ECLI:NL:OGHACMB:2012:BX4950

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 49182/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Justitie tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De vreemdeling had op 28 december 2010 verzocht om een vergunning tot tijdelijk verblijf. Het Gerecht had op 8 september 2011 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, omdat de minister niet binnen de redelijke termijn van vier maanden had beschikt op het verzoek. De minister stelde echter dat hij op 1 april 2011 al had beschikt en dat deze beschikking aan de vreemdeling was verzonden. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba oordeelde dat de minister inderdaad binnen de redelijke termijn had beschikt. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige beslissingen door bestuursorganen en de toepassing van de Landsverordening administratieve rechtspraak.

Uitspraak

HLAR 49182/11
Datum uitspraak: 28 mei 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 8 september 2011 in zaak nr. Lar 2011/49182 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
appellant
1. Procesverloop
Op 28 december 2010 heeft [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) appellant (hierna: de minister) verzocht hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen.
Bij uitspraak van 8 september 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling tegen het uitblijven van een beschikking op dat verzoek ingestelde beroep gegrond verklaard, de daarmee gelijkgestelde beschikking vernietigd en bepaald dat de minister alsnog op het verzoek beschikt.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij faxbericht, bij het Gerecht ingekomen op 20 oktober 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 februari 2012.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2012, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. O.G. Plate, werkzaam in dienst van het land, en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.W. Scheperboer, advocaat, en mr. G.C.A. Scheperboer-Parris zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge het tweede lid wordt een weigering om een beschikking te geven met een beschikking gelijkgesteld.
Wanneer de voor het geven van een beschikking gestelde termijn is verstreken, zonder dat een beschikking is gegeven of - bij het ontbreken van zulk een termijn - wanneer niet binnen een redelijke tijd een beschikking is gegeven, geldt dat ingevolge het derde lid als het weigeren van het geven van een beschikking.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, wordt het beroepschrift ingediend binnen zes weken na de dag, waarop de beschikking is gegeven of geldt als geweigerd.
Ingevolge het tweede lid geldt als de dag, waarop de beschikking is gegeven, de dag waarop deze is verzonden of uitgereikt.
Volgens de door de minister van Justitie aan de gezaghebbers gegeven herziene instructie inzake de toepassing van de Landsverordening toelating en uitzetting en het Toelatingsbesluit van juni 2006 (hierna: de Instructie) dient op in behandeling genomen aanvragen binnen maximaal vier maanden na de inbehandelingneming ervan te worden beslist.
2.2. Het Gerecht heeft het door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, omdat de minister niet binnen vier maanden op het door de vreemdeling gedane verzoek heeft beschikt.
2.3. De minister betoogt dat het Gerecht aldus heeft miskend dat hij bij beschikking van 1 april 2011 op het verzoek heeft beschikt en deze beschikking voorts aan de vreemdeling is verzonden.
2.3.1. Dat betoog slaagt. Vier maanden is een redelijke tijd, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Lar. Nu de minister binnen die termijn op 1 april 2011 een beschikking op het verzoek van de vreemdeling heeft gegeven, was er ten tijde van het instellen van het beroep op 27 mei 2011 geen met een beschikking gelijkgesteld uitblijven van een beschikking.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen zal het Hof het door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 8 september 2011 in zaak nr. 2011/49182;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak door [de vreemdeling] ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2012
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,