ik heb ik mijn broer [P] gebeld om de pet van [verdachte] op te halen die tijdens het schieten op de Rooseveltweg op de straat was gevallen.
24.
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 september 2012 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] ging om met de vrouw van die man. Ik heb verschillende keren met [medeverdachte] gesproken om een oplossing te zoeken, maar hij wilde hem neerschieten.
25.
Een proces-verbaal van bevindingen in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 maart 2013 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van die verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 6 april 2011 vond er een schietpartij plaats op de Rooseveltweg ter hoogte van perceel nummer [ ]. [slachtoffer] is daarbij ter plaatse overleden. Op de plaats delict werden vijftien hulzen in beslag genomen. Deze hulzen werden voorzien van de SIN- nummers AAAG9531NL tot en met AAAG9545NL. Deze sporen zijn verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut voor een vergelijkend munitie onderzoek.
26.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 20 januari 2012 genaamd Munitieonderzoek naar aanleiding van schietincidenten op de F.D. Rooseveltweg op 6 april en [adres] op 14 juni 2011, opgemaakt door de deskundige P. Pieper, voor zover inhoudende als relaas van deze deskundige:
Onderzoeksmateriaal:
SIN Omschrijving SVO zoals op aanvraag
AAAG9531NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9532NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9533NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9534NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9535NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9536NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9537NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9538NL Een huls van het kaliber 9mm
AAAG9539NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9540NL Een huls van het kaliber 9mm Luger
AAAG9541NL Een huls van het kaliber 9x19 mm
AAAG9542NL Een huls van het kaliber 9mm
AAAG9543NL Een huls van het kaliber 9x19 mm
AAAG9544NL Een huls van het kaliber 9mm
AAAG9545NL Een huls van het kaliber 9mm
De hulzen (AAAG531NL t/m/ AAA9545NL zijn vermoedelijk verschoten met een semi- en volautomatisch werkend machinepistool van het type Sten.
Feit 6
27.
Pagina’s C 239 t/m C 241
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 juni 2011 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [D], zakelijk weergegeven:
Op 27 juni 2011 ben ik omstreeks 11:00 uur met mijn collega [W] naar het cellencomplex in Rio Canario in Curaçao gegaan. Toen ik langs de cel van [verdachte] liep zei hij tegen mij: “ Ora mi sali bo ta sa kiko ta pasa, mi ta mata bo” (vrije vertaling verbalisant: Je zal zien wanneer ik op vrije voeten ben. Ik zal je doden).
28.
Pagina’s C 244 t/m C 246
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 28 juni 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [W], zakelijk weergegeven:
Op 27 juni 2011 ben ik met mijn collega [D] naar het cellencomplex in Rio Canario gegaan. Toen [D] voorbij de cel van [verdachte] liep zei hij tegen haar:
“Ora mi sali bo ta sa kiko ta pasa, mi ta mata bo” (vrije vertaling verbalisant: Je zal zien wanneer ik op vrije voeten ben. Ik zal je doden).
Feit 7
29.
Pagina C 249 en C 250
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 26 juni 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 26 juni 2011 begaven wij ons naar de cel van de gedetineerde [verdachte] te Rio Canario in Curaçao. [verdachte] verbleef in cel nummer 4. Wij zagen dat het hangslot voor de ijzeren traliepoort geforceerd was.
30.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 mei 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de cel het hangslot vernield.
Parketnummer 500.01066/12
Voor zover bij onderstaande bewijsmiddelen wordt verwezen naar paginanummers betreft het de doorgenummerde paginanummers van het proces-verbaal genaamd eindonderzoek
"Boron”.
Feit 1.
31.
Pagina’s 27 t/m 31
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 januari 2012 gesloten en getekend door [ ] en [ ] beiden werkzaam bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [H], zakelijk weergegeven:
Op 13 januari 2012 te Curaçao was ik samen met mijn collega’s [X] en [Y] belast met het vervoer van de gedetineerde [verdachte] van de SDKK naar het stadhuis. We reden in een busje. [verdachte] zat achter in het busje. Opeens hoorde ik een harde klap. Ik hoorde de deur opengaan. Ik keek om en zag [verdachte] wegrennen.
32.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 mei 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 januari 2012 werd ik vervoerd van SDKK naar het Stadhuis. Ik heb mijn boeien losgemaakt en ben toen uit het busje gestapt en gevlucht. Ik heb daarna op verschillende adressen verbleven.
33.
Een geschrift te weten een beschikking gevangenhouding, parketnummer 500.00586/11, gegeven op 21 juni 2011 door mr. M.W. Scholte, rechter-commissaris bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao waarbij de gevangenhouding voor een termijn van zestig dagen is bevolen van [verdachte].
34.
Een geschrift te weten een beschikking verlenging gevangenhouding gegeven op 23 augustus 2011 door mr. M.W. Scholte, rechter-commissaris bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao waarbij het tegen van [verdachte] verleende bevel gevangenhouding, parketnummer 500.00586/11, wordt verlengd met dertig dagen.
35.
