HLAR 49680/11
Datum uitspraak: 28 mei 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 27 september 2011 in zaak nr. Lar 2011/49680 op het door appellant tegen diens uitspraak van 22 oktober 2010 in zaak nr. Lar 2010/167 in het geding tussen:
1. de inspectie voor de volksgezondheid;
2. de inspecteur voor de gezondheidszorg;
3. de inspecteur-generaal voor de volksgezondheid,
Bij brief van 3 maart 2010 heeft de inspecteur voor de gezondheidszorg (hierna: de inspecteur) [naam] geïnformeerd over het naar aanleiding van haar klacht van 3 maart 2008 tegen de arts [appellant] door de inspectie gedane onderzoek.
Daartegen heeft [appellant] bij brief van 15 april 2010 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 18 mei 2010 heeft de inspecteur generaal voor de volksgezondheid (hierna: de inspecteur-generaal) [appellant] daarop medegedeeld dat de brief van 3 maart 2010 geen beschikking inhoudt en daartegen daarom geen bezwaar kan worden gemaakt.
Bij uitspraak van 22 oktober 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep zonder behandeling van de zaak ter zitting kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 september 2011 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen gedane verzet ongegrond verklaard.
Tegen die uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij het Hof ingekomen op 8 november 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 februari 2012.
De inspectie voor de volksgezondheid, de inspecteur en de inspecteur generaal hebben gezamenlijk een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2012, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door mr. A.C. Small, advocaat, en de inspectie voor de volksgezondheid, de inspecteur en de inspecteur generaal, allen vertegenwoordigd door mr. O.A. Martina, advocaat, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) wordt onder een beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke personen en rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen bij het Gerecht beroep instellen.
Ingevolge artikel 55 kunnen de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven indienen en kunnen zij het beroep pas instellen, nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beschikt.
2.2. [appellant] betoogt dat het Gerecht, door het door hem tegen de uitspraak van 22 oktober 2010 gedane verzet ongegrond te verklaren, heeft miskend dat de brief van 3 maart 2010, anders dan de inspecteur-generaal heeft medegedeeld, een beschikking inhoudt.
2.3. In verzet is uitsluitend aan de orde of het Gerecht het beroep ten onrechte zonder behandeling ervan ter zitting kennelijk niet ontvankelijk heeft verklaard.
2.4. De brief van 3 maart 2010 aan [naam] behelst schriftelijke mededelingen over de bevindingen van de inspectie naar aanleiding van de klacht van [naam]. De inspecteur generaal heeft zich in de brief van 18 mei 2010 terecht op het standpunt gesteld dat die brief daarmee niet op het in het leven roepen van enig rechtsgevolg is gericht en daarom niet vatbaar is voor bezwaar. Ingevolge voormeld artikel 55 van de Lar was de inspecteur generaal echter wel gehouden op het gemaakte bezwaar te beschikken. Diens brief van 18 mei 2011 moet onder deze omstandigheden geacht worden een beschikking te behelzen, waarbij het door [appellant] tegen de brief van 3 maart 2010 gemaakte bezwaar niet ontvankelijk is verklaard. Daartegen stond beroep open. Van andere redenen om het niet ontvankelijk te verklaren is voorts niet gebleken.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door appellant gedane verzet gegrond verklaren.
2.6. Nu de brief van 3 maart 2010 geen beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar inhoudt, heeft de inspecteur generaal het daartegen gemaakte bezwaar terecht niet ontvankelijk verklaard. Daarom ziet het Hof, doende wat het Gerecht had behoren te doen, aanleiding het door [appellant] bij het Gerecht ingestelde beroep ongegrond te verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht van 27 september 2011 in zaak nr. Lar 2011/49680
III. verklaart het verzet gegrond;
IV. verklaart het bij het Gerecht in zaak nr. Lar 2010/167 ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2012
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,