ECLI:NL:OGHACMB:2012:BX8880

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-80/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag tijdens schietincident bij Adventure City

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij een schietincident op 28 december 2011 te Curaçao. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op de vriend van zijn ex-vriendin, waarbij hij het slachtoffer vasthield zodat zijn medeverdachte gericht kon schieten. Het incident vond plaats tijdens een kinderfeestje bij Adventure City, wat de ernst van de situatie vergrootte, gezien de aanwezigheid van jonge kinderen. De verdachte, die als first offender werd beschouwd, kreeg een gevangenisstraf van zes jaar opgelegd, rekening houdend met het feit dat het slachtoffer relatief geen ernstig letsel had opgelopen. Het Hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte geen afstand heeft genomen van de gewelddadige handelingen. De uitspraak volgde op een eerdere veroordeling van de verdachte tot zeven jaren en zes maanden, die in hoger beroep werd herzien. Het Hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een lagere straf op, maar benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de maatschappij.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 september 2012
Zaaknummer: H-80/12
Parketnummer: 500.001487/11
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 4 mei 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1977 in Curaçao,
wonende in Curaçao, [adres],
thans alhier gedetineerd.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 april 2012, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2012 in Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. S.B.P. Lukowski, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. E.B. Wilsoe, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder feit 1 primair, impliciet primair, en feit 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en zes maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
<u>Omvang hoger beroep</u>
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betreft de beslissing ten aanzien van het onder feit 1 en 3 tenlastegelegde.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, ten laste gelegd:…
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
<u>De bewezenverklaring</u>
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair, impliciet subsidiair, en onder feit 3 is ten laste gelegd, met dien verstande:
<b>1</b>
dat hij op 28 december 2011 te Curaçao, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, (welk voornemen van verdachte zich in een begin van uitvoering heeft geopenbaard), opzettelijk met een vuurwapen heeft geschoten op de rug van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] in zijn lichaam werd getroffen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte en zijn mededader, voorgenomen misdrijf niet voltooid.
<b>3</b>
dat hij op 28 december 2011in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen voorhanden heeft gehad,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (<i>cursief</i>). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
<u>De bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring, waarbij ieder bewijsmiddel wordt gebezigd voor het bewijs van het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
<i>In onderstaande bewijsmiddelen wordt verwezen naar paginanummers in het eind proces-verbaal inzake het onderzoek "Aventura; Schietpartij te Adventure City", opgemaakt door het Korps Politie Curaçao.</i>
<b>Pagina 36 e.v. </b>
Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2012, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de aangever [SLACHTOFFER]:
<small>Op 28 december 2011 bevond ik mij te Adventure City. Er ontstond een gevecht tussen “[ ]” (naar het Hof begrijpt: verdachte) en mij. Plotseling hoorde ik een schot. Ik ben aan mijn rug geraakt. De kogel zit nog ergens bij mijn wervelkolom en kan nog niet eruit gehaald worden. </small>
<b>Pagina 70 e.v. </b>
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 januari 2012, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [getuige 1]:
