.
Datum uitspraak: 13 september 2012
Zaaknummer: H 16/2012
Parketnummer: BES 161/11/B
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire van 25 januari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1963 te Lima, Peru,
wonende te Bonaire, thans gedetineerd in de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN), locatie Bonaire.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 21 september 2011, 15 november 2011 en 11 januari 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 4 mei 2012 en 23 augustus 2012 op Bonaire.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. M. Bijkerk naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof zich daarmee niet verenigt.
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. primair:
dat hij op 5 juni 2011 op het eiland Bonaire opzettelijk en met voorbedachten rade [X] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een pistool kogels afgevuurd op die [X], waardoor die [X] schotwonden heeft bekomen, tengevolge waarvan voornoemde [X] is overleden;
2. primair:
dat hij op 5 juni 2011 op het eiland Bonaire, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [Y] van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een pistool kogels heeft afgevuurd op die [Y], waardoor die [Y] schotwonden heeft bekomen, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
dat hij op 5 juni 2011 op het eiland Bonaire voorhanden heeft gehad
- een pistool zijnde een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet BES, en
- een aantal kogels zijnde munitie in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
1. een schriftelijk stuk, zijnde een verslag d.d. 7 juni 2011 van obductie, opgesteld door J.A. van Raalte, arts en patholoog, inhoudende de volgende bevindingen:
Op 7 juni 2011 heeft ondergetekende autopsie verricht op het lijk van [x], geboren te Peru op [datum] 1976 en wonende te Bonaire,[adres], overleden op 5 juni 2011. [x] is overleden aan de gevolgen van een aantal schotwonden. Hij toonde een vijftal kogelwonden en een verwonding van de vingertop links. De schoten 1, 2 en 3 zijn van dichtbij afgevuurd gezien de zwarte rand om de inschotopening.
2. een proces-verbaal van politie van 22 juni 2011 in de wettelijke vorm en op
ambtseed opgemaakt door de opsporingsambtenaar O.G.A. de Kort, brigadier bij
het Korps Politie Aruba met de volgende bevindingen:
Op woensdag 8 juni 2011 nam ik foto’s van het slachtoffer [y], geboren te
Peru op [datum] 1978. Deze man werd door drie kogels geraakt. Eén in zijn gezicht en twee in het rechterdeel van zijn bovenlichaam. Gezien de schotwonden moesten de schoten van voren van het slachtoffer zijn afgevuurd.
3. een proces-verbaal van politie d.d. 16 juni 2011, in de wettelijke vorm opge¬maakt
door de opsporingsambtenaren [ ] en [ ], brigadier bij het Korps Politie Caribisch Nederland en buitengewoon agent bij dat korps met de volgende bevindingen:
Wij hebben een sporenonderzoek ingesteld in en rondom het perceel [adres]. Aanleiding onderzoek: op 5 juni 2011 werden wij verzocht naar dit adres te gaan in verband me een plaats gehad hebbend schietincident. In de woonkamer stond onder andere een zitbank. Naast de zitbank, in de deuropening van de voordeur, was een grote concentratie bloed zichtbaar. Gezien het sporenbeeld is aannemelijk dat minimaal één van de slachtoffers langere tijd op deze plaats heeft gelegen.
Hulzen:
-aan de buitenzijde van de woning werd een huls (onderdeel munitie) aangetroffen. De huls lag op circa 2.00 meter van de achterdeur van de woning;
-in de gang naar de woonkamer werden door ons drie (3) hulzen aangetroffen;
-voor de zitbank in de woning werd nog eens een huls aangetroffen;
-in de woonkamer ter hoogte van de ingang naar de keuken werd een huls aangetroffen;
-onder de zitbank werden nog eens twee (2) hulzen aangetroffen. Alle hulzen zijn door ons veiliggesteld.
Door het aantreffen van in totaal acht (8) hulzen en twee (2) kogels is vastgesteld dat er minimaal acht (8) keer is geschoten met een vuurwapen, vermoedelijk een pistool.
