ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY4615

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 146/2012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in hoger beroep inzake poging tot invoeren van cocaïne

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 22 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte was beschuldigd van een poging tot het invoeren van ongeveer 90 kilo cocaïne, welke drugs door de kustwacht werd onderschept. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie (OM) niet ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat de processen-verbaal van de verbalisanten op essentiële punten zouden afwijken van hun eerdere verklaringen. Het Hof oordeelde echter dat een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het OM slechts in uitzonderlijke gevallen kan plaatsvinden. Hoewel het Hof een normschending constateerde, was er geen bewijs dat de verdachte hierdoor in zijn belangen was geschaad. Het Hof bevestigde het vonnis van de eerste aanleg, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. De uitspraak volgde na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij het Hof de vordering van de procureur-generaal in overweging nam en de argumenten van de verdediging tegen het licht hield. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, maar het Hof oordeelde dat de eerdere beslissing terecht was genomen en dat er geen gronden waren om het OM niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 november 2012
Zaaknummer: H 146/2012
Parketnummer: 500.00432/12
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 15 augustus 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1974 te Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 26 juli 2012 en 3 augustus 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2012 in Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. M.C. Vaders, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
<u>Tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de bewijsconstructie en met dien verstande dat het Hof een nadere motivering zal geven met betrekking tot de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
<u>Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie</u>
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de processen-verbaal op ambtseed opgemaakt door verbalisanten [A, B en C] na aanhouding van haar cliënt, op essentiële punten afwijken van de verklaringen door hen onder ede afgelegd bij de rechter-commissaris en de daarna door hen op ambtseed opgemaakte aanvullende processen-verbaal. Volgens de raadsvrouw hebben de verbalisanten ambtsedige processen-verbaal opgemaakt die in strijd zijn met de waarheid of in strijd zijn met eerdere opgemaakte processen-verbaal of afgelegde verklaringen. Zij stelt zich op het standpunt dat de discrepanties tussen de verschillenden verklaringen zodanig zijn, dat haar cliënt door het onjuist relateren van de feiten direct in zijn belangen is geschaad.
Het Hof overweegt dienaangaande als volgt.
Niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging komt als in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen dan plaats indien de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
Verbalisant[A] (hierna: [A]) heeft op 4 juni 2012, na te hebben verklaard de waarheid en niets anders dan de waarheid te zullen zeggen, bij de rechter-commissaris verklaard dat hij heeft geholpen de pakketten te tillen toen deze aan boord kwamen en dat het zware pakketten waren die je niet zomaar even kon weggooien. Hij heeft voorts verklaard dat hij, nadat hij de balen had aangenomen, de verdachten bij Klein Curaçao in de boeien had geslagen samen met verbalisanten [B] en [R].
In het door hem op 1 augustus 2012 op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen heeft [A] verklaard dat zijn collega [J] de balen heeft overgegeven aan zijn collega [M], die de balen en een witte zak aan boord van de Jaguar plaatste, dat hij, [A], deze balen en witte zak niet heeft aangeraakt en dat hij verdachte [medeverdachte 1] de boeien om heeft gedaan.
Gezien voormelde verklaringen heeft [A] op enig moment niet, of niet volledig, naar waarheid verklaard. In op ambtseed opgemaakte processen-verbaal en ten overstaan van de rechter afgelegde verklaringen moeten opsporingsambtenaren naar waarheid verklaren. Het Hof is dan ook van oordeel dat er sprake is van een normschending. Nu echter niet gebleken is dat de verdachte door de normschending in zijn belangen is geschaad, volstaat het Hof met de constatering dat er van een normschending sprake is.
Van verdere onregelmatigheden in de andere processen-verbaal is het Hof niet gebleken.
Gelet op het vorenstaande faalt het betoog van de verdediging dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die aan de ontvankelijkheid van het Openbaar ministerie in de weg staan.
<u>Bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Voor zover bij onderstaande bewijsmiddelen wordt verwezen naar paginanummers betreft het de doorgenummerde paginanummers van het proces-verbaal genaamd “Sloke” opgemaakt door [...], inspecteur van politie bij het Korps Politie Curaçao.
1. Pagina's 10 t/m 14
Een proces-verbaal van aanhouding, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 april 2012 gesloten en getekend door [ ], allen buitengewoon agent van politie van het Korps Politie Curaçao en werkzaam bij de Kustwacht der Nederlanden in het Caribisch gebied, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 4 april 2012 omstreeks 03:50 uur bevonden wij ons aan boord van het Kustwacht patrouille vaartuig genaamd “Jaguar”. Via ons radiosysteem kwam een melding binnen van het Kustwacht patrouille vliegtuig genaamd “Coast Guard 82”. De “Coast Guard 82” meldde een vissersvaartuig te hebben waargenomen op de geografische positie 11 graden 44.47N- 068 graden 37.05W. Het vaartuig bevond zich op dat moment buiten de territoriale wateren. Omstreeks 04:30 uur is het contact opnieuw waargenomen door de “Coast Guard 82” en het voer in de richting van Klein Curaçao. Omstreeks 05:10 uur bevonden wij ons ongeveer 1 NM ten westen van Klein Curaçao. Aldaar hebben wij de bijboot van de Jaguar genaamd “Rhib” gelanceerd met aan boord in totaal 4 bemanningsleden om het contact te onderscheppen.
