ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY7627
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om Nederlanderschap en toetsing van de naturalisatietoets
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek om Nederlanderschap door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De appellante, wonend in Bonaire, had in 2001 een verzoek ingediend, dat in 2006 door de minister werd afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond in een beschikking van 17 februari 2011. Het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelde dat de minister terecht de naturalisatietoets had toegepast, zoals vastgelegd in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en het Besluit Naturalisatietoets (BNT). Appellante betoogde dat zij in aanmerking kwam voor ontheffing van de toets, maar het Hof oordeelde dat de wetgever een minimaal niveau van kennis van de gemeenschappelijke taal van groot belang heeft geacht voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. Het beroep op discriminatie werd verworpen, omdat de wetgever een objectieve en redelijke rechtvaardiging had voor de eisen die aan naturalisatie worden gesteld.
Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing van de minister werd in stand gelaten, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van taalbeheersing als criterium voor inburgering en naturalisatie, en bevestigt dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft in het stellen van eisen voor het verkrijgen van het Nederlanderschap.