ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW0446
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verjaring van een vordering tot betaling van achterstallig loon
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de verjaring van een vordering tot betaling van achterstallig loon door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De appellant, wonend in Sint Maarten, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten (GEA) die zijn vordering op grond van bevrijdende verjaring heeft afgewezen. De vordering betreft achterstallig loon over de periode van augustus 1989 tot en met juli 2004, waarbij het verzoekschrift op 17 februari 2011 is ingediend, meer dan vijf jaar na de laatste betaling. Het Hof oordeelt dat de stuiting van de verjaring niet tijdig heeft plaatsgevonden en dat er geen erkenning van de schuld door de stichting is geweest.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn van vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 3:308 BW, is verstreken. De appellant heeft geprobeerd te stellen dat er stuiting heeft plaatsgevonden door een brief van 27 mei 2005, maar het Hof concludeert dat deze stuiting niet heeft geleid tot een verlenging van de verjaringstermijn. De appellant heeft ook aangevoerd dat er erkenning van de schuld heeft plaatsgevonden, maar het Hof oordeelt dat de enkele betaling van een of meer termijnbetalingen niet kan worden aangemerkt als erkenning van de verschuldigdheid van andere bedragen.
Uiteindelijk bevestigt het Hof de beschikking van het GEA en veroordeelt de appellant in de kosten van de procedure in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 27 januari 2012, waarbij de rechters J. de Boer, J.R. Sijmonsma en P.E. de Kort aanwezig waren.