Datum uitspraak: 3 mei 2012
Zaaknummer: H 8/2012
Parketnummer: 100.00319/11
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 1 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1979 te Sint Maarten,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Sint Maarten.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 16 november 2011 en 11 januari 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2012 in Sint Maarten.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. S.R. Bommel naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep ‘inhoudelijk’ zal bevestigen, in die zin dat het Hof het vonnis van beroep zal bevestigen met aanvulling in het (door het Hof te wijzen) vonnis van de uitgewerkte bewijsmiddelen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en het onder feit 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair en feit 2 primair is ten laste gelegd, met dien verstande:
1.
dat zij, op 18 augustus 2011, op Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (20 USD) en een rijbewijs t.n.v. [x] en een ID-kaart t.n.v.[x] en credit cards en een ATM-kaart van de RBTT en ondertekende blanco cheques van de WIB en een giftkaart (tegoedbon) en een GPS-systeem, geheel of gedeeltelijk toebehorende aan [y] of [x],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [y] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en <i>haar</i> mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en die bedreiging met geweld heeft bestaan in/uit:
- het slaan en schoppen van die [y] en
- het terug in de auto duwen van die [y] en
- het slaan van die [y] met een stuks gereedschap en
- het bedekken van het gezicht van die [y] met duc<i>t</i> tape en
- het vastbinden van de handen van die [y] en
- het vastbinden van de voeten van die [y] en
- het plaatsen van een zak over het hoofd van die [y] en
- het (vervolgens) leggen van die [y] in de kofferbak van diens auto en
- het urenlang rondrijden met die [y];
2.
dat zij, op 18 augustus 2011, op Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [y] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd, door toen en daar samen met haar mededaders de handen en voeten van die [y] vast te binden en die [y] in de kofferbak van diens auto te leggen en urenlang met die [y] rond te rijden in diens auto.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (<i>cursief</i>). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 12 april 2012, voor zover inhoudende:
<i>“Ik weet dat ik iets fout heb gedaan, dat geleid heeft tot de kidnapping van meneer [y]. [y] was mij geld schuldig. Ik had kantoorwerk voor hem gedaan bij zijn bedrijf en hij had mij daarvoor niet betaald. Ik was werknemer daar. Het ging om meer dan $1.000,-. Ik bleef maar om dat geld vragen zonder dat ik het kreeg. Ik heb het plan gemaakt voor de beroving omdat ik daardoor boos was geworden. Toen ik de overval plande was ik boos en kon ik niet helder denken. Het frustreerde mij dat ik had gewerkt zonder daarvoor betaald te krijgen. De bedoeling was om [A] en [B] te bellen als ik bij hem thuis was. Dat zijn mijn neven, de tweeling [A] en [B].
Ik ben naar het huis van [y] gegaan met [C] en [A] en [B]. Toen bleek dat [y] een bezoeker had, vroeg ik hem om mij naar huis te brengen. Ik was daar gekomen in de auto met de tweeling en [C]. Met [C] bedoel ik [C].
We reden rechtstreeks richting Nazareth. Onderweg werd de Jeep, waarin [y] en ik reden, geramd door een auto. [C] trapte [y] neer. Hij werd geslagen. Wij hebben enkele uren rondgereden. Ik zat voorin de Jeep op de passagiersstoel. [C] was de chauffeur. Degene die achterbleef in de Jeep bij mij was [B]. [y] was het grootste gedeelte van de tijd in de Jeep. Hij zat ook even naast de Jeep toen de achterkant van de Jeep werd doorzocht. Ze vonden daar duct tape and tie straps. Ze gebruikten de tape voor zijn handen en zijn benen. Ik ging ervan uit dat het niet comfortabel was. Hij had een zak over zijn hoofd. Ik had gevraagd om de zak losser te maken. Hij is ook nog in de achterbak geweest. Ik hoorde [C] zeggen dat hij [y] zou vermoorden als hij niet zou krijgen wat hij wilde. [y] zei dat hij bankpasjes had en zei dat [C] daarmee geld moest opnemen. Dat hebben ze ook gedaan. Ze brachten hem naar het strand om met hem over geld te praten. Dat was de eerste plaats waar we heen gingen. Daarna gingen we naar de benzinepomp. We zijn onderweg ook nog bij een school gestopt. Toen gingen we naar de grens, toen naar de Green Fingers en toen naar de bank. Nadat we bij de bank waren geweest heb ik gevraagd om mij naar huis te brengen.
Bij de bank ben ik uit de auto gegaan en heb ik zelf geprobeerd om geld te pinnen.
