ECLI:NL:OGHACMB:2012:BX4943

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
GHIS 2011/49640 - H-191/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake havengelden en belastingvorderingen tussen SLAC en Courtwell

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Simpson Bay Lagoon Authority Corporation N.V. (SLAC) tegen een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten (GEA) in een geschil met Courtwell Management N.V. (Courtwell) over havengelden, zegelbelasting en omzetbelasting. Het GEA had in een eerder vonnis de vorderingen van Courtwell in conventie toegewezen en de vorderingen van SLAC in reconventie afgewezen. SLAC heeft in hoger beroep zeven grieven ingediend en verzoekt het Hof om het vonnis van het GEA te vernietigen en haar vorderingen in reconventie toe te wijzen.

Het Hof heeft in zijn voorlopige oordeel aangegeven dat het havengeld en de vergoeding voor het verstrekken van een verklaring tot vertrek geïnd dienen te worden bij beschikking. Het Hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over dit voorlopige oordeel en om nadere informatie te verstrekken over de bevoegdheidsverdeling tussen SLAC en de Inspecteur der Belastingen. Het Hof heeft ook verzocht om specificaties van de vorderingen van Courtwell die betrekking hebben op de zegelbelasting en de omzetbelasting.

De zaak is aangehouden in afwachting van de aktes van beide partijen, waarin zij hun standpunten over het voorlopige oordeel van het Hof kunnen kenbaar maken. Het vonnis is uitgesproken op 27 januari 2012 door de rechters J. de Boer, P.E. de Kort en H.J. van Kooten.