4. een proces-verbaal van politie van 10 juni 2011 in de wettelijke vorm en op
ambtseed opgemaakt door de opsporingsambtenaar [ ] inhoudende
de tegenover [ ] en [ ], brigadier bij het Korps Politie Caribisch
Nederland respectievelijk hoofdagent werkzaam bij het Recherche
samenwerkingsteam, afgelegde verklaring van de getuige [y]:
Op 5 juni 2011 werden mijn broer [x] en ik door de man bijgenaamd [verdachte] neergeschoten. Op die dag besloten we rond een uur of tien om naar onze woning te gaan om te douchen. Wij liepen met zijn drieën naar mijn woning te [adres]. Wij gingen ons daar gereed maken om de verkiezingen in Peru via de televisie te volgen. [A] ging naar de wc. Deze is niet in de woning maar staat buiten naast de douchecabine. [A] riep mij. Ik liep naar buiten. Het was hier op dit moment dat ik in een oogwenk [verdachte] zag. Ik zag hem op het erf van [B] in de richting van mijn woning kwam. Ik moet ook verklaren dat [verdachte] een in een sluipende houding liep, dus een beetje voorovergebogen. Ik dacht meteen dat hij met minder goede bedoelingen kwam. Ik zag ook dat hij haastig om zich heen keek. Ik rende schreeuwend naar binnen dat [verdachte] er aan kwam. Eenmaal binnen zag ik mijn broer [x] in de woonkamer. Ik zei tegen hem dat [verdachte] er aan kwam en ik deed de voordeur op slot. Ik rende vervolgens via de keuken naar een bergruimte. Ik pakte hier een schroevendraaier en een kapmes. Hierbij hoorde ik twee schoten achter elkaar afgaan met een tussenpauze van een paar seconden. Ik liep vanuit het keukenvertrek naar buiten en zag mijn broer [x] op zijn buik op de grond liggen. Ik zag ook dat [verdachte] op een kleine afstand van ongeveer een meter van [x] staan met een van zijn handen die in de richting van [x] wees. Ik hoorde [x] zeggen “Lla fui” (Ik ben weg) Ik hoorde hierbij nog een schot afgaan. Toen het eerste en tweede schot vielen bevond ik mij in de bergruimte van mijn woning. Ik liep vervolgens via de keuken naar de woonkamer en zag mijn broer op de grond liggen. Het was hierbij dat ik het derde schot hoorde. Ik zag ook dat hij met een van zijn armen in de richting van mijn broer richtte op het moment dat ik het schot hoorde. Ik rende op [verdachte] af. Ik zag dat hij zich omdraaide. Ik hoorde een schot afgaan. Ik hoorde weer een schot afgaan. Hierna stonden wij op een gegeven moment nagenoeg recht voor elkaar. Ik zag dat hij met een van zijn armen in de richting van mijn hoofd richtte en ik hoorde alweer een schot afgaan. Ik voelde pijn aan mijn gezicht en merkte toen dat ik achteruit vloog en viel op de zitbank. Ik moet zeggen dat ik toen met mijn rug naar hem gekeerd lag. Ik hoorde dat hij de trekker van het wapen overhaalde. Ik hoorde namelijk klik klik klik. Dit klonk heel dicht bij.
5. een proces-verbaal van politie d.d. 5 juni 2011, in de wettelijke vorm en op ambtseed opge¬maakt door de opsporingsambtenaren [ ] en [ ], brigadier en hoofdagent bij het Korps Politie Bonaire, inhoudende als de op 5 juni 2011 afgelegde verklaring van verdachte:
Ik word [verdachte] genoemd door vrienden en kennissen.
Vraag: Je bent aangehouden als verdachte van de schietpartij te [adres]. Wat kun je hierover verklaren?
Ik heb het inderdaad gedaan. De mannen hebben mijn broer zwaar in elkaar geslagen.
Ik was vanochtend bij de woning van mijn broer [B]. Ik zag dat zowel buiten als binnen helemaal met bloed was besmeurd. Ik belde hierop [U] en vroeg hem wat er was gebeurde. Hij vertelde mij toen dat hij door [K], de man bijgenaam [ ], [y] en [x] werd geslagen. Ik besloot toen naar mijn huis te gaan om mijn pistool te halen. Ik ben bij [J] geweest en heb een lift naar mijn broer gekregen, om er zeker van te zijn wat er met mijn broer [B] was gebeurd. Mijn broer [ ] vertelde dat [B] helemaal in elkaar werd geslagen en dat zijn beide ogen opgezwollen waren en ook kapwonden aan zijn gezicht en lichaam. Ik werd hierna bij [J] afgezet. Ik zag de mannen die mijn broer hadden mishandeld thuis kwamen. Ik zag dat zij alsmaar om zich heen bleven kijken. Ik liep in de richting van de woning en liep via de achterzijde de woning binnen. Ik haalde mijn pistool uit mijn rechterbroekzak en begon op hen te schieten, ik wilde hen afmaken. Ik heb veel geschoten. De schoten gingen achter elkaar los. Ik moest dit doen. Mijn broer werd in elkaar geslagen en werd ook een tijdje van zijn vrijheid beroofd. Ik moest doen wat ik gedaan heb, ik moest mijn broer verdedigen. Ik moest deze mannen een les geven. Ik moest het doen en ik ben ook daar gegaan en ik heb het gedaan. Ik wilde hen in hun ogen kijken. Ik wilde ook dat hen mij aanvielen en dat ik dan de kans zou krijgen om hen dood te maken. Ik heb het vuurwapen al vier jaar in mijn bezit.
