ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW6283

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
GH-48718-H 143/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenen van verlof voor conservatoir beslag door Gemeenschappelijk Hof van Justitie

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 17 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een verzoek van de Drag Racing Association Curaçao (DRAC) om verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag op de geldmiddelen van de stichting Fundashon Autosport Curaçao (FAC). DRAC was in hoger beroep gekomen van een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) van 28 april 2011, waarin het verzoek tot het leggen van beslag was afgewezen.

Het Hof overweegt dat volgens artikel 700 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen geen hogere voorziening openstaat tegen een verlof tot het leggen van conservatoir beslag. Echter, tegen de afwijzing van het verzoek om verlof kan wel hoger beroep worden ingesteld. Het Hof concludeert dat DRAC ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat het beroep tijdig en op de juiste wijze is ingesteld.

In het hoger beroep heeft DRAC geen nieuwe feiten of gezichtspunten aangevoerd die relevant zijn voor de beoordeling. Het Hof bevestigt de gronden van het GEA voor de afwijzing van het verzoek tot het leggen van beslag. Het Hof stelt vast dat er geen rechtsgrond is voor betaling aan DRAC in verband met het gebruik en de exploitatie van de grond door FAC. De beschikking van het GEA wordt bevestigd, en DRAC wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van FAC op nihil worden vastgesteld, aangezien de gemachtigde bestuurslid is.

Uitspraak

UITSPRAAK: 17 april 2012
ZAAKNR.: GH-48718-H 143/11
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
De rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
DRAG RACING ASSOCIATION CURAÇAO,
gevestigd in Curaçao,
voorheen verzoekster, thans appellante,
gemachtigde: E.J. Leito.
tegen
de stichting FUNDASHON AUTOSPORT CURAÇAO,
gevestigd in Curaçao,
voorheen verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.L. van Giffen.
Partijen worden hierna DRAC en FAC genoemd.
1. Verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, (verder: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gegeven beschikking van 28 april 2011. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
DRAC is in hoger beroep gekomen van deze beschikking door indiening van een stuk aangeduid als “ (spoed)beroep inzake beslagrekest” ter griffie van het GEA op 29 april 2011. In haar beroepschrift heeft zij een drietal grieven aangevoerd en geconcludeerd tot toewijzing van haar beroep, vernietiging van de beschikking van 28 april 2011 en tot toewijzing van haar verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op alle geldmiddelen van FAC voor een bedrag van NAF. 250.000,00 en van haar verzoek tot gerechtelijke bewaring van de geldmiddelen.
Door FAC is een memorie van antwoord ingediend.
Op de voor pleidooi bepaalde dag heeft DRAC een pleitnota in het geding gebracht en is namens FAC afgezien van pleidooi.
Daarop is uitspraak bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
FAC heeft betoogd dat DRAC niet ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat ook tegen de weigering verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir beslag volgens haar geen hogere voorziening openstaat en omdat het beroep te laat is ingesteld.
Het Hof overweegt als volgt.
In artikel 700 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Nederlandse Antillen is bepaald dat tegen een verlof tot het leggen van conservatoir beslag geen hogere voorziening openstaat. Voor afwijzing van het verzochte verlof is dat echter niet het geval. Verwezen zij naar de Parlementaire Geschiedenis NBW, wijziging Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Inv. 3.5 en 6) p. 68 en 310 en naar de Memorie van Toelichting bij artikel 700 Rv (gepubliceerd in Wetboek van Burgerlijk Procesrecht van Aruba, ed. H.Th. Lopez, 2005, p. 359). Tegen de afwijzende beslissing van het GEA kan derhalve hoger beroep worden ingesteld. Nu overigens, zoals blijkt uit het hiervoor onder 1 weergegeven procesverloop, het hoger beroep tijdig en op de juiste wijze is ingesteld kan DRAC daarin worden ontvangen.
3. Grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het Hof naar de ingediende memorie van grieven.
4. Beoordeling
4.1 Bij de bestreden beschikking heeft het GEA de verzoeken van DRAC om haar verlof te verlenen tot het leggen van conservatoir beslag met gerechtelijke bewaring ten laste van en onder FAC afgewezen.
4.2 In hoger beroep heeft DRAC geen rechtens relevante andere feiten of gezichtspunten aangevoerd dan in eerste aanleg. Het GEA heeft het verzochte verlof afgewezen op de juiste gronden, die het Hof als hier herhaald en ingelast beschouwd en tot de zijne maakt.
Het Hof voegt daar nog het volgende aan toe. Uit de overeenkomst die op 8 augustus 1989 tussen partijen is gesloten (productie F-06, V-1 bij beroepschrift) moet voorshands worden opgemaakt dat door DRAC is erkend dat het FAC is geweest die van het Eilandgebied de toezegging heeft verkregen een stuk grond in erfpacht te ontvangen, gelegen te Ronde Klip, ten behoeve van het houden van dragraces. Deze toezegging heeft klaarblijkelijk geresulteerd in een besluit van het Eilandgebied van 3 december 1990 waarbij aan FAC voor de duur van 40 jaar dit recht van erfpacht is verleend. Naar het zich na summier onderzoek laat aanzien is van enige rechtsgrond voor betaling aan DRAC in verband met gebruik en exploitatie van de grond door FAC niet gebleken.
Ten aanzien van de brief van 19 februari 2009, waarnaar door DRAC is verwezen (productie F-07 bij beroepschrift) overweegt het Hof dat - wat de status daarvan ook is -daaruit niet aanstonds blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot het door FAC betalen van een vergoeding aan DRAC voor het gebruik van grond of betonblokken.
4.3 Gelet op vorenstaande overwegingen zal de beschikking van het GEA worden bevestigd. DRAC zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze worden aan de zijde van FAC vastgesteld op nihil daar de gemachtigde bestuurslid is.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt DRAC in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van FAC gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, E.M. van der Bunt en C.P. van Gastel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 17 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.