ECLI:NL:OGHACMB:2012:2

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2012
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
HAR 141 en 142 van 2012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordelingen in moordzaken op Bonaire met betrekking tot [X] en [Y]

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 13 september 2012 uitspraak gedaan in het kader van een herzieningsverzoek van de veroordeelden [X] en [Y]. Beide veroordeelden waren eerder veroordeeld voor hun betrokkenheid bij de moord op twee slachtoffers in de nacht van 15 op 16 juli 2005 op Bonaire. Het Hof heeft de aanvragen tot herziening behandeld, waarbij de verdediging nieuwe bewijsmiddelen heeft aangedragen die de eerdere veroordelingen in twijfel trekken. De verdediging stelde dat de verklaringen van getuigen vals waren en dat er nieuwe forensische gegevens waren die de alibi's van de veroordeelden ondersteunden. Het Hof heeft besloten dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is en heeft de rechter-commissaris belast met het uitvoeren van dit onderzoek. De procureur-generaal heeft ook gepleit voor een nieuw, integraal onderzoek naar de moordzaken, gezien de maatschappelijke onrust en de mogelijkheid van nieuwe verdachten. Het Hof heeft het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van [X] afgewezen, maar heeft de verdere beslissing aangehouden totdat het aanvullende onderzoek is afgerond.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 september 2012
Zaaknummers: HAR 141 en 142 van 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
T U S S E N V O N N I S
op aanvragen tot herziening van in kracht van gewijsde gegane uitspraken van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, betreffende de veroordeelden:
[X](hierna: [x]),
geboren te Bonaire op [datum] 1978,
thans gedetineerd in de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN), locatie Bonaire,
en:
[Y](hierna: [y]),
geboren te Bonaire op [datum] 1985,
wonende te [adres] te Bonaire.

1.De uitspraken waarvan herziening is gevraagd

1.1
Het Hof heeft in hoger beroep – met vernietiging van vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 18 januari 2006 – [x] bij vonnis van 6 juni 2006 (H-78/2006) ter zake van medeplegen van moord, meermalen gepleegd, en overtreding van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig jaren met aftrek van voorarrest en [y] bij vonnis van 6 juni 2006 (H-80/2006) ter zake van medeplichtigheid aan medeplegen van doodslag, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest.
1.2
De Hoge Raad heeft bij arresten van 22 mei 2007 de tegen deze vonnissen ingestelde cassatieberoepen verworpen.

2.De procesgang in herziening

2.1
De aanvragen tot herziening, met bewijsmiddelen 1 tot en met 15, zijn bij verzoekschrift van 18 juli 2012 bij het Hof ingediend namens de veroordeelden door mr. P. Dingemanse, advocate ingeschreven bij het Hof, en mr. G.G.J. Knoops, advocaat in Nederland. Het Hof heeft mr. Knoops toegestaan om als raadsman op te treden in deze herzieningszaak op grond van artikel 57 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering BES (hierna: Sv BES). Bij brief van 15 augustus 2012 heeft mr. Knoops bewijsmiddelen 16 tot en met 22 ingediend. Bij brief van 20 augustus 2012 heeft mr. Knoops een “aanvullend verzoek tot herziening” ingediend met bewijsmiddelen 23 en 24.
2.2
De advocaat-generaal, mr. A.C. van der Schans, heeft het Hof bij brief d.d. 18 juli 2012 zijn reactie aan mr. Knoops op het (aan hem door mr. Knoops op voorhand toegestuurde) herzieningsverzoek doen toekomen.
2.3
De aanvragen zijn behandeld ter openbare terechtzitting van het Hof van 24 augustus 2012 op Bonaire. Aldaar heeft mr. Knoops de aanvragen mondeling toegelicht onder overlegging van een pleitnota met bewijsmiddelen 25 tot en met 29. De veroordeelden zijn gehoord op hun herzieningsaanvragen. De (fungerend) procureur-generaal, mr. S.B.P. Lukowski, heeft het standpunt van het openbaar ministerie verwoord onder overlegging van zijn schriftelijke aantekeningen.
2.4
Het Hof heeft kennisgenomen van de conclusie van de procureur-generaal om de behandeling van het herzieningsverzoek aan te houden en de rechter-commissaris te Bonaire te belasten met een nader onderzoek op de voet van artikel 462 Sv BES. De verdediging heeft het Hof verzocht primair om een beslissing te nemen ex artikel 461 lid 2 Sv BES en subsidiair, bij toepassing van artikel 462 Sv BES, de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van [x] te schorsen ex artikel 43 Sv BES.
2.5
Bepaald is dat heden uitspraak zal worden gedaan.