Een geschrift te weten een beschikking tweede verlenging gevangenhouding gegeven op 20 september 2011 door mr. M.J. de Kort, rechter-commissaris bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao waarbij het tegen van [verdachte] verleende bevel gevangenhouding, parketnummer 500.00586/11, wordt verlengd met dertig dagen
36.
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting voor strafzaken van 14 oktober 2011, parketnummer 500.00586/11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitgeroepen is de zaak tegen de ter terechtzitting aanwezige [verdachte]. De Officier van Justitie draagt de zaak voor. De rechter schorst de behandeling van de zaak ter terechtzitting tot 13 januari 2012.
37.
Pagina 278 en 279
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 september 2012 gesloten en getekend door arrestatieteamlid 1593, werkzaam bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb met het arrestatieteamlid 4036, op 6 september 2012 om 13:28 uur de verdachte [verdachte] aangehouden op het adres [adres].
Feit 2
38.
Pagina 134 en 135
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 augustus 2012 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [Z], zakelijk weergegeven:
Op 18 augustus 2012 omstreeks 22:30 uur parkeerde ik mijn auto van het merk Kia, type Sportage met kenteken G/66-43 op het erf van [adres] te Curaçao. Op 19 augustus 2012 omstreeks 07:30 uur constateerde ik dat de auto was verdwenen.
39.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 mei 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de maand augustus 2012 een Kia Sportage gestolen.
40.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 19 december 2012 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven.
U toont mij een foto 57 op pagina 177 van het dossier “Boron”. Het is een foto van een Kia Sportage met kenteken G/66-43. Dat is de auto die ik in augustus 2012 heb weggenomen. Ik heb het slot van die auto geforceerd.
Feit 3
41.
Pagina’s 95 t/m 104
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 september 2012 gesloten en getekend door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [zus van medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Op 23 augustus 2012 omstreeks 04:00 uur was ik in mijn woning aan de [adres] te Curaçao toen ik het geluid van brekend glas hoorde. Ik zag dat het glas van de voordeur vernield was en ik zag [verdachte], bijgenaamd [verdachte], in mijn richting komen lopen. Hij had een groot vuurwapen bij zich. Ik ging naar mijn slaapkamer en deed de deur op slot. [verdachte] vernielde mijn slaapkamerdeur, kwam mijn kamer binnen en trok mij met kracht naar buiten de woning. Toen ik begon te schreeuwen sloeg hij mij met zijn vuist ter hoogte van mijn linkeroog en zei dat ik stil moest blijven. Hij nam me mee naar een auto en ik moest op de achterbank zitten. [verdachte] had gedreigd dat hij op mij zou schieten als ik weg zou lopen. Hij reed met de auto weg. Hij sloeg me nogmaals met zijn vuist ter hoogte van mijn linkeroog. Na enige tijd gereden te hebben reed hij een mondi in en stopte de auto. Ik moest uitstappen en voor hem lopen. Op een gegeven moment gingen we onder een boom zitten. [verdachte] haalde een klein nikkelkleurig vuurwapen uit zijn tas. Een keer heeft hij het vuurwapen op mij gericht. Hij zette de loop van dat vuurwapen tegen mijn linkerwang. Na enige tijd ging hij weg.
42.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 mei 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U houdt mij de verklaring voor van [zus van medeverdachte] van 7 september 2012. Deze verklaring klopt. Ik heb haar ontvoerd. Ik blijf bij mijn verklaring die ik hierover heb afgelegd bij de politie, inhoudende dat ik bij de ontvoering een vuurwapen heb gebruikt. Dat was een HK. Ik had ook een revolver bij me. Ik heb de voordeur van haar woning met een blok vernield en ben het huis binnengedrongen. Ik heb haar aan haar been onder haar bed vandaan getrokken en haar meegenomen. Buiten de woning heb ik haar twee klappen met mijn hand tegen haar gezicht toegediend en ik zei tegen haar om te lopen. Onderweg heb ik haar met mijn vuist een klap tegen haar linkeroog gegeven. Ik heb haar meegenomen in een auto. Ik had de deuren van de auto op “child lock” gezet zodat ze niet kon vluchten. Ik ben over een aantal wegen gereden. Op een gegeven moment heb ik de auto in het bos geparkeerd. Ik heb [zus van medeverdachte] uit de auto getrokken en haar gezegd dat zij voorop moest lopen. We hebben heel ver door het bos gelopen, we hebben een berg beklommen en zijn uiteindelijk ergens bij een woning onder een boom gaan zitten.
Feit 4
43.
Pagina’s 46 t/m 49
Een proces-verbaal van huiszoeking in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 september 2012 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 6 september 2012 werd in de woning waar [verdachte] verbleef, de[adres] te Curaçao een huiszoeking verricht. Tijdens de zoeking werd in een kast in een slaapkamer een automatisch vuurwapen aangetroffen.
44.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 mei 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het vuurwapen dat op 6 september 2012 in een kast in de woning aan de [adres] is aangetroffen heb ik daar neergelegd. Ik had het vuurwapen gekregen van [J].
45.