Wij zagen op onze radar dat het contact de westkust van Klein Curaçao naderde. Omdat onze Rhib zich op dat moment aan de westzijde van Klein Curaçao bevond, is besloten het vaartuig te onderscheppen met de “Jaguar”, omdat deze op kortere afstand van het vaartuig was gekomen. Omstreeks 05:25 uur onderschepten wij met de “Jaguar” het onverlichte lokale vissersvaartuig. Wij hadden rechtstreeks zicht op het vaartuig. Onmiddellijk hebben wij het grote zoeklicht van de “Jaguar” geactiveerd en schenen met dit zoeklicht op het vaartuig. Wij zagen een vissersvaartuig, dat later bleek te zijn genaamd “Marysol II” met registratienummer NC-847. Het vaartuig lag op dat moment bijna stil. Direct nadat wij het zoeklicht op het vaartuig hadden gericht zagen wij, verbalisanten [A] en [Z], dat er vanaf het achterdek aan stuurboordzijde 3 keer een wit pakket overboord werd gegooid. Direct hierop zagen wij dat het vaartuig zich naar voren bewoog. Onmiddellijk hebben wij het zwaailicht en de sirene aangezet en hebben wij onze Rhib gedirigeerd bij ons te komen om het vaartuig te intercepteren. Op dat moment naderde de Rhib de achterzijde van de Marysol II. Wij, verbalisanten [B] en [M], op dat moment aan boord van de Rhib, zagen dat aan de stuurboord achterzijde van de Marysol II twee witte pakketten tegen het vaartuig dreven. Toen we de Marysol II aan de achterzijde op ongeveer 2 meter waren genaderd zagen wij dat er twee andere witte pakketten dreven op een afstand van ongeveer vijf meter in een rechte lijn achter de Marysol II. Aan boord van de Marysol II bevonden zich de mannen: [medeverdachte 1], geboren op [datum] 1976, [verdachte], geboren [datum] 1974 en [medeverdachte 1], geboren op [datum] 1976. Wij hebben deze mannen aangehouden. Ik, verbalisant [J], op dat moment belast met het besturen van de Rhib, heb een onderzoek ingesteld in de buurt van de Marysol II en heb drie witte balen en een kleine zwartgekleurde baal uit het water gehaald, aan boord van de Rhib gebracht en vervolgens aan boord van de Jaguar gebracht. Ten tijde van het intercepteren van de Marysol II, bevonden zich geen andere vaartuigen in de directe omgeving van de Marysol II. Op een afstand van tenminste 500 meter lagen er twee vissersvaartuigen geankerd aan een boei. Door de bemanning van het Kustwacht vliegtuig is aangegeven dat deze twee vaartuigen al een groot aantal uren voor anker lagen.
2. Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 juli 2012 gesloten en getekend door D.I. Meyer, inspecteur bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, -zakelijk weergegeven:
Op 4 april 2012 werden door het personeel van de Kustwacht vier balen in de naaste omgeving van het vaartuig Marysol II aangetroffen. Bij nader onderzoek bleek dat deze vier balen in totaal tweeëntachtig (82) pakken bevatten. Elk pak bevatte een hoeveelheid samengeperst wit poeder.
3. Pagina's 30 en 31
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 april 2012 gesloten en getekend door [...], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten, -zakelijk weergegeven:
Bij weging van de tweeëntachtig (82) in beslaggenomen pakken, elk inhoudende een hoeveelheid samengeperst wit poeder die door het personeel van de Kustwacht op zee ter hoogte van Klein Curaçao werden aangetroffen, bleken deze een gezamenlijk bruto gewicht te hebben van 89200 gram. Vervolgens hebben wij vanuit negen (9) pakken een geringe hoeveelheid wit poeder als monster genomen en deze in negen (9) afzonderlijke plastic potjes gedaan voorzien van opschrift nummer 48/2012 code II-B-1 t/m II-B-9. Deze potjes zijn ter beschikking gesteld van dr. C. [...], dienstdoende aan het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. (ADC), alhier.
4. Pagina’s 32 en 33
Een geschrift, te weten een rapport, op ambtseed opgemaakt en ondertekend op 21 juni 2012 door dr. C. [...], toxicoloog bij het ADC, voor zover inhoudende –zakelijk weergegeven:
Uit de verkregen onderzoeksresultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal uit de negen (9) plastic potjes nummer 48/2012 code II-B-1 t/m II-B-9, cocaïne bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.
<b>BESLISSING</b>
Het Hof:
bevestigt, met vervanging van de bewijsconstructie en vervanging van de overwegingen omtrent de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie zoals hiervoor is vermeld, het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 15 augustus 2012.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P.C. van Dam van Isselt, E.M. van der Bunt en J.P. de Haan, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 22 november 2012.