3.Grondslag voor herziening

3.1
Op grond van artikel 453 lid 1 aanhef en onder b Sv BES, kan herziening van een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak houdende veroordeling worden aangevraagd op grond van enige omstandigheid die bij het onderzoek op de terechtzitting de rechter niet was gebleken en die op zichzelf of in verband met de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt, zodanig dat ernstig vermoeden ontstaat dat ware zij bekend geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid, hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging op grond dat deze niet strafbaar was, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2
De verdediging beroept zich op omstandigheden als bedoeld in artikel 453 lid 1 aanhef en onder b Sv BES, aangeduid als nova. Deze nova tasten, tezamen en in onderlinge samenhang, volgens de verdediging de bewijsconstructie van het Hof direct aan, zodanig dat deze met de uitspraken niet bestaanbaar zijn en, ware deze het Hof bekend geweest, zouden hebben geleid tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde.
3.3
Onder 1 op de dagvaarding is zowel aan [x] als aan [y] ten laste gelegd, kort gezegd, dat hij zich in of omstreeks de nacht van 15 op 16 juli 2005 te Bonaire schuldig heeft gemaakt jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan:
  • primair: impliciet primair: (medeplegen) moord; impliciet subsidiair: (medeplegen) doodslag;
  • subsidiair: impliciet primair: medeplichtigheid (medeplegen) moord; impliciet subsidiair: medeplichtigheid (medeplegen) doodslag;
  • meer subsidiair: (medeplegen) wederrechtelijke vrijheidsberoving;
  • nog meer subsidiair: medeplichtigheid (medeplegen) wederrechtelijke vrijheidsberoving;
  • meest subsidiair: medeplichtigheid (medeplegen) wederrechtelijke vrijheidsberoving; en, in de zaak van [x] dat hij zich in of omstreeks de periode van 15 juli 2005 tot en met 16 juli 2005 te Bonaire schuldig heeft gemaakt jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan:
  • uiterst subsidiair: (medeplegen) bedreiging.

4.De bewezenverklaringen, de bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen

4.1.1
Het Hof heeft ter zake van feit 1 in de zaak van [x] wettig en overtuigend bewezen geacht hetgeen aan hem primair, impliciet primair, is ten laste gelegd, met dien verstande:
‘1 primair
dat hij in de nacht van 15 op 16 juli 2005 op het eiland Bonaire tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, met voorbedachte raad, een persoon genaamd [slachtoffer 1] en een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg:
  • met een vuistvuurwapen kogels afgevuurd in het hoofd en de nek van die [slachtoffer 1] en
  • met een vuistvuurwapen kogels afgevuurd in het hoofd en de borst van die [slachtoffer 2],
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zijn overleden;’
4.1.2
Het Hof heeft ter zake van feit 1 in de zaak van [y] wettig en overtuigend bewezen geacht hetgeen aan hem subsidiair, impliciet subsidiair, is ten laste gelegd, met dien verstande:
‘1. subsidiair, impliciet subsidiair
dat [z] en A.J. [x] in de nacht van van 15 op 16 juli 2005 op het eiland Bonaire opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 1] en een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven hebben beroofd, hebbende die [x] toen aldaar opzettelijk met een vuistvuurwapen kogels afgevuurd in het hoofd en de nek van die [slachtoffer 1] en met een vuistvuurwapen kogels afgevuurd in het hoofd en de borst van die [slachtoffer 2], tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zijn overleden,
bij het plegen van welk vorenomschreven misdrijf hij, verdachte, in de periode van 15 juli 2005 tot en met 3 augustus 2005 te Bonaire opzettelijk behulpzaam is geweest, hebbende hij, verdachte, omstreeks 15 juli 2005 bij de ingang van het Bolivia-terrein op de uitkijk gestaan, teneinde die [z] en [x] bij onraad te waarschuwen.’
4.2
Voor de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen wordt verwezen in de zaak van [x] naar de in het vonnis van het Hof opgenomen bewijsmiddelen en in de zaak van [y] naar de aan het vonnis van Hof gehechte bewijsmiddelenbijlage, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast geldt, behalve voor wat betreft de in beide zaken voor het bewijs gebruikte verklaringen van [y], waarvan de inhoud hierna omwille van de duidelijkheid zal worden weergegeven:
‘Op de donderdag voor die bewuste vrijdag, ontmoette ik [x]) in de avonduren in de stad. Ik voerde een gesprek met [x], waarbij hij naar voren bracht dat twee mannen die met zijn broer [broer van x ] handel in verdovende middelen drijven, een zogenaamde "hit" op [broer van x] hadden gepleegd. De twee mannen hadden namelijk drugs van [broer van x] gestolen. [x] zei tegen mij dat hij op zoek was naar deze mannen om het een en ander met hen te regelen. Met "regelen" begreep ik dat [x] deze mannen zocht om hun op de een of andere wijze af te schrikken, zodat zij de door hen gestolen drugs terug zouden geven of voor de weggenomen drugs zouden betalen.
Op de bewuste vrijdag in de avonduren bevond ik mij thuis, toen ik door [x] werd opgebeld. [x] zei tegen mij dat hij mij nodig had en vroeg mij of ik op dat moment over de auto van mijn moeder beschikte. De auto van mijn moeder is een witgelakte Toyota Yaris voorzien van het kenteken [ ]. Hierop antwoordde ik dat mijn moeder bij een feest te Meralney Vacation Village was en dat ik daar de auto moest ophalen. Ik zei tegen hem dat ik naar Meralney Vacation Village zou gaan om hem daar te ontmoeten. Ik ging op mijn scooter naar Meralney Vacation Village. Vooraf had ik mijn moeder gebeld en haar gezegd dat ik haar auto zou komen ophalen. Ik ontmoette mijn moeder bij de ingang en zij overhandigde mij de sleutel. Ik liep naar de auto van mijn moeder, stapte in de auto en bleef daar op [x] wachten. Even later kwam hij ter plaatse. [x] trad op als bestuurder van de pick-up van zijn broer [broer van x]. Het is een grijsgelakte enkel cabine pick-up van het merk Mitsubishi. [x] was alleen in de pick-up. Wij stapten beiden uit en gingen met elkaar praten. [x] zei tegen mij: "Ik heb een karweitje voor jou." [x] zei tegen mij dat ik met hem mee moest rijden en dat hij mij later zou uitleggen wat mij te doen stond. Hierna stapte ik in de auto van mijn moeder en [x] in de pick-up. Kort hierna kwam een witgelakte vierdeurs personenauto ter plaatse. [x] gaf de inzittenden van de witte auto een seintje en maanden hun aan om verder te rijden. Ik