ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW8357

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 47260/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid na bedrijfsongeval

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant, die als gevolg van een bedrijfsongeval op 10 juni 2005 een aanvraag indiende bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB had op 7 juli 2009 vastgesteld dat de appellant 36% arbeidsongeschikt was en had hem een ongevallengeld van Naf. 18,04 per dag toegekend. De appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de zaak behandeld en op basis van deskundigenrapporten, waaronder een rapport van dr. P. Jhingoeri, geconcludeerd dat de SVB de mate van arbeidsongeschiktheid niet heeft onderschat. Het Hof heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat de SVB verouderde richtlijnen had gebruikt voor de beoordeling, niet gevolgd. De appellant had ook verklaringen overgelegd van andere artsen die een hogere mate van arbeidsongeschiktheid stelden, maar het Hof oordeelde dat het deskundigenbericht van dr. B.A.A. Zahavi, dat een arbeidsongeschiktheid van 28% vaststelde, overtuigender was. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, die de SVB had opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van de appellant, maar oordeelde dat de SVB in redelijkheid gebruik mocht maken van de AMA-guides en de McBride-tabellen voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van het Gerecht werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

HLAR 47260/11
Datum uitspraak: 28 mei 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], wonend in Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van
18 maart 2011 in zaak nr. 2010/83 in het geding tussen:
appellant
en
de Sociale Verzekeringsbank.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 7 juli 2009 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) de mate van arbeidsongeschiktheid als gevolg van het bedrijfsongeval dat appellant (hierna: [appellant]) op 10 juni 2005 is overkomen, per
7 augustus 2009 vastgesteld op 36% en zijn aanspraak op ongevallengeld op Naf. 18,04 per dag.
Bij beschikking van 12 januari 2010 heeft de SVB het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 maart 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en bepaald dat de SVB opnieuw op het door [appellant] gemaakte bezwaar beschikt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij het Hof ingekomen op
29 april 2011, hoger beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
De SVB en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
Ter uitvoering van de uitspraak van het Gerecht heeft de SVB op 13 oktober 2011 opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.E.F.A. Bijkerk, advocaat, en de SVB, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia en A. Wilson, beiden werkzaam in dienst van de SVB, zijn verschenen.
Na sluiten van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek heropend.
Dr. B.A.A. Zahavi, revalidatiearts, heeft desverzocht op 12 maart 2012 aan het Hof een deskundigenbericht uitgebracht.
Het Hof heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 2 april 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.E.F.A. Bijkerk, advocaat, en de SVB, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia, werkzaam in dienst van de SVB, en N.J.M. Huizing, verzekeringsarts, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (hierna: de LvOV) wordt onder arbeidsongeschiktheid verstaan: de toestand waarin de werknemer verkeert, die als gevolg van een ongeval gedurende een etmaal of langer niet in staat is om zijn normale arbeid te verrichten of deze arbeid zo lang niet mag verrichten hetzij om een medisch noodzakelijk onderzoek mogelijk te maken hetzij om te voorkomen dat zijn genezing wordt belemmerd.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, voor zover thans van belang, heeft de werknemer, die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, recht op een uitkering in geld, genaamd ongevallengeld, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval bij de bank.
Ingevolge het tweede lid bedraagt het ongevallengeld bij gehele arbeidsongeschiktheid per dag:
a. gedurende de eerste 52 weken: 100% van het dagloon van de werknemer;
b. voor de verdere duur: 80% van het dagloon van de werknemer.
Ingevolge het vierde lid bedraagt het ongevallengeld per dag bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gedurende de in het tweede lid genoemde tijdvakken een in een evenredige verhouding tot het percentage van de arbeidsongeschiktheid staand deel van de in het tweede lid vermelde percentages van het dagloon.
2.2. De SVB heeft aan haar oordeel dat de mate van arbeidsongeschiktheid als gevolg van het [appellant] overkomen bedrijfsongeval 36% bedraagt, een rapport van dr. P. Jhingoeri, verzekeringsarts, van 1 juli 2009 ten grondslag gelegd. Volgens dat rapport is verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, een anamnese afgenomen, lichamelijk onderzoek verricht, kennisgenomen van het medisch dossier van [appellant] en de werkplek van [appellant] bezocht, waarbij kennis is genomen van zijn normale werkzaamheden.
De conclusie van het rapport is dat [appellant] gedeeltelijk geschikt is om zijn normale werkzaamheden als beveiligingsbeambte te verrichten. Voorts is de mate van arbeidsongeschiktheid volgens dat rapport bepaald aan de hand van de zogenoemde AMA Guides to the Evaluation of Permanent Impairment (hierna: de AMA-guides) en de zogenoemde Disability Evaluation volgens Mc Bride (hierna: de McBride-tabellen), uitgaande van het beroep "truck driver" en de aandoening "nucleus pulposis syndrome, cervical or lumbar", "with surgery, leaving residual effects; stifness." Dit leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de LvOV van 36%.
2.3. Het Gerecht heeft [appellant] gevolgd in zijn betoog dat de SVB onvoldoende heeft gemotiveerd waarom voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage aansluiting is gezocht bij het beroep truck driver in de McBride-tabellen.
2.4. [Appellant] betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de SVB bij het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid geen gebruik mocht maken van de AMA-guides en de McBride-tabellen. Daartoe voert hij aan dat deze verouderd zijn en per definitie niet geschikt voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, nu daarbij de voormalige werkzaamheden in acht dienen te worden genomen. Ter ondersteuning van dit betoog heeft [appellant] verklaringen overgelegd van dr. J.A. Espinosa Wong, orthopedisch chirurg, en dr. S. Cabenda, bedrijfsarts, die inhouden dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid 100% bedraagt.
2.5. Teneinde te kunnen beoordelen of [appellant] met die verklaringen de juistheid van de conclusies van voormeld rapport van dr. Jhingoeri in voldoende mate in twijfel heeft getrokken, heeft het Hof aanleiding gezien dienaangaande het advies in te winnen van een terzake deskundige.
2.6. In het op verzoek van het Hof door dr. Zahavi, revalidatiearts, uitgebracht deskundigenbericht is uiteengezet dat en waarom geen sprake is van arbeidsongeschiktheid van 100% doch deze 28% bedraagt. Volgens het deskundigenbericht heeft de SVB de mate van arbeidsongeschiktheid van [appellant] derhalve niet onderschat.
2.7. Het Hof heeft in hetgeen [appellant] ter zitting heeft aangevoerd, geen grond gevonden voor het oordeel dat dit deskundigenbericht niet gevolgd kan worden en ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat de in het deskundigenbericht neergelegde berekeningen en conclusies niet juist zijn. Nu het Hof voorts van oordeel is dat de SVB voor de vaststelling van (de mate van) arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 1 van de LvOV in redelijkheid gebruik mocht en mag maken van de AMA-guides en de McBride-tabellen, is het van oordeel dat met het nadere deskundigenbericht de door [appellant] met betrekking tot het rapport van dr. Jhingoeri gewekte twijfel ten aanzien van de toepassing van de McBride-tabellen en of daarmee tot een juiste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van [appellant] kan worden gekomen, afdoende is weerlegd.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. P. van Dijk en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2012
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,