<small>Ik zag dat mijn neef [slachtoffer] hem (naar het Hof begrijpt: verdachte) naar buiten volgde. Daar ik vlak bij de deur stond, hoorde ik die man die samen met de ex van [verdachte] was gekomen iets in de trend zeggen: “ Net abo swa”. [slachtoffer] en de man stapten naar buiten en na enkele woorden begonnen ze te vechten. Plotseling viel er een schot. Vanzelf week ik iets achteruit en keek om me heen. Toen zag ik de man van lichtbruine huidskleur met een vuurwapen in zijn hand (naar het Hof begrijpt: [schutter]). Ik zag dat deze man naar [slachtoffer] toeliep die nog met de andere jongen (naar het Hof begrijpt: verdachte) aan het vechten was. [slachtoffer] was met de rug naar de man toe die geschoten had. De man ging vlak achter [slachtoffer] op een zeer korte afstand staan en loste opzettelijk een gericht schot op de rug van [slachtoffer]. Iedereen die daar stond begon zich uit de voeten te maken. </small>
<b>Pagina 59 e.v. </b>
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 januari 2012, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van getuige [getuige 2]:
<small>Terwijl deze man (naar het Hof begrijpt: verdachte) en mijn neef aan het vechten waren, zag ik dat de man die de man, die met mijn neef aan het vechten was, vergezelde (naar het Hof begrijpt: [schutter]), langzaam naar achteren week, maar op een korte afstand bleef staan. Vervolgens zag ik hoe deze man zijn hemd omhoog deed en een vuurwapen dat opgeborgen was tussen zijn broeksband en lichaam, tevoorschijn haalde. Deze man loste toen zonder enige aanleiding daartoe opzettelijk een gericht schot op mijn neef, althans in zijn richting. Het schot raakte echter een andere jongen die daar vlakbij in de buurt stond. Ik zag dat deze man eerst aarzelde om nog een schot af te vuren. Tegelijkertijd zag ik dat tijdens het vechten, de man die met mijn neef vocht, duidelijk trachtte om mijn neef in een zodanige positie in bedwang te houden dat deze met zijn rug gekeerd naar de schutter kwam te staan. Ik zag toen hoe de schutter enkele stappen dichterbij ging en weer opzettelijk nog twee schoten op mijn neef afvuurde. Mijn neef werd door één van de afgevuurde kogels geraakt. Na deze daad zag ik, dat de man die met mijn neef gevochten had en de schutter, zich toen samen te voet vandaar richting Breezes Hotel verwijderden. </small>
<b>Pagina 79 e.v. </b>
Proces-verbaal van bevinding d.d. 26 januari 2012 voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als bevinding van de verbalisant:
<small><b>Camera 1.</b>
Terug op camera 1, moet gekeken worden naar de tijdlijn van 07.14:00 naar 07:15:15. Daar is te zien hoe [zus verdachte] haar zoon op een afstand plaatst. Hierna het gevecht dat vanuit de linker onderste hoek van de camera te zien is. [verdachte] die [slachtoffer] in een zodanige greep vast hield dat [schutter] bijna een opgelegd schot op [slachtoffer] kon afvuren. Hierna zie je [schutter] met het vuurwapen in zijn hand, [verdachte] die iets van de grond opraapt, volgens zijn verklaring zijn bril die van zijn gezicht was afgevallen en hierna hoe [zus verdachte] en haar zoon,[verdachte] en [schutter] in de auto terug stappen en vandaar wegrijden. </small>
Proces-verbaal van de in het openbaar op 13 april 2012 gehouden terechtzitting van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte]:
<small>Eenmaal buiten heeft [slachtoffer] (naar het Hof begrijpt: [slachtoffer]) mij geslagen. Ik heb hem teruggeslagen. Ik heb met hem gevochten en ik heb hem in een wurggreep genomen. Op die manier kon ik hem vasthouden. </small>
<b>Pagina 121 e.v.</b>
Een proces-verbaal van politie d.d. 17 januari 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van verdachte [verdachte]:
<small>Ik heb het vuurwapen bij “[schutter]” (het Gerecht begrijpt: [schutter]) gezien toen hij dit in één van zijn broekzakken had opgeborgen. Het was een klein model en zwart van kleur.</small>
<b>Pagina 88 e.v.</b>
Een proces-verbaal van inbeslagname d.d. 1 maart 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als bevinding van de verbalisant:
<small>Op 28 december 2011 deed zich een schietincident voor bij Adventure City alwaar twee personen werden verwond. Het slachtoffer [slachtoffer] liep een schotwond op aan zijn rug en het slachtoffer [ander slachtoffer van schutter] aan zijn rechter borstzijde onder zijn sleutelbeen. De projectielen zijn uit het lichaam van beide slachtoffers chirurgisch verwijderd en inbeslaggenomen voor het verder onderzoek.</small>
<b>Pagina 91 e.v.</b>
Een proces-verbaal van politie d.d. 11 maart 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als bevinding van de verbalisanten:
<small>Op woensdag 7 maart 2012 ontvingen wij twee projectielen van het kaliber .22. Deze projectielen zijn tijdens een operatieve ingreep uit het lichaam van de slachtoffers [slachtoffer] en [ander slachtoffer van schutter] verwijderd. </small>
<u>Nadere motivering</u>
Het Hof stelt op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