zag de witte auto bemand was door vier personen. Ik heb vier personen in de auto gezien. Gekomen bij de kruising van wegen ten westen van Meralney Vacation Village sloegen wij rechtsaf. Ik bleef [x] volgen. Wij reden direct naar de ingang van Bolivia. Gekomen bij de ingang van Bolivia, werden alle drie auto's tot stilstand gebracht. Ik zat alleen in de auto van mijn moeder. [x] stapte uit de pick-up en liep naar mij toe. [x] zei tegen mij: "Dit is jouw taak. Blijf hier staan en als je een auto ziet aankomen, bel mij op mijn telefoon." [x] maande mij aan om mijn auto iets opzij, dus langs de weg, te parkeren. Op dat moment verlichtte ik de witte auto. Ik zag dat er twee mannen op de achterbank van de witte auto zaten. Doordat de bestuurder van de witte auto en de man naast hem alsmaar bleven omkijken, kon ik hen herkennen. Een van hen herkende ik als zijnde [z] ( [z]) die als bestuurder optrad. De witte auto was van het merk Toyota Tercel. Hierna stapte [x] in de pick-up, waarna de twee auto's Bolivia binnen gingen. Ik doofde de verlichting van mijn auto en bleef daar staan. Na ongeveer 5 tot 10 minuten stapte ik uit mijn auto om een sigaretje te roken. Plotseling hoorde in drie tot vijf achtereenvolgende knallen. Direct dacht ik dat de knallen vuurwapenschoten waren. Na ongeveer 5 minuten nadat ik de schoten had gehoord, kwamen [x] en [z] met hoge snelheid weer naar buiten. [z] zat in de witte auto terwijl [x] in de pick-up zat. De twee andere mannen zag ik niet meer. Ik hoorde dat er een geluid van onder de pick-up van [x] kwam. Het klonk alsof er iets onder de pick-up gebroken was. [z] en [x] gingen onder de pick-up kijken naar hetgeen het geluid veroorzaakte. Als eerste reed [z] in de witte auto hard weg. [x] reed vervolgens weg. Ik hoorde nog steeds het geluid dat van onder de pick-up kwam. Hierna reed ik ook weg.’
en:
‘Toen ik bij Lagun Hill was kwam [x] bij mijn auto aanlopen. Plotseling haalde hij een vuurwapen tevoorschijn. Ik zag dat [x] zich agressief en nerveus gedroeg.’
4.3.1
Voorts bevatten beide vonnissen een nadere bewijsoverweging (met betrekking tot feit 1).
4.3.2
In de nadere bewijsoverweging in de zaak van [y] heeft het Hof, samengevat weergegeven, overwogen dat het Hof de voor het bewijs gebruikte verklaringen van [y] geloofwaardig acht en dat de voor het bewijs gebruikte verklaringen van [z] steun vinden in deze verklaringen en dat dit laatste maakt dat niet aannemelijk is dat [y] zich op die bewuste avond thuis bevond, zoals door zijn familieleden is verklaard.
4.3.3
In de nadere bewijsoverweging in de zaak van [x] heeft het Hof, samengevat weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende overwogen. Het Hof acht de voor het bewijs gebruikte verklaringen van [z] en [y] geloofwaardig, waarbij voor wat [z] betreft geldt dat zijn voor het bewijs gebruikte verklaringen steun vinden in de verklaringen van [y]. Aangaande het alibi waarop de verdachte zich heeft beroepen dat hij in de nacht van de moorden doende zou zijn geweest met het binnensmokkelen in de gevangenis van een telefoon ten behoeve van zijn aldaar opgesloten broer [broer van x], oordeelt het Hof door verdachte en getuigen afgelegde verklaringen onvoldoende geloofwaardig.

5.De aangedragen nova

5.1
De strekking van het betoog van de verdediging is dat de hiervoor onder 4.2 weergegeven verklaringen van [y] vals zijn, dat wil zeggen: de eerste hiervoor onder rov. 4.2 weergegeven verklaring is een valse bekentenis van [y] en beide verklaringen zijn valse beschuldigende verklaringen tegen [x], en voorts dat zowel [y] als [x] een alibi heeft, in de zin dat noch [y] noch [x] ten tijde van de delicten bij de plaats delict aanwezig kan zijn geweest. Daarbij stelt de verdediging zich op het standpunt dat het Hof is uitgegaan van twee premissen, namelijk ten eerste, dat de moorden op het terrein Bolivia zijn gepleegd en ten tweede, dat de moorden kort na 23:30 uur zijn gepleegd.
5.2
De door de verdediging in het verzoekschrift als zodanig aangedragen nova, vijf in totaal, zijn de volgende.
5.3
Novum 1: Meralney Vacation Village. In de eerste hiervoor onder rov. 4.2 weergegeven verklaring verklaart [y] dat hij de auto van zijn moeder bij een feest te Meralney Vacation Village heeft opgehaald. Onderzoek van de zijde van de verdediging heeft echter uitgewezen dat het betreffende feest