ECLI:NL:OGHACMB:2012:BZ1169

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 173/2012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot moord en mishandeling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf wegens poging tot moord. Het Hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van voorbedachte rade, en dat de verdachte het slachtoffer in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling met een moker en een steen had geslagen. Hierdoor is de straf verlaagd naar vijf jaar gevangenisstraf.

De zaak begon met een incident op 13 april 2012, waarbij de verdachte zijn ex-vriendin, [SO 1], aanviel. Tijdens het geweld kwam ook de zus van het slachtoffer, [SO 2], tussenbeide en werd zij door de verdachte gebeten. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. Het Hof heeft de getuigenverklaringen en het bewijs in de zaak zorgvuldig gewogen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet de intentie had om het slachtoffer te doden, maar dat hij wel opzettelijk geweld heeft gebruikt. De ernst van de verwondingen en de impact op de slachtoffers zijn meegewogen in de beslissing. Het Hof heeft de strafmaat aangepast en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is het resultaat van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 29 augustus 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum]1982 te Venezuela,
wonende in Venezuela,
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.

Procesgang en onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 24 juli 2012 en 14 augustus 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 6 december 2012 op Bonaire.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. S.B.P. Lukowski, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman,
mr. D.G. Illis, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van feit 3 vrijgesproken en ter zake van feit 1 en feit 2 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.

Omvang hoger beroep

Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betreft de beslissing ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is voor zover in hoger beroep aan de orde ten laste gelegd:..

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan beoordeling in hoger beroep onderworpen kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.

Vrijspraak

Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Ter toelichting daarvan dient het volgende.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de overige inhoud van het dossier, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte uit boosheid heeft gehandeld, kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van voorbedachte raad, om welke reden verdachte van de tenlastegelegde poging tot moord dient te worden vrijgesproken. Het Hof is van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat de verdachte het slachtoffer in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling met een moker en een steen tegen het hoofd heeft geslagen.

Bewezenverklaring

Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 subsidiair en feit 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
feit 1 subsidiair:
dat hij op 13 april 2012
op het eiland Bonaire,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [SO 1] van het leven te beroven,
opzettelijk gewelddadig meermalen
met een moker en een steen die [SO 1] tegen het hoofd heeft geslagen,
zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2:
dat hij
op 13 april 2012
op het eiland Bonaire,
opzettelijk gewelddadig,
[SO 2] heeft mishandeld,
door toen en aldaar opzettelijk gewelddadig,
die [SO 2] te bijten in een arm en een schouder,
waardoor die [SO 2] letsel heeft bekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. Voor zover een geschrift als bewijsmiddel wordt gebezigd gebeurt dat alleen in samenhang met een ander bewijsmiddel.
1. een proces-verbaal van politie d.d. 14 april 2012 in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt door [ ], werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland, inhoudende als de op 14 april 2012 afgelegde verklaring van de getuige [V]:
Ik reed gisteravond naar huis samen met mijn vriendin. Ik hoorde een vrouw huilend om hulp schreeuwen. Ik zag toen op een erf van een woning dat een man een vrouw aan het slaan was. Ik zag dat de vrouw gilde en dat zij probeerde weg te rennen, maar ze viel telkens op de grond, waarna de man haar weer sloeg. Ik kon zien dat de man iets in zijn handen had waarmee hij de vrouw sloeg. Het voorwerp bleek later een moker te zijn. Ik heb de moker hierna zelf in de tuin zien liggen. Ik wilde helpen, maar gezien de manier waarop de man zich gedroeg en de manier waarop hij de vrouw aan het slaan was, was ik bang dat de man mij ook iets kwaads zou aandoen. Ik bleef schreeuwen dat hij moest stoppen, maar de man gaf daar geen gehoor aan en hij bleef de vrouw maar slaan. Ik zag ook dat de man op een gegeven moment een steen pakte en dat hij de vrouw hiermee verschillende malen op haar hoofd sloeg. Later zag ik de steen helemaal onder het bloed en met nog wat stukjes haar erop in de tuin liggen. De man bleef de vrouw slaan en ik zag dat de vrouw op de grond lag.
2. een proces-verbaal van politie d.d. 21 april 2012 in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt door [ ], brigadier en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, inhoudende de verklaring van de getuige [SO 2]:
Ik ben de zus van [SO 1]. Zij werd vorige week vrijdag 13 april 2012 door haar ex-vriend genaamd [verdachte] in elkaar geslagen. Die vrijdag waren mijn zus en ik thuis. [SO 1] stond buiten toen ik zag dat zij door de man [verdachte] werd aangevallen. Ik zag dat [verdachte] iets dat leek op een moker in zijn hand had waarmee hij mijn zus verschillende malen op haar hoofd sloeg. Ik zag ook dat mijn zus op de grond viel waarna [verdachte] haar steeds maar met het voorwerp bleef slaan. Ik trachtte [verdachte] van haar af te trekken. Ik werd door [verdachte] in mijn rechtervoorarm gebeten. Ik heb ook een bijtwond aan mijn linkerschouder. [verdachte] ging als een gekke tekeer en bleef mijn zus steeds maar op haar hoofd slaan.
en als bevinding van de verbalisant:
Ik, [ ], zag dat de getuige op vrijdag 13 april 2012 bij het hospitaal een wond had aan haar rechterarm en linkerschouder.
3. een proces-verbaal van politie d.d. 16 april 2012 in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende de verklaring van de getuige/aangeefster [SO 1]:
Ik ging op bezoek bij mijn zus genaamd [SO 2]. Ik voelde dat ik door iemand van achteren met een hard voorwerp werd geslagen. Door de slag viel ik op de grond. Toen ik op de grond lag werd ik meerdere malen met een hard voorwerp geslagen. Ik ondervond hierdoor veel pijn. Vervolgens voelde ik dat een persoon op me ging zitten die de volgende woorden uitte “Te voy a matar” (vrije vertaling verbalisant: ik ga jou vermoorden). Ik hoorde aan de stem dat het mijn ex-vriend genaamd [verdachte] betrof. Door mijn geschreeuw schoot [SO 2] mij te hulp. Zij trok [verdachte] van mij weg.
4. een schriftelijk stuk, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 16 april 2012, opgesteld te Willemstad, Curaçao, door dr. R.E. Rico, voorzover inhoudende:
Op 14 april 20120 is medische hulp verleend aan [SO 1].
Omschrijving letsel:
- schedel/hersenletsel;
- fractura cranii
- intracerebrale contusie.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiar:
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht BES,
feit 2:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 313 van het Wetboek van Strafrecht BES.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer meerdere malen met kracht met een moker en een steen tegen het hoofd geslagen. Dat het slachtoffer niet om het leven is gekomen is een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is, maar aan het feit dat de zus van het slachtoffer tussenbeide is gekomen. Niettemin heeft het slachtoffer ernstig letsel opgelopen. Voorts leert de ervaring dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. De verdachte heeft ook de zus van het slachtoffer, toen die tussenbeide kwam, verwondingen toegebracht door haar in haar arm en schouder te bijten. Gelet op het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden. Bij de beslissing is in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 31 van het Wetboek van Strafrecht BES.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 29 augustus 2012 voor zover aan beoordeling in hoger beroep onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht als volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (VIJF) JAREN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P.C. van Dam van Isselt, J. de Boer en J.P. de Haan, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Bonaire, uitgesproken op 20 december 2012.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis te ondertekenen.