De verdachte en de medeverdachte [schutter] zijn samen naar Adventure City gekomen. Tijdens het gevecht tussen de verdachte en [slachtoffer] heeft de medeverdachte [schutter] een eerste schot gelost, waarbij [ander slachtoffer van schutter] is geraakt. In plaats van het gevecht met [slachtoffer] na dit schot te staken - hetgeen voor de hand lag indien verdachte niet wist dat de medeverdachte [schutter] een vuurwapen had - heeft de verdachte [slachtoffer] in een wurggreep genomen, zodanig dat [slachtoffer] met de rug naar de medeverdachte [schutter] was gericht. De medeverdachte [schutter] heeft met het vuurwapen, zichtbaar in de hand, een aantal stappen richting [slachtoffer] gezet. Hierdoor kwam de medeverdachte [schutter] op zeer korte afstand te staan ten opzichte van [slachtoffer], zodat de medeverdachte [schutter] met het vuurwapen in de hand zich in het gezichtsveld van de verdachte bevond. De verdachte is [slachtoffer] blijven vasthouden totdat de medeverdachte van dichtbij een schot op de rug van [slachtoffer] heeft afgevuurd. Vervolgens zijn verdachte en de medeverdachte samen weglopen en in de auto gestapt. De verdachte heeft er kortom geen blijk van gegeven op enig moment afstand te nemen van de handelwijze van de medeverdachte.
Het Hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat tussen verdachte en de medeverdachte sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, zowel bij feit 1 als feit 3. Wat betreft feit 1 merkt het Hof op dat in de gedragingen van de verdachte en de medeverdachte het opzet op de dood ligt besloten.
<u>De strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Voor zover de verdachte een beroep heeft gedaan op noodweer, wordt dit beroep, in het licht van het voorgaande verworpen. Ook in het geval dat [slachtoffer] degene was die de eerste vuistslag heeft gegeven aan de verdachte, wist de verdachte zich gesterkt door de aanwezigheid van medeverdachte [schutter]. Bovendien had de verdachte, nadat medeverdachte [schutter] het eerste schot had afgevuurd, de gelegenheid om zich te onttrekken aan de wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer], voor zover daarvan op dat moment sprake zou zijn.
Het bewezenverklaarde levert op:
<u>Feit 1 primair, impliciet primair:</u>
medeplegen poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 junctis artikelen 1:119 en 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
<u>Feit 3:</u>
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening junctis artikelen 1:123 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>De strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De oplegging van straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft bij Adventure City, waar op dat moment een kinderfeestje plaatsvond, samen met medeverdachte zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag op de vriend van zijn ex vriendin. De verdachte heeft voor de ogen van zijn neefje, die van het kinderfeestje werd opgehaald, en andere omstanders, waaronder jonge kinderen, het slachtoffer zodanig vastgehouden dat zijn medeverdachte gericht op de rug van het slachtoffer heeft kunnen schieten. Het slachtoffer is hierdoor in zijn rug geraakt. Dat het slachtoffer hierdoor niet is te komen overlijden is een gelukkig toeval en geen verdienste van de verdachte. Voorts heeft de verdachte samen met zijn medeverdachte het bij deze aanslag gebruikte vuurwapen voorhanden gehad.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Naar de ervaring leert zal het slachtoffer hiervan nog geruime tijd traumatische gevolgen kunnen ondervinden. Door deze feiten worden gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij aangewakkerd. Dit geldt te meer nu de schietpartij heeft plaats gevonden in de aanwezigheid van jonge kinderen. Het Hof acht de oplegging van langdurige gevangenisstraf derhalve aangewezen. Daarbij houdt het Hof in het voordeel van de verdachte er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, alsmede dat bij het slachtoffer relatief gezien geen sprake is van ernstig letsel.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op het reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.
<b>BESLISSING</b>
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 4 mei 2012 en doet opnieuw recht als volgt:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, impliciet primair, en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot <b>een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) JAREN</b>;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P.C. van Dam van Isselt, J. de Boer en
F.J. Lourens, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 september 2012.