Pagina’s 62 t/m 65
Een proces-verbaal nr. 191/2012 in de wettelijke vorm opgemaakt en getekend op 5 oktober 2012 door [ ], brigadier en technisch rechercheur bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant
,zakelijk weergegeven:
Ik heb onderzoek gedaan naar het op 6 september 2012 bij een huiszoeking te [adres] aangetroffen vuurwapen. Het betreft een pistoolmitrailleur van het merk Madsen, kaliber 9 mm. Ik heb met dit vuurwapen zonder problemen twee patronen semi-automatisch en twee patronen automatisch afgevuurd. Het pistoolmitrailleur is deugdelijk en is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Feit 5
46.
Pagina’s 217 t/m 220
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 november 2012 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [zus van medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Op 31 oktober 2012 heeft [verdachte], bijgenaamd [verdachte], mij op mijn mobiele telefoon gebeld en tegen mij gezegd: “No keda hode ku mi famia nan, paso ora ku mi Sali, mi ta mustra bo mi kaliber” (vrije vertaling verbalisant: Blijf niet met mijn familie ouwehoeren, want wanneer ik uit de gevangenis kom zal ik jou mijn kaliber aanwijzen”).
47.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 mei 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik [zus van medeverdachte] op haar mobiele telefoon heb opgebeld vanuit de gevangenis en dat ik haar gezegd heb: “Kiko mi a bisa bo. No keda hode ku mi famia nan, paso ora ku mi Sali, mi ta mustra bo mi kaliber”.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 500.00586/11
Feit 1 impliciet subsidiair:
Medeplegen van doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 jo artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Feit 2 meer subsidiair:
Medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 366 jo artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Feit 3:
Medeplegen van overtreding van het bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930 gestelde verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die verordening juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Feit 6:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 298 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Feit 7
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 366 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Parketnummer 500.01066/12
Feit 1
Opzettelijk zich, na op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van zijn vrijheid te zijn beroofd, daaraan onttrekken,
strafbaar gesteld bij artikel 2:145 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden,
strafbaar gesteld bij artikel 2:249 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4:
Overtreding van het bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930 gestelde verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die verordening juncto artikel 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 2:255 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Motivering oplegging van straf en maatregel
Gelet op de bedreiging met levenslange gevangenisstraf in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (oud) moet artikel 2:259 van het (huidige) Wetboek van Strafrecht worden beschouwd als de voor de verdachte gunstigste bepaling, nu daarin als strafmaat is bepaald een gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaar of een geldboete van de vijfde categorie. Om die reden zal het Hof voor de bepaling van de straf artikel 2:259 van het (huidige) Wetboek van Strafrecht toepassen.
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft [slachtoffer] op de openbare weg op een zeer gewelddadige wijze om het leven gebracht. Doodslag is een van de zwaarste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat het bescherming beoogt te bieden tegen de aantasting van het hoogste goed dat de mens heeft, te weten het leven. De verdachte heeft hiermee de nabestaanden, met name de ouders van het slachtoffer, onmetelijk en onherstelbaar leed toegebracht. Daarnaast wekken dergelijke misdrijven hevige gevoelens van angst, onveiligheid en onrust op in de samenleving. Hierop kan in beginsel slechts worden gereageerd met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
De verdachte heeft voorts [zus van medeverdachte] gedurende langere tijd van haar vrijheid beroofd. Hij heeft haar voor de ogen van haar vijfjarige dochter uit huis gesleurd en meegenomen in een auto en haar vervolgens gedwongen urenlang op blote voeten in onherbergzaam gebied te lopen. Ook heeft hij haar mishandeld en bedreigd.
Hiernaast heeft de verdachte een beveiligingsmedewerkster bedreigd, vuurwapens voorhanden gehad, een auto gestolen en goederen vernield. De verdachte heeft daarmee geen enkel respect getoond voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn medemens en hun eigendommen. Een groot deel van de gepleegde feiten heeft de verdachte bovendien gepleegd terwijl hij voortvluchtig was.
Het Hof houdt voorts rekening met het psychiatrisch rapport dat is opgemaakt over de verdachte door psychiater G. Matroos. Het Hof neemt de bevindingen en conclusies uit voormeld rapport over en maakt deze tot de zijne.
De verdachte heeft tijdens de behandeling in eerste aanleg gesteld dat hij bij aanvang van de voorlopige hechtenis drie maanden heeft vastgezeten in een politiecel. Deze stelling is door de procureur-generaal in hoger beroep niet betwist, zodat het Hof van de juistheid van deze stelling uitgaat. Gelet hierop zal het Hof de duur van de overwogen gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig (21) jaren verminderen met drie (3) maanden.
Het in beslag genomen en niet teruggegeven vuurwapen dient te worden onttrokken aan het verkeer, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bij parketnummer 500.01066 onder feit 4 bewezenverklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Aanvulling toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 2 april 2013, onder vervanging van de bewijsconstructie, de kwalificatie van het bewezenverklaarde en de motivering van de op te leggen straf en maatregel en onder aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften, zoals hiervoor is vermeld.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, E.M. van der Bunt en S. Verheijen, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 18 juni 2013.