Het was mijn plan, ik heb [A] en [B] betrokken. Ik denk dat een van hen [C] erbij heeft gehaald.”</i>
Het door de verbalisanten [ ], inspecteur werkzaam bij het Korps Politie Sint Maarten, en [ ], brigadier werkzaam bij het Korps Politie Sint Maarten, in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 1 september 2011 (bijlage 2.1.12), voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisanten door [C] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
<i>“Ik was bij deze ontvoering betrokken. Dit plan werd door [verdachte] opgezet. De andere twee personen die bij de ontvoering betrokken waren zijn de gebroeders tweeling die ik als [A] en [B] ken. De dinsdag voor de ontvoering vertelde [B] mij dat hij een vrouw kent die een plan had om een man te ontvoeren en van hem geld af te dwingen.
Diezelfde avond tussen 19.00 en 20.00 uur liep ik, samen met [B], zijn broer [A] naar deze vrouw toe. Bedoelde vrouw stond ter hoogte van Tan Tan Supermarket. De volgende avond hebben wij elkaar weer bij Tan Tan Supermarket ontmoet. Ik heb een blauwe Daihatsu Charade weggenomen. Het was na middernacht, doch voor een uur ’s morgens dat wij samen naar Sucker Garden reden bij de woning van deze man. Zij wees ons waar deze man woonde. De plan was eerst om deze man bij zijn woning aan te vallen en geld van hem afnemen maar deze plan ging niet door omdat bezoek bij hem is blijven overnachten. Terwijl [verdachte] in het huis van deze man was ontving [A] een tekst via zijn telefoon waarin stond dat zij zou zorgen dat hij met haar een ritje in de auto van de man ging maken. Verder dat zij hem naar Dutch Quarter zou laten rijden. Kort hierna ontving [A] weer een tekst van [verdachte] waarin zij hem vertelde, dat wij de auto waarin wij reden midden op straat te Nazareth road te parkeren en te doen alsof de auto defect was geraakt. Op dat moment zou de straat geblokkeerd zijn waardoor bedoelde man op dat moment door [A], [B] en ik ontvoerd kon worden. Dit is niet het geval geweest. Voordat wij dit plan kon uitvoeren reed de auto van de man zijnde een witte Ford Escape ons voorbij. Wij achtervolgden de auto van deze man en vlak voor de ingang van Union Farm botste ik met de gestolen auto achter de auto van deze man. Dit heb ik bedacht zodat de man zijn jeep zou stoppen. Mijn doel heb ik bereikt. De man stapte uit zijn jeep en hij werd onmiddellijk door [B] aangevallen en tegen de grond getrapt. [A] stond te kijken. Ik pakte de man en duwde hem in zijn jeep op de achterbank en bleef hem vasthouden. [B] ging achter de stuur van deze zitten. [A] ging achter het stuur van de blauwe auto zitten. [verdachte] zat op de passagiers voorzitbank van de jeep. Wij reden vervolgens naar het terrein van [ ] te Dutch Quarter. Aldaar hebben wij de gestolen auto achter gelaten. Ik ging achter het stuur van de jeep zitten. [A] en [B] zijn achter in de jeep gaan zitten en hebben de man vastgebonden. Wij zijn gaan tanken en vervolgens naar de Windward Island bank te Simpson Bay gereden. Het geld die wij gebruikt hadden om de gasoline te kopen hebben wij van bedoelde man afgenomen. Aldaar werd de ATM-kaart van de man afgenomen en hij werd gedwongen zijn pinnummer op te geven. [verdachte] is vervolgens naar de ATM-machine gegaan en heeft geprobeerd geld te lichten. De ATM-kaart is in de machine blijven steken. [verdachte] is naar de jeep teruggelopen en wij zijn vervolgens naar haar woning aan de Well road gereden.”</i>
Het door de verbalisant [ ], hoofdagent werkzaam bij het Korps Politie Sint Maarten, in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 18 augustus 2011 (bijlage 3.1.1), voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisant door aangever [y] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
<i>“In de nachtelijke uren van donderdag 18 augustus 2011, omstreeks 01:00 uur kwam de vrouw die ik ken als [verdachte] bij mij thuis aan de [adres] te Sucker Garden. Mijn vriendin [M] was ook thuis bij mij. [verdachte] vertelde aan mij dat zij bij de woning van haar zus in The Keys was en dat haar zus voor haar moest komen om haar thuis te brengen. Maar aangezien het tijd, is haar zus niet thuis gekomen. Tevens verklaarde [verdachte] aan mij dat zij heel erg bezorgd is voor haar zus. Verder verzocht [verdachte] aan mij of ik haar naar French Quarter kan brengen zodat zij naar haar zus kan gaan. Ik heb vervolgens aan mijn vriendin [M] verteld dat ik [verdachte] naar French Quarter zal brengen. Vervolgens stapte ik in mijn jeep. Ik ben eigenaar van een witgelakte jeep van het merk Ford Escape voorzien van het kenteken [ ]. Toen we in mijn jeep waren, verzocht [verdachte] aan mij of ik bij haar appartement eerst kon rijden. [verdachte] woont echter in Nazareth in de omgeving van Dolly’s Appartementen. Gekomen bij de ingang van Nazareth waar [verdachte] woont, werd ik plotseling aangereden door een auto aan de achterzijde van mijn jeep. Ik stapte uit mijn jeep. [verdachte] bleef in de jeep zitten. Meteen toen ik uit mijn jeep kwam zag ik de man genaamd “[C]”. [C] was samen met vier andere mannen. Ik werd meteen aangevallen door [C] en de mannen. Ik werd terug in mijn jeep geduwd. Eenmaal in mijn jeep hebben de mannen mijn achterzitbank naar beneden gevouwen. Ik heb enkele gereedschappen in mijn jeep die ik gebruik om mijn werkzaamheden te verrichten, zoals schroevendraaier, knijptang. De mannen hebben bedoelde gereedschappen gebruikt om mij te slaan. Ik werd tevens getrapt door de mannen. De andere mannen herkende ik niet. [verdachte] zat op de passagiers zitplaats. Eenmaal in de jeep werd ik door de mannen gedwongen om 10 blanke cheques van de WIB te tekenen. Nadat ik de cheques heb ondertekend, werd een zakje over mijn hoofd geplaatst. Vervolgens werden mijn handen met enkele stripjes die ik gebruik om kabels aan elkaar te binden, vastgebonden. Ik werd vastgebonden in een zeer onaangename positie. Vervolgens werd ik door de mannen op mijn rug geplaatst. Ik kon zien door het zakje die op mijn hoofd werd geplaatst dat ze met mij enkele plaatsen waren gegaan. Een plaats weet ik zeker was het benzinestation. De mannen hadden mijn portemonnee met creditkaarten, identiteitsbewijs afgegeven op Sint Maarten, mijn rijbewijs afgegeven op Sint Maarten en geld. De mannen reden met mij tot dat de dag aanbrak. Op dat moment werd mijn gezicht met een grijze band vastgebonden. Vervolgens voel ik dat ze met mijn jeep door enkele struikgewassen inreden. Ik werd door de mannen in hulpeloze toestand in de jeep achtergelaten.
Op het moment dat ik uit mijn jeep stapte zag ik dat de mannen mijn GPS systeem vanuit mijn jeep hebben weggenomen.
Omschrijving weggenomen:
Een zwarte portemonnee inhoudende US 20,
Rijbewijs afgegeven op Sint Maarten op naam van mijn vriendin [M]/ identiteitsbewijs afgegeven op Sint Maarten op naam van [M]/ credit kaarten WIB/ ATM kaart van RBTT/ een giftkaart/ een ondertekende cheque zonder naam ter waarde van Nafls. 750.”</i>
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgaande, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 324 onder 4? in verbinding met artikel 325 van het Wetboek van Strafrecht
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 295 in verbinding met artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf </u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een kennis van haar beroofd, waarbij die kennis enige uren van zijn vrijheid beroofd is geweest. De verdachte heeft het plan beraamd voor een beroving en mannen betrokken waarmee zij het plan zou uitvoeren. Door de wijze waarop de beroving met vrijheidsberoving heeft plaatsgevonden moet het slachtoffer doodsangsten hebben uitgestaan. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven ernstige (psychische) schade kunnen ondervinden. Bovendien roepen misdrijven als deze gevoelens van onrust en onveiligheid op in de maatschappij.
Anderzijds kan niet worden uitgesloten dat verdachte een rol gespeeld heeft in het beperken van het jegens het slachtoffer uitgeoefende geweld.
Ten voordele van verdachte houdt het Hof voorts rekening met de omstandigheid dat zij niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
Het Hof zal een lagere straf opleggen dan door de procureur-generaal is gevorderd en in eerste aanleg is opgelegd, nu het Hof van oordeel is dat er sprake is van eendaadse samenloop. De vrijheidsberoving stond immers ten dienste van de beroving en maakte daar, gelet op de tenlastegelegde feitelijkheden, één op één onderdeel van uit.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 1 februari 2012 en doet opnieuw recht, als volgt;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, J.R. Sijmonsma en J.P.C. van Dam van Isselt, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 3 mei 2012.