6. De verklaring van de verdachte, op 23 augustus 2012 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Toen ik thuiskwam bij mijn broer zag ik overal bloed, in de kamer, in de keuken, op het terras. Het zat in het hele huis. Ik nam waar dat hij niet aanwezig was. Ik belde mijn neef die daar vlakbij woont. Ik vertelde hem dat mijn broer aangevallen was. Hij vertelde mij wie de personen waren die het hadden gedaan. Maar ik had niet zoveel beltegoed op mijn telefoon, dus de verbinding verbrak op dat moment. Ik wist dat in de ijskast bier aanwezig was en begon achter elkaar te drinken. Ik liep naar het huis van mijn schoonzus om meer informatie te krijgen over mijn broer. Mijn schoonzus vertelde mij alles. [y], [x], [A] en [K] hadden het gedaan. Toen mijn broer semibewusteloos in een plas bloed lag, had [K] hem met een kapmes in zijn borst gestoken. Hij zei tegen mijn broer: “Jij gaat dood vandaag.”. Toen begon tot mij door te dringen wat mijn broer op dat moment had kunnen voelen. Niet alleen hebben ze hem kapot geslagen, ze hadden hem mensonterend behandeld. Ze hebben hem gemarteld. Het was drie uur ’s nachts. Hij had niet eens de kans gehad om hulp te vragen naar de buren. Ik heb gevraagd naar de kamer waar mijn broer lag. Ik ging naar die kamer. Hij draaide zich langzaam naar mij. Het leek niet eens op mijn broer. Zijn hoofd en zijn gezicht waren helemaal opgezwollen. Ik zag geen stukje huid dat er natuurlijk uitzag. Alles was groen en blauw. Zijn pupillen waren rood. Hij had een ontbloot bovenlijf en was bedekt met een laken. Zijn borst zat vol met hematomen van verschillende kleuren. Hij had ook een barst, een scheur in zijn hoofd. Ik zag hem zo en durfde niet eens in de kamer te gaan. Het was afschrikwekkend. Mijn schoonzus zei dat mijn broer [J] ook aangevallen was. Ik ging op zoek naar hem. Hij was aan het werk. Hij had niks. Ik had ook een flesje rum gedronken. Nadat ik op verschillende plaatsen was geweest, had ik besloten naar huis te gaan. Ik ging naar het huis van mijn broer. Ik bleef maar drinken. Ik moet ook nog zeggen dat de politie tot op dat moment niet was aangekomen. Ze antwoordden over de telefoon steeds als mijn schoonzus belde, dat ze er aan kwamen. Ik was in het huis met de deur open. Op een afstand van acht meter van de voordeur, terwijl ze wisten dat ik daar aanwezig was, liepen ze langs, mooi gekleed, zonder enige bloedsporen op hun lichaam. Ze begonnen heel plezierig te praten zonder een gevoel van schuld of respect. Dat had mij kwaad gemaakt. Op dat moment was ik mezelf niet meer. Ik nam het vuurwapen en ik ging lopen in de richting van het huis. Ik ging het huis binnen. Ik heb gevuurd. Ik weet dat ik daar stond en dat [x] ergens in een hoekje stond. Ik herinner me niet dat ik schoten heb gehoord, maar ik zag wel dat hij rare bewegingen maakte [de verdachte maakt bewegingen alsof hij door kogels wordt geraakt; Hof]. [x] had toen zijn gezicht naar mij toe gericht. Ik zag het moment dat Yul op een meubel viel, een soort sofa.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair:
moord,
strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht BES,
2. primair:
poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht BES,
3.
handelen in strijd met artikel 3 van de Vuurwapenwet BES, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenwet BES.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft een beroep op psychische overmacht gedaan. Daartoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Na kennisname van de door zijn broer ondergane bloedige mishandeling ongeveer zes uur eerder op de dag was de verdachte hevig aangedaan. Hij ontdekte dit om ongeveer 8:00 uur ‘s morgens toen hij bij zijn broers huis aankwam. De vriendin van zijn broer vertelde hem nog enkele gruwelijke details, onder andere dat zijn broer bijna dood was gemaakt met een kapmes. Hij heeft zijn broer toen ook even gezien. Teruggekeerd naar het huis van zijn broer om omstreeks 10:00 uur, voelde de verdachte een enorme psychische dwang om iets te doen, hetgeen ongeveer een uur later ook is gebeurd. De druppel was dat de verdachte de mishandelaars vrolijk lachend hoorde thuiskomen. De drang werd verstrekt doordat dit niet de eerste keer was dat [X] and [Y] en de groep waartoe zij behoorden zich schuldig hadden gemaakt aan mishandeling; het was het sluitstuk van een serie zenuwslopende vernederingen, bedreigingen en mishandelingen door groepsgewijs handelende personen, die als zeer agressief kunnen worden aangemerkt. Daar komt bij dat de politie in het verleden daartegen niet of nauwelijks optrad, zoals aanvankelijk ook het geval was bij de mishandeling van de verdachtes broer, aldus de verdediging.
