Datum uitspraak: 24 mei 2012
Zaaknummer: H-17/12
Parketnummer: BES.331/11/B
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 7 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1958 te Curaçao,
wonende te Bonaire, [adres] 86.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 7 februari 2012, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2012 op Bonaire.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. M.M.A. Domingo-Van Lieshout, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van $ 400,= bij niet volledige betaling of verhaal te vervangen door veertien dagen hechtenis, waarvan $ 200,= voorwaardelijk bij niet volledige betaling of verhaal te vervangen door zeven dagen hechtenis, met een proeftijd van drie jaren.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij
op 13 november 2011 op het eiland Bonaire,
[slachtoffer] schriftelijk en onder een<strike>e</strike> bepaalde voorwaarde heeft bedreigd heeft bedreigd met enig misdrijf waarmee de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt immers heeft hij, verdachte, toen aldaar
- opzettelijk dreigend aan die [slachtoffer] per brief van 13 november 2011 de woorden toegevoegd:
‘als je afstand doet van de zetel kan ik als hoogste commandant voor jouw rust zorgen’, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking,
En<strike>/of</strike>
‘verraad van het vaderland moet men met de dood bekopen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hiernavolgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
1. Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 november 2011 gesloten en getekend door […], brigadier bij het Korps Politie Caribisch Nederland, <u>pv. nummer: 201111161040.A01</u>, voor zover inhoudende, als <u>verklaring van [slachtoffer]</u>, -zakelijk weergegeven-:
<small>Ik wil aangifte doen van bedreiging tegen de man [verdachte]. Afgelopen zondag 13 november 2011, omstreeks 11.00, zat ik in de woonkamer van mijn woning. Ik keek naar buiten en zag dat er een man uit een pick up stapte. Ik liep naar de voordeur van mijn woning en ik zag dat de man bewegingen maakte met zijn handen dat ik naar hem moest gaan. Ik deed de voordeur van mijn woning open en herkende de man die buiten voor mijn woning stond als [verdachte]. Ik hoorde dat hij dat hij tegen mij zij: bin tende, bin tende [kom horen, kom horen; Hof]. Aan de manier dat hij sprak kon ik meteen uitmaken dat er iets verkeerds was met hem. Hiermee bedoel ik dat hij niet op een normale toon tegen mij sprak. Het leek wel of hij mij uitschold. Ik liep naar het hek. [verdachte] gaf mij vervolgens een brief. In de brief staat dat ik tot 31 december 2011 de kans krijg om vrijwillig afstand van mijn politieke zetel te doen. Na zulks te doen wordt mijn veiligheid door hem als commandant van de groep M-19 verzekerd. Tot slot schreef hij in het Spaans als volgt: traicion a la patria se paga con muerte. Venceremos [Verraad van het vaderland moet men met de dood bekopen. We zullen overwinnen; Hof]. Het is mij bekend dat afgelopen maandag 14 november 2011 tijdens een interview bij de lokale radio op Bonaire aan [verdachte] is gevraagd of er gevolgen voor mij kunnen zijn als ik geen afstand doe van mijn politieke zetel en hij bevestigend heeft geantwoord dat er maatregelen tegen mij genomen zullen worden, als ik zulks niet doe.</small>
2. Een geschrift, te weten een brief gedateerd 13 november 2011 gericht aan dhr [slachtoffer] en ondertekend door commandant M-19-de mayo 2009 [verdachte] met onder andere de volgende inhoud:
<small>(…) Ik verwijs hierbij specifiek naar de positie die u hebt ingenomen als eilandsraadslid. De <b>enige</b> manier waarop u op de steun van M-19-de mayo 2009 kunt rekenen, is door uiterlijk 31 december aanstaande uw zetel op te geven. Als u dit doet, kan ik, als commandant M-19-de mayo 2009, u uw rust verzekeren.
Binnenkort moet ik als commandant M-19-mayo 2009 een gevangenisstraf uitzitten. (…) Na mijn terugkeer uit de gevangenis, zal ik het op prijs stellen indien u, in alle rust en harmonie in het belang van de Bonairiaanse gemeenschap, reeds uw eilandsraadszetel ter beschikking hebt gesteld.
Altijd voor de overwinning.
Verraad van het vaderland moet men met de dood bekopen. We zullen overwinnen.</small>
3. De <u>verklaring van de verdachte</u>, op 3 mei 2012 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
<small>Ik ben op 13 november 2011 met een pick-up bij [slachtoffer] langs geweest. Het klopt dat ik toen heb gezegd: bin tende, bin tende. Ik ben bij het hek blijven staan, hij kwam naar buiten. Vervolgens heb ik hem de brief overhandigd. Wat in deze brief staat, heb ik geschreven. Ik ben commandant van M-19-de mayo 2009. Ik heb de brief afgesloten met de leuze dat men verraad van het vaderland met de dood moet bekopen. Ook heb ik op 14 november 2011 tijdens een interview op de lokale radio gezegd dat als hij zijn zetel niet inlevert, de beweging automatisch genoodzaakt zal zijn tot actie over te gaan.</small>
<u>Bewijsoverwegingen</u>
Gelet op de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, is de bedreiging door de verdachte van het slachtoffer van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij het slachtoffer redelijke vrees kon ontstaan dat zijn veiligheid in gevaar was.
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf waarmee de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde is geschied,
strafbaar gesteld in artikel 298 lid 1 in verbinding met artikel 298 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht BES.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met enig misdrijf waarmee de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht, met de kennelijke bedoeling dat het slachtoffer zijn zetel in de eilandsraad van Bonaire zou opgeven. Bij het slachtoffer heeft in de gegeven omstandigheden redelijke vrees kunnen ontstaan dat zijn veiligheid in gevaar was. Dat de verdachte het slachtoffer aldus onder druk heeft gezet, raakt de fundamenten van de democratie. De verdachte heeft dan ook een ernstig strafbaar feit gepleegd. Ter terechtzitting heeft de verdachte er geen blijk van gegeven de ernst en de laakbaarheid van zijn handelen in te zien.
Ten voordele van de verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden. Het Hof is met eenparigheid van stemmen van oordeel dat aan de ernst van het feit en het belang om de verdachte in het vervolg ervan te weerhouden feiten als de onderhavige te plegen onvoldoende recht is gedaan door de gevorderde geheel voorwaardelijke straf en door de strafoplegging in eerste aanleg.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c en 17d van het Wetboek van Strafrecht BES.
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 7 februari 2012 en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) maanden;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 3 (DRIE) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 3 (DRIE) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde, ter voorkoming van tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf, volgens de voorschriften en de aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Caribisch Nederland, gedurende 60 (ZESTIG) uren onbetaalde arbeid ten algemene nutte zal verrichten, welke werkzaamheden dienen te zijn aangevangen binnen 6 (ZES) maanden na het ingaan van de proeftijd en binnen 2 (TWEE) jaar na die aanvang dienen te zijn voltooid;
heft op het geschorste bevel tot bewaring.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, H.J. van Kooten en M.C.B. Hubben, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 24 mei 2012.