ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW0539

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 47085/11 - H 167/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid en hoogte van griffierecht in hoger beroep door Doorman Holding

In deze zaak gaat het om de tijdigheid en hoogte van het griffierecht dat door Doorman Holding N.V. is betaald in het kader van een hoger beroep. De zaak is aanhangig gemaakt bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De uitspraak vond plaats op 21 februari 2012. Doorman Holding, oorspronkelijk verweerster in conventie en verzoekster in reconventie, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De griffier had vastgesteld dat het griffierecht van NAF. 900,= te laag was, terwijl het verschuldigde griffierecht in hoger beroep op NAF. 6.000,= werd getaxeerd. Het Hof oordeelde dat Doorman Holding de gelegenheid moest krijgen om het verschil van NAF. 5.100,= na te betalen, aangezien het hoger beroep niet was vervallen door het niet tijdig betalen van het griffierecht. De procedure benadrukt de noodzaak voor appellanten om tijdig en correct griffierecht te betalen om ontvankelijkheid van hun hoger beroep te waarborgen. De mondelinge behandeling werd gepland voor 10 april 2012, waarbij het Hof de zaak aanhield voor verdere beslissingen.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2012
Registratienrs. EJ 47085/11 - H 167/11
Uitspraak: 21 februari 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Tussenbeschikking in de zaak van:
de naamloze vennootschap DOORMAN HOLDING N.V.,
gevestigd in Curaçao,
hierna te noemen: Doorman Holding,
oorspronkelijk verweerster in conventie, verzoekster in reconventie, thans appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. R.J. Bos,
tegen
Karel Andries BADE,
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: Bade,
oorspronkelijk verzoeker in conventie, verweerder in reconventie, thans geïntimeerde in principaal appel, appellant in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. W. ten Veen.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 47085 van 2011 gegeven en op 9 mei 2011 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. Doorman Holding heeft in een ‘akte van beroep’, die door het Hof wordt aangemerkt als beroepschrift, ingekomen op 6 juni 2011, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. In een op 15 juli 2011 per fax ingekomen ‘memorie van grieven’ heeft zij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zowel in conventie als reconventie zal vernietigen en de verzoeken van Bade in conventie zal afwijzen en die van Doorman Holding in reconventie zal toewijzen, met veroordeling van Bade in de kosten van deze procedure in beide instanties.
1.3. Bade heeft in een verweerschrift, met producties, het hoger beroep bestreden en op zijn beurt incidenteel appel ingesteld. Bade heeft geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking bevestigt, met inachtneming van het door hem ingesteld incidenteel appel, met veroordeling van Doorman Holding in de kosten.
1.4. Door Doorman Holding is een ‘memorie van antwoord/verweer in het incidenteel appel’ ingesteld, met als conclusie dat het Hof Bade niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn incidenteel appel, c.q. dit ongegrond zal verklaren, met dien verstande dat de veroordeling tot uitbetaling van 32 vakantiedagen wordt gewijzigd in een veroordeling tot betaling van 13 vakantiedagen, met veroordeling van Bade in de kosten van het incidenteel appel.
1.5. Op 24 januari 2012 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voor Doorman Holding is verschenen mw Antoinette van den Berg, algemeen directeur, vergezeld van de gemachtigde van Doorman Holding. Bade is verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. Eerder waren door partijen producties ingezonden. Zoals tevoren door de voorzitter bepaald, heeft de behandeling zich beperkt tot de vraag of tijdig griffierecht is betaald door Doorman Holding en zo ja, of genoeg griffierecht is betaald. Doorman Holding heeft ter zitting een ‘akte verzoek taxatie kosten, de dato 24 januari 2012 in het hoger beroep EJ 47085/11 – H-167/11’ ingediend.
1.6. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzitter van het Hof medegedeeld dat heden een tussenbeschikking wordt uitgesproken.
