ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY7712

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 50521/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift van vreemdeling inzake vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om de vraag of een brief van een vreemdeling kan worden aangemerkt als een bezwaarschrift. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de minister van Justitie, waarin zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf werd afgewezen. Het Gerecht in eerste aanleg verklaarde het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk, maar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelt dat de brief van de vreemdeling wel degelijk als bezwaarschrift moet worden beschouwd. De vreemdeling had in zijn brief, gedateerd op 28 maart 2011, aangegeven dat hij ten onrechte was geweigerd de verzochte vergunning te verkrijgen, omdat hij het vergunningbewijs niet binnen de gestelde termijn had afgehaald. Het Hof stelt vast dat de termen 'bezwaar' en 'bezwaarschrift' niet noodzakelijk zijn voor de kwalificatie van de brief als bezwaarschrift. Het hoger beroep van de vreemdeling wordt gegrond verklaard, en de minister wordt opgedragen om binnen vier maanden na de uitspraak alsnog op het bezwaar te beslissen. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg wordt vernietigd, en het Hof doet hetgeen het Gerecht had behoren te doen.

Uitspraak

HLAR 50521/11
Datum uitspraak: 14 december 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], wonend in Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 14 oktober 2011 in zaak nr. Lar 2011/50521 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie
1. Procesverloop
Bij beschikking van 16 maart 2011 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) een verzoek van appellant (hierna: de vreemdeling) om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 14 oktober 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling tegen het uitblijven van een beschikking op het door hem daartegen gemaakte bezwaar ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 28 oktober 2011, hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2012, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. B.W. Scheperboer, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. D.J. Victorina, werkzaam in dienst van het land, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vreemdeling betoogt dat het Gerecht, door het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat hij bij brief van 28 maart 2011 tegen de beschikking van 16 maart 2011 bezwaar heeft gemaakt.
2.1.1. Dat betoog slaagt. In die brief heeft de vreemdeling onder meer te kennen gegeven dat hem bij die beschikking ten onrechte is geweigerd de verzochte vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van de Brooks Tower-regeling te verlenen, omdat hij het vergunningbewijs niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft afgehaald. Hij stelt daarin dat het in het verleden mogelijk was om, ook nog geruime tijd nadat betrokkene ervan in kennis was gesteld dat dat bewijs kan worden opgehaald, een vergunningbewijs op te halen. Voorts heeft hij de minister verzocht om de zaak te reviseren.
Deze brief moest worden aangemerkt als een bezwaarschrift. Dat de termen “bezwaar” en “bezwaarschrift” daarin niet worden gebezigd, maakt dat niet anders. De Lar schrijft niet voor dat een bezwaarschrift deze termen bevat.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het beroep gegrond verklaren en het met een beschikking gelijkgestelde weigeren te beschikken op het gemaakte bezwaar vernietigen. De minister dient alsnog op het gemaakte bezwaar te beschikken.
2.3. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Daarbij wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 14 oktober 2011 in zaak nr. Lar 2011/50521;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak tegen het met een beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door
[de vreemdeling] tegen de beschikking van 16 maart 2011 gemaakte bezwaar gegrond;
IV. vernietigt het met een beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar;
V. draagt de minister van Justitie op binnen vier maanden na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een beschikking op het door [de vreemdeling] gemaakte bezwaar te geven;
VI. veroordeelt de minister van Justitie tot vergoeding aan [de vreemdeling] van bij deze in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Naf. 700,00 (zegge: zevenhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het Land Curaçao aan [de vreemdeling] te worden betaald;
VII. gelast dat het Land Curaçao het door [de vreemdeling] voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf. 450,00 (zegge: vierhonderdvijftig gulden) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en
mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2012
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,