Uitspraak

Registratienummer: GHIS 2011/49640 - H-191/11
Uitspraak: 27 januari 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
SIMPSON BAY LAGOON AUTHORITY CORPORATION N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, thans appellante,
gemachtigden: mrs. E.R. de Vries en M. Le Poole,
tegen
de naamloze vennootschap
COURTWELL MANAGEMENT N.V. h.o.d.n. AQUAMANIA,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R. Zwanikken.
Partijen worden hierna aangeduid als “SLAC” en “Courtwell”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 19 oktober 2010 behorend bij A.R. 2009/136.
1.2 SLAC is in hoger beroep gekomen van dit vonnis door op 30 november 2010 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijke memorie van grieven heeft zij zeven grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof dit vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Courtwell in conventie zal afwijzen en die van SLAC in reconventie zal toewijzen, met veroordeling van Courtwell in de kosten van deze procedure in beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft Courtwell het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het hoger beroep ongegrond zal verklaren en het vonnis waarvan beroep gewezen tussen Courtwell als eiseres en SLAC als gedaagde, voor zover nodig met verbetering van gronden, zal bevestigen met afwijzing van de vorderingen van SLAC in reconventie, met veroordeling van SLAC in de proceskosten van beide instanties.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben partijen pleitnota’s overgelegd.
1.5 Vonnis is nader bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid
Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat SLAC daarin kan worden ontvangen.
3. De grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1 De grieven zijn niet gericht tegen de feitelijke vaststellingen van het GEA in het vonnis waarvan beroep onder 2. Het Hof heeft daarbij bovendien ambtshalve geen bedenkingen. Ook in hoger beroep zal daarom van deze feitelijke vaststellingen worden uitgegaan.
4.2 Het GEA heeft bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van Courtwell in conventie in zoverre toegewezen dat het:
- voor recht heeft verklaard dat SLAC onrechtmatig handelt om onder de vigerende Eilandsverordening havengelden SINT MAARTEN en/of op grond van een fiscale publiekrechtelijke regeling aan Courtwell voor de schepen Santino NM 373, Edge NM 857, Edge II NM 973, Lambada NM 714, en de Tango NM 867 “havengeld(-en)” en/of “een vergoeding voor het verstrekken van een verklaring tot vertrek” en/of “custom clearance fee”, of onder welke naam dan ook, bedragen in rekening te brengen;
- SLAC heeft veroordeeld om als hoofdsom aan Courtwell te voldoen het bedrag van US $ 83.107,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- SLAC heeft veroordeeld aan Courtwell te voldoen het bedrag van US $ 12.466,06 ten titel van buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van SLAC in de proceskosten.
4.3 Voorts heeft het GEA bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in reconventie SLAC de vorderingen ontzegd, met veroordeling van SLAC in de proceskosten. In reconventie heeft SLAC gevorderd dat Courtwell bij vonnis wordt veroordeeld:
- te betalen
a. het havengeld en de vergoeding voor de verklaring tot vertrek, zo vaak als deze gelden verschuldigd zijn geworden en zullen worden, te rekenen vanaf 18 januari 2009 tot de datum waarop het havengeld, respectievelijk de vergoeding voor de verklaring tot vertrek, niet langer verschuldigd zal zijn door Courtwell;
b. de zegelbelasting voor vertrekpassen, zo vaak als deze belasting verschuldigd is geworden, te rekenen vanaf 18 januari 2009 tot 1 april 2009;
c. de BDO over het totaal uit hoofde van de vorderingen sub a. en b. verschuldigde, te rekenen vanaf 18 januari 2009 tot 1 april 2009; en,
- het op 30 juni 2009 ten laste van SLAC gelegde conservatoire beslag op te heffen,
met veroordeling van Courtwell in de kosten van deze procedure.
4.4 Tegen de onder rov. 4.2 en rov. 4.3 weergegeven beslissingen is het hoger beroep gericht.
4.5 In geschil is tussen partijen de verschuldigdheid van Courtwell aan SLAC van de volgende gelden:
1. havengeld in de zin van artikel 3 lid 1 van de Verordening havengelden SINT MAARTEN (A.B. 1984, nr. 5);
2. een vergoeding voor het verstrekken van een verklaring tot vertrek in de zin van artikel 3 lid 3 van de Verordening havengelden SINT MAARTEN;
3. zegelbelasting voor een vertrekpas in de zin van artikel 57 lid 1 onder 3 van de Zegelverordening 1908 in verbinding met artikel 169 van de Algemene verordening I.U.D. 1908, genoemd ‘customs clearance fee’; en,
4. 3% omzetbelasting over bovengenoemde gelden, genoemd BBO of TOT.
4.6 Naar het voorlopig oordeel van het Hof worden het havengeld en de vergoeding voor het verstrekken van een verklaring tot vertrek geïnd bij beschikking, zodat ten aanzien daarvan de Lar-rechter bevoegd is.
Daartoe wordt het volgende in aanmerking genomen.
Ingevolge artikel 2 lid 1 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) wordt onder bestuursorgaan verstaan een persoon of college met enig openbaar gezag bekleed. Weliswaar is SLAC een naamloze vennootschap, maar aan haar is bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 22 april 2003 de bevoegdheid toegekend tot het innen van onder meer havengelden en de taken en bevoegdheden van de havenbeheerder ten aanzien van deze gelden. Aldus heeft zij een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten en is zij een bestuursorgaan in de zin van artikel 2 lid 1 van de Lar.
Ingevolge artikel 14 lid 2 van de Verordening havengelden SINT MAARTEN, voor zover thans van belang, worden de verschuldigde gelden of tarieven geheven door middel van uitreiking van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.
Weliswaar vloeit de plicht het havengeld en de vergoeding voor het verstrekken van een verklaring tot vertrek te voldoen uit de Verordening havengelden SINT MAARTEN voort, maar de hoogte ervan is daarin afhankelijk gesteld van de lengte en het tonnage van het schip. Onder deze omstandigheden is het in het leven roepen van de verplichting om een bepaald bedrag aan havengelden en ten behoeve van een verklaring tot vertrek te voldoen, een concretiserende beschikking.
De kwitantie dient te worden aangemerkt als de schriftelijke vastlegging van een zodanige beschikking. Dat dit achteraf gebeurt, maakt niet dat niet aan de eis van schriftelijkheid is voldaan.
4.7 Het Hof zal partijen in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over dit voorlopige oordeel van het Hof en hun standpunten kenbaar te maken over de gevolgen van dat oordeel voor hun respectieve vorderingen in deze procedure, als hierna vermeld.
4.8 Voorts staat ingevolge artikel 87a van de Zegelverordening 1908 tegen een beschikking genomen krachtens deze landsverordening voor de belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij de Raad van Beroep voor belastingzaken. Bij hun aktes kunnen partijen zich tevens uitlaten over de vraag of de zegelbelasting bij beschikking wordt geïnd.
4.9 Ook wenst het Hof bij deze aktes nader te worden geïnformeerd over de eventuele bevoegdheidsverdeling tussen SLAC en de Inspecteur der Belastingen voor zover relevant voor de verschuldigdheid van de zegelbelasting en de omzetbelasting.
4.10 Tot slot verzoekt het Hof Courtwell in haar akte een specificatie geven van haar vordering die de zegelbelasting betreft en van haar vordering die de omzetbelasting betreft.
4.11 In afwachting van de aktes zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
BESLISSING
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rolzitting van het Hof in Sint Maarten van 2 maart 2012 voor akte als bedoeld onder rov. 4.7, rov. 4.8, rov. 4.9 en rov. 4.10 zijdens beide partijen;
bepaalt dat partijen vervolgens ieder een antwoordakte zullen kunnen nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, P.E. de Kort en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 27 januari 2012.