Het Hof overweegt dienaangaande als volgt.
Een beroep op psychische overmacht komt toe aan degene die handelt op grond van een van buiten komende drang, waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon bieden en ook niet behoefde te bieden. Dit betekent dat het in zijn algemeenheid gaat om situaties waarin weliswaar bewust is gehandeld, maar dit handelen aan degene die de gedragingen heeft verricht niet kan worden tegengeworpen, omdat van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij in die situatie anders zou handelen dan hij heeft gedaan.
Naar het oordeel van het Hof kon van de verdachte in de door de verdediging beschreven situatie redelijkerwijs worden verlangd dat hij anders zou hebben gehandeld dan hij heeft gedaan. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verdachte heeft besloten thuis zijn vuurwapen te halen voordat hij zijn broer had gezien en gehoord had over de bedreiging met het kapmes. Voorts is er ook daarna enige tijd overheen gegaan tot het moment dat de verdachte naar het huis van een van de slachtoffers is gegaan waar hij de slachtoffers heeft neergeschoten. De verdachte heeft in de tussentijd bier en rum tot zich genomen. Mede gelet op zijn persoonlijkheid, waarbij het Hof verwijst naar het psychologisch rapport waarin geconcludeerd wordt dat de verdachte gezien zijn (bovengemiddelde) intelligentieniveau had kunnen weten dat alcohol, drugs en een vuurwapen in een conflictsituatie niet goed te combineren zijn, had de verdachte in de tussentijd ervoor kunnen en behoren te zorgen dat hij het conflict niet zo zou doen escaleren als hij heeft gedaan.
Het beroep op psychische overmacht wordt daarom verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheffen of uitsluiten, is de verdachte strafbaar.
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, poging tot moord en illegaal vuurwapenbezit. Op de bewuste ochtend is de verdachte, nadat hij zich had bewapend met een vuurwapen, naar de woning van een van de slachtoffers gegaan en heeft beide slachtoffers met meerdere kogels neergeschoten, waardoor een van hen is overleden. De slachtoffers hadden de verdachte kwaad gemaakt door hem, nadat zij zijn broer de nacht ervoor zeer zwaar hadden afgetuigd, lachend voorbij te lopen. Hij wilde hen afmaken en daarbij recht in de ogen kijken.
Moord behoort tot de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht, bedreigd met een levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren. Het benemen van eens anders leven is een onomkeerbaar misdrijf. Het slachtoffer is doodgeschoten op 35-jarige leeftijd en had aldus nog een heel leven voor zich. Dat heeft de verdachte hem ontnomen. De verdachte heeft bovendien bij de nabestaanden van het slachtoffer waaronder bij de broer van het slachtoffer, het slachtoffer dat de schietpartij heeft overleefd, groot verdriet veroorzaakt. Hiernaast heeft een misdrijf als het onderhavige een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt het bij de burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Voorts heeft de verdachte een zeer ernstige poging tot moord gepleegd. Het slachtoffer dat de schietpartij heeft overleefd heeft zware verwondingen opgelopen. Dat hij niet is overleden, is niet te danken aan de verdachte – hij heeft zijn vuurwapen op dit slachtoffer leeggeschoten en hem voor dood achtergelaten – maar aan de uitgebreide medische behandelingen die het slachtoffer heeft moeten ondergaan. Dit slachtoffer is aldus groot leed aangedaan. Zijn recht op lichamelijke integriteit is op grove wijze geschonden. Bovendien valt te verwachten dat hij nog lange tijd nadelige psychische gevolgen hiervan zal ondervinden.
Ook het illegaal vuurwapenbezit van de verdachte is een ernstig feit. Dit draagt bij aan de onveiligheid van de samenleving, ook omdat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot vuurwapengebruik, zoals in het onderhavige geval. Het vuurwapen dat de verdachte heeft gebruikt, had hij al vier jaren in zijn bezit.
Enigszins strafverminderend werkt het gedrag van de slachtoffers, die de nacht ervoor de broer van het slachtoffer zeer zwaar hadden afgetuigd.
Uit het psychologisch rapport en het psychiatrisch rapport komt naar voren dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Voor wat betreft de kans op recidive concluderen de psycholoog en de psychiater dat deze gering is mits de verdachte bereid is af te zien van het gebruik van alcohol of cocaïne en, zo voegt de psychiater daaraan toe, van vuurwapenbezit.
Ten voordele van de verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Op grond van het voorgaande acht het Hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Door een lichtere of andere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en ernst van het bewezenverklaarde worden miskend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht BES.
vernietigt het vonnis van het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire van 25 januari 2012 en doet opnieuw recht;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, S. Verheijen en J.P.C. van Dam van Isselt, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 13 september 2012.