ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW0544

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
GH26654/2008 – AR 782/2010 – H – 208/2011
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overdracht van onroerend goed wegens benadeling van schuldeisers

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een overdracht van een onroerende zaak door [x] aan [y] ter aflossing van een geldlening. De stichting FUNDASHON NOS DESEO (FND) heeft in hoger beroep de vernietiging van deze overdracht gevorderd, omdat zij meent dat deze onverplicht was en haar verhaalsmogelijkheden benadeelde. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft op 7 februari 2012 uitspraak gedaan. De feiten van de zaak zijn als volgt: [x] heeft haar huis overgedragen aan [y] ter delging van een schuld van NAF. 130.000,-, die zij volgens [y] had uit een geldleningsovereenkomst. FND stelt dat deze overdracht benadeling van haar verhaalsmogelijkheden opleverde, omdat [x] haar enige bezit, het huis, heeft overgedragen zonder dat daar een reële verplichting tegenover stond. Het Hof oordeelt dat de overdracht inderdaad vernietigbaar is, omdat deze als een onverplichte rechtshandeling kan worden aangemerkt. Het Hof overweegt dat zowel [x] als [y] zich bewust waren van de financiële situatie van [x] en dat de overdracht van het huis benadeling van FND met zich meebracht. De eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, die de vordering van FND had afgewezen, werd vernietigd. Het Hof heeft de overdracht van het huis door [x] aan [y] vernietigd en [x] en [y] in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

Registratienummer: GH26654/2008 – AR 782/2010 – H – 208/2011
Uitspraak: 7 februari 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
de stichting FUNDASHON NOS DESEO,
gevestigd te Curaçao,
gemachtigde: mr. G.A. Pieter,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
tegen
1. [x],
wonende te Curaçao,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
en
2. [y],
wonende te Curaçao,
gemachtigde: mr. R.P. Koeijers.
oorspronkelijk gedaagden, thans geïntimeerden.
Partijen worden hierna ook FND, [x] en [y] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, verder: GEA, wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen vonnis van 13 december 2010 en het tussenvonnis van 10 mei 2010. De inhoud van die vonnissen geldt als hier ingevoegd.
1.2 FND is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 december 2010 door indiening op 21 januari 2011 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij op 4 maart 2011 ingediende memorie van grieven heeft FND onder aanvoering van vier grieven geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot toewijzing van haar vorderingen, met veroordeling van geïntimeerden, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de eerste aanleg en van het hoger beroep.
1.3 [x] heeft op 9 mei 2011 een memorie van antwoord ingediend. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met veroordeling van FND in de kosten van de procedure, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
1.4 Op de daarvoor bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is nader bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Het beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat FND daarin kan worden ontvangen.
3. De grieven
Voor de inhoud van de grieven van FND wordt verwezen naar haar memorie van grieven. De grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
4. De beoordeling
4.1 Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede op basis van de niet of onvoldoende weersproken inhoud van de overgelegde stukken, het volgende vast:
a) [x] is als administratieve kracht in dienst geweest van FND.
b) FND heeft een vordering van enkele honderdduizenden guldens op [x], volgens FND uit hoofde van verduistering gepleegd in (onder meer) 2003 en 2004, volgens [x] uit hoofde van geldlening;
c) In 2003 heeft [x] een onroerende zaak gekocht en in eigendom verkregen, gelegen aan de [adres] te Villapark Curasol, Plantage Blaauw, Curaçao (hierna ook: “het huis”);
d) [x] en [y] hebben gedurende tien à vijftien jaren een affectieve relatie met elkaar gehad.
e) [x] en [y] hebben een op 13 februari 2006 gedateerde overeenkomst getekend, waarin [x] als schuldenares verklaart van [y] in lening te hebben ontvangen het bedrag van NAF. 130.000,-, welk bedrag in 9 maandelijkse termijnen moet worden terugbetaald.
f) Bij notariële akte van 14 februari 2007 heeft [x] het huis aan [y] overgedragen. De akte bepaalt onder meer het volgende:
“dat de comparante sub 1 [[x], Hof] verschuldigd is aan de comparant sub 2 [[y], Hof] een bedrag groot (…) f. 130.000,-;
“dat de comparante sub 1 thans wenst over te gaan tot betaling van voormelde schuld middels overdracht van voormeld registergoed aan de lastgever sub 2, zulks onder de bepalingen en bedingen als hierna vermeld.
Ter uitvoering van en ingevolge het vorenstaande, verklaarde de comparante sub 1 bij deze over te dragen ten titel van inbetalinggeving ter delging van voormelde schuld aan de comparant sub 2, die verklaarde bij deze te aanvaarden ter betaling van voormelde schuld voormeld omschreven registergoed.
(…)
De onderhavige eigendomsoverdracht (…) is geschied ter volledige delging van de hiervoor gemelde schuld van de comparante sub 1 aan de lastgever sub 2 uit hoofde van geldlening, zodat de comparant sub 2, volledige kwijting en decharge verleent aan de comparante sub 1 terzake van deze schuld/geldlening.”
g) [x] is nog enige tijd in het aan [y] overgedragen huis blijven wonen en is daarna verhuisd.
4.2 De vordering van FND beoogt de vernietiging te bewerkstelligen van de overdracht van het huis door [x] aan [y] wegens benadeling van schuldeisers als bedoeld in artikel 3:45 BW (de actio pauliana). Het GEA heeft deze vordering afgewezen op de grond dat de overdracht niet onverplicht is geschied.
4.3 Artikel 3:45 lid 1 BW bepaalt dat indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden het gevolg zou zijn, de rechtshandeling vernietigbaar is en de vernietigingsgrond kan worden ingeroepen door iedere door de rechtshandeling in zijn verhaalsmogelijkheden benadeelde schuldeiser, onverschillig of zijn vordering voor of na de handeling is ontstaan. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, wegens benadeling slechts kan worden vernietigd indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn.
4.4 Ook blijkens hun stellingen in hoger beroep nemen [x] en [y] het standpunt in dat de overdracht niet onverplicht was gelet op de hiervoor onder 4.1 e) genoemde geldleningsovereenkomst. FND heeft gemotiveerd aangevoerd dat nimmer daadwerkelijk sprake is geweest van een geldlening van [y] aan [x], dat de betreffende overeenkomst een schijnhandeling betreft en dat daaruit geen verplichtingen voor [x] kunnen voortvloeien. Bij memorie van grieven heeft FND naar het Hof begrijpt bovendien subsidiair ook de geldleningsovereenkomst (nogmaals) vernietigd.
4.5 Naar het oordeel van het Hof kan voor de beoordeling van het onderhavige geschil in het midden blijven of de geldleningsovereenkomst reëel is of schijn en of de vernietiging daarvan door FND effect heeft gesorteerd. In de geldleningsovereenkomst is immers geen verplichting voor [x] opgenomen om het huis over te dragen. De enige verplichting die [x] volgens die geldleningsovereenkomst is aangegaan is de verplichting tot terugbetaling (in termijnen) van het bedrag van NAF. 130.000,- plus rente en kosten. Tot inbetalinggeving van haar huis heeft [x] zich niet verplicht. Nu gesteld noch gebleken is dat [x] zich anderszins tot overdracht van haar huis heeft verbonden, is de overdracht aan te merken als een onverplichte rechtshandeling. Dat de overdracht strekte tot voldoening van een (gestelde) opeisbare vordering doet daar niet aan af (vgl. HR 18 december 1992, NJ 1993, 169, Kin vs. mr. Emmerig q.q. en Hof Amsterdam, 13 april 1939, NJ 1939, 715).
4.6 FND is door de onverplichte rechtshandeling in haar verhaalsmogelijkheden benadeeld, nu door de overdracht het huis uit het vermogen van haar schuldenaar [x] verdween en daarvoor geen ander verhaalsobject in de plaats kwam. Er is derhalve sprake van benadeling in de zin van artikel 3:45 BW.
4.7 Ook is voldaan aan de door artikel 3:45 BW voor vernietigbaarheid gestelde voorwaarde van wetenschap van benadeling bij [x] en - indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de overdracht een rechtshandeling anders dan om niet betrof - [y]. Niet betwist is immers dat zowel [x] als [y] ermee bekend waren dat [x] niet in staat was tot nakoming van de in de geldleningsovereenkomst tussen [y] en [x] opgenomen betalingsverplichtingen en dat haar huis haar enige bezit was dat tot verhaal kon dienen (CvA [y] sub 6). Reeds daaruit volgt dat [x] en [y] behoorden te weten dat de inbetalinggeving van het huis benadeling van een of meer, al dan niet toekomstige, schuldeisers van [x] tot gevolg zou hebben. Het Hof voegt hier aan toe dat aannemelijk is geworden dat niet alleen [x], maar ook [y] ervan op de hoogte was dat [x] een aanzienlijke schuld had aan FND. Zeker in het licht van zijn affectieve relatie met [x] en zijn gestelde bemoeienissen met de verbouwing van het door [x] in 2003 (met, naar onweersproken is, van FND afkomstige middelen) aangeschafte huis, acht het Hof zijn betwisting van zijn bekendheid met die schuld onvoldoende gemotiveerd. Daarbij betrekt het Hof mede het feit dat [y] niet heeft gereageerd op de stelling van FND (Akte FND van 1 november 2010, met onderbouwing in productie 6 CvR) dat een van de cheques waarmee door [x] gelden aan FND werden onttrokken, is uitgeschreven aan en geïncasseerd door [y].
4.8 Gelet op het voorgaande is de overdracht ter inbetalinggeving van het huis vernietigbaar en kan FND de vernietigingsgrond inroepen. Het vonnis waarvan beroep kan dan ook niet in stand blijven. De vordering van FND zal in na te melden zin worden toegewezen, met veroordeling van [x] en [y] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van 13 december 2010, en opnieuw rechtdoende,
vernietigt de overdracht ten overstaan van de notaris op 14 februari 2007 door [x] aan [y] van de onroerende zaak Kaya Kanchi 59, gelegen in het tweede district van Curaçao, kadastraal bekend als kavel H-44 van het verkavelingsplan Villapark Curasol te Plantage Blaauw, groot 525m2, omschreven in meetbrief no. 605 van 14 december 1988 met het daarop gebouwde;
veroordeelt [x] en [y] in de kosten van het geding aan de zijde van FND gerezen, voor het geding in eerste aanleg begroot op NAF. 450,- aan griffierecht, NAF. 481,- aan oproepingskosten en NAF. 1.800,- voor salaris gemachtigde en in hoger beroep begroot op NAF. 900,- aan griffierecht, NAF. 431,- aan oproepingskosten en NAF. 5.100,- voor salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.E. de Kort, J.P. de Haan en C.P. van Gastel, leden van het Hof en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.