2. De gronden van het hoger beroep
De gronden van het hoger beroep zijn niet vervat in het beroepschrift, zoals artikel 429o lid 1 jo artikel 429d lid 1 Rv voorschrijft. Dit leidt echter niet tot niet-ontvankelijkheid van Doorman Holding in haar hoger beroep. Doordat Doorman Holding bevoegd en niet verplicht is middelen voor te dragen (artikel 429o lid 1, laatste zin, Rv), is door het hoger beroep de zaak in beginsel in volle omvang aan het oordeel van het Hof als appelrechter onderworpen. Hoewel het pleidooi of de pleitnota in dit geval niet kan dienen als een toelichting op de middelen (gronden) van het hoger beroep (hier: de ‘memorie van grieven’), moet de appellant gelegenheid worden gegeven de door hem in eerste aanleg aangevoerde stellingen en weren toe te lichten, te verbeteren en aan te vullen met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. Met nieuwe, voor het eerst bij pleidooi aangevoerde feiten mag de rechter rekening houden als de wederpartij deze feiten erkent of aanvaardt dat deze feiten in de rechtsstrijd worden betrokken. Ingeval de wederpartij dit niet aanvaardt, kan de rechter deze feiten terzijde laten op grond dat de wederpartij daarop niet meer voldoende heeft kunnen reageren (vgl. ten aanzien van de AR-procedure: HR 10 november 2000, LJN: AA8289, NJ 2001, 301, <i>Pitt v. Van Frederici</i> en HR 23 februari 2007, LJN: AZ6220, NJ 2007, 133, <i>Manoth v. Arts</i>). In casu is Bade zonder bezwaar ingegaan op de inhoud van de ‘memorie van grieven’.
3. Betaling van griffierecht
<i>Tijdigheid</i>
3.1. Artikel 429o lid 1, tweede zin, jo artikel 270 lid 5 Rv bepaalt dat, indien niet tijdig vooruitbetaling plaatsvindt van het door de griffier getaxeerde bedrag aan kosten en vast recht, het hoger beroep vervalt. In EJ-zaken dient het griffierecht uiterlijk op de laatste dag van de beroepstermijn van zes weken te zijn betaald of indien per fax hoger beroep is ingesteld, op de volgende (werk)dag.
3.2. In casu viel de laatste dag van de beroepstermijn op 20 juni 2011. Het griffierecht (van NAF. 900,=) is pas betaald op 18 juli 2011.
3.3. Doorman Holding heeft aangevoerd dat toen zij hoger beroep instelde – op 6 juni 2011, dus rijkelijk vroeg – de griffier niet het bedrag had getaxeerd.
3.4. Doorman Holding heeft hoger beroep ingesteld bij een ‘akte van hoger beroep in de procedure E.J. 47085/11’. Door de toevoeging in de kop van een EJ-nummer behoorde de griffier te onderkennen dat terstond griffierecht diende te worden betaald en dat niet, zoals in AR-zaken, daarvoor nog zes weken beschikbaar waren. Daarom kan niet worden aangenomen dat het hoger beroep van Doorman is vervallen.
<i>Hoogte</i>
3.5. Door Doorman Holding is NAF. 900,= aan griffierecht betaald. De griffier van het Hof stelt zich op het standpunt dat dit te weinig is. Het direct geldelijk belang van het door Doorman Holding ingestelde hoger beroep wordt door de griffier getaxeerd op NAF. 300.000,=, hetgeen uitkomt op een verschuldigd griffierecht van NAF. 6.000,= in hoger beroep (artikel 20 lid 7 <i>Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken</i>). Doorman Holding dient uiterlijk op 1 april 2012 een bedrag van (6.000 – 900 =) NAF. 5.100,= te hebben nabetaald.
3.6. Voor de goede orde wordt Doorman Holding gewezen op artikel 35 lid 3 <i>Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken</i>, inhoudende de mogelijkheid om gedurende een maand na betaling van het voorschot in verzet te komen bij het Hof tegen deze beslissing van de griffier.
3.7. Aangenomen dat tijdig het griffierecht wordt nabetaald, zal de mondelinge behandeling worden voortgezet op dinsdag 10 april 2012, om 9.00 uur.
3.8. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. Beslissing
Het Hof:
- bepaalt dat het door Doorman Holding ingestelde hoger beroep niet is vervallen;
- verwijst de zaak naar de zitting van het Hof van 10 april 2012, om 9.00 uur, voor voortzetting van de mondelinge behandeling;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en P.E. de Kort, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2012 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.