ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW0541

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 87/02 – H 27/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst en transportakte wegens misbruik van omstandigheden

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, ging het om de vernietiging van een koopovereenkomst en transportakte. De uitspraak vond plaats op 14 februari 2012 in hoger beroep. De appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], waren oorspronkelijk gedaagden en werden vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. M.N. Hoeve en P.A.M. Brandon. De geïntimeerden, [geintimeerde sub 1] en [geintimeerde sub 2], waren oorspronkelijk eisers en werden vertegenwoordigd door mr. A.E. Barrios.

De procedure volgde op een tussenvonnis van 20 september 2011, waarin het Hof had overwogen dat de koopprijs nooit was betaald en dat [appellant sub 2] op de hoogte was van de geestestoestand van lichte dementie van de verkoper, [x]. Het Hof concludeerde dat de koopovereenkomst tot stand was gekomen onder misbruik van omstandigheden. In de verdere beoordeling werd ingegaan op de verklaringen van getuigen en de geestestoestand van [x] ten tijde van de overeenkomst. Het Hof oordeelde dat er geen overtuigende argumenten waren gepresenteerd die het voorlopige oordeel konden weerleggen.

Uiteindelijk bevestigde het Hof het vonnis waarvan beroep en veroordeelde het appellanten in de proceskosten van de geïntimeerden. De uitspraak benadrukt de bescherming van partijen tegen misbruik van omstandigheden in overeenkomsten, waarbij de goede zeden en de bescherming van de benadeelde partij centraal staan. De beslissing is in overeenstemming met de huidige wetgeving, die vernietigbaarheid van dergelijke overeenkomsten erkent.

Uitspraak

ZAAKNR: AR 87/02 – H 27/11
UITSPRAAK: 14 februari 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
1. [appellant sub 1],
wonend in Sint Maarten,
2. [appellant sub 2],
wonend in Nederland,
oorspronkelijk gedaagden, thans appellanten,
gemachtigden: mr. M.N. Hoeve en P.A.M. Brandon,
- tegen -
1. [geintimeerde sub 1],
2. [geintimeerde sub 2],
beiden wonend in Nederland,
oorspronkelijk eisers, thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. A.E. Barrios.
Appellanten worden hierna aangeduid als [appellant sub 1] en [appellant sub 2] of als [appellanten] Geïntimeerden worden hierna aangeduid als [geïntimeerden]
1. Verdere verloop van de procedure
Voor het procesverloop tot 20 september 2011 wordt verwezen naar het tussenvonnis van het Hof van die datum. Vervolgens heeft [appellant sub 2] een akte genomen en hebben [geïntimeerden] op een nadere rolzitting een antwoordakte genomen. Vonnis is bepaald op heden.
2. Verdere beoordeling
2.1 Bij het vonnis van 20 september 2011, waarbij het Hof volhardt, heeft het Hof ten aanzien van [appellant sub 2] overwogen dat tussen partijen vast staat dat de in de transportakte genoemde koopprijs nooit is betaald aan [x]. Verder heeft het Hof overwogen dat [appellant sub 2] wist, althans had moeten weten, dat [appellant sub 1] zich bij de verkoop en levering van de woning beriep op slechts een algemene lastgeving (zich aldus aan ongeoorloofde Selbsteitritt schuldig makend) en dat [appellant sub 2] daarvan mee profiteerde. Ten slotte heeft het Hof overwogen dat [appellant sub 2] wist, althans had moeten weten, van de geestestoestand van lichte dementie waarin [x] ten tijde van de koop en levering verkeerde. Op grond hiervan is het Hof tot het voorshands oordeel gekomen dat de koopovereenkomst onder misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen. [appellant sub 2] is vervolgens bij dat tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich over een en ander uit te laten.
2.2 [appellant sub 2] heeft in haar akte verwezen naar een verklaring van Dr. Van der Linden van 22 oktober 2001. Die verklaring is niet als productie bij de akte gevoegd, maar het Hof neemt aan dat wordt gedoeld op de verklaring van dezelfde datum en dezelfde arts die door wijlen [x] bij de conclusie van repliek is overgelegd (als productie 2). Inderdaad staat daarin vermeld dat het beoordelingsvermogen van [x] (het Hof begrijpt dat hiermee [x] wordt bedoeld) goed genoeg was om belangrijke beslissingen te nemen of documenten te ondertekenen, zoals aangevoerd door [appellant sub 2]. Dat doet echter niet af aan de in die brief eveneens vermelde omstandigheid dat [x] leed aan lichte dementie. Evenmin blijkt daaruit, zoals gesteld door [appellant sub 2], dat hij niet reeds dement kon zijn in 1996 en ten tijde van het opstellen van de Algemene Lastgeving op 9 augustus 1996 volledig in staat was om zijn wil te bepalen. Bovendien laat een en ander de overige omstandigheden die het Hof tot zijn voorlopig oordeel hebben geleid onverlet, te weten dat de koopprijs nooit is betaald en dat [appellant sub 2] wist, althans had moeten weten, dat [appellant sub 1] zich bij de verkoop en levering van de woning op slechts een algemene lastgeving beriep (zich aldus aan ongeoorloofde Selbsteitritt schuldig makend) en zij daarvan mee profiteerde.
2.3 Verder heeft [appellant sub 2] gesteld dat [x] reeds in 1996 aan de notaris en aan zijn beide dochters heeft kenbaar gemaakt dat hij het perceel aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wilde overdragen. De bij de akte gevoegde verklaring van notaris mr. F.E.E. Tjon Ajong van 11 oktober 2007 zegt daarover niets. De verklaring handelt uitsluitend over de legalisatie van de handtekening van [x] onder de Algemene Lastgeving. Ook zegt de verklaring van de notaris niets over de indruk van de geestestoestand van [x] toentertijd.
2.4 Voorts is er geen plausibele verklaring gegeven of gebleken waarom [x] niet zelf bij iets zo belangrijks als het sluiten van de koopovereenkomst en het verlijden van de transportakte van 15 oktober 1998 aanwezig was en waarom [appellant sub 1] daarbij als gevolmachtigde is opgetreden. Ook is niet concreet en specifiek (tegenover wie, wanneer, bij welke gelegenheid, etc.) gesteld dat [x] (op of rond 9 augustus 1996 dan wel op of rond 15 oktober 1998) heeft kenbaar gemaakt dat hij het perceel grond om niet aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wilde overdragen.
2.5 Gezien het bovenstaande heeft [appellant sub 2] niets gesteld dat het Hof af kan brengen van zijn voorshands oordeel, en is het Hof thans van oordeel dat vaststaat dat de koopovereenkomst en de transportakte door misbruik van omstandigheden zijn tot stand gekomen. Onder het oude recht, waarbij misbruik van omstandigheden was erkend in de rechtspraak, leidde dat wegens strijd met de goede zeden ingevolge de artikelen 1352 en 1354 (oud) BW tot nietigheid. Dat was een relatieve nietigheid, dus vernietigbaarheid, omdat het strekte tot bescherming van de benadeelde. Misbruik van omstandigheden leidt onder het huidige recht, ingevolge artikel 3:44 BW, eveneens tot vernietigbaarheid van de koopovereenkomst en transportakte.
2.6 Uit het bovenstaande volgt dat het GEA de vordering tot vernietiging ook ten aanzien van [appellant sub 2] terecht heeft toegewezen en ook in zoverre het hoger beroep tevergeefs is voorgesteld. Nu het Hof reeds bij het tussenvonnis datzelfde heeft geoordeeld ten aanzien van [appellant sub 1], luidt de conclusie dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis, nu het Hof daar ook geen ambtshalve bezwaren tegen heeft, zal worden bevestigd. [appellanten] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, in de proceskosten van [geïntimeerden] worden veroordeeld.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de proceskosten in hoger beroep van [geïntimeerden], tot op heden begroot op Afl. 5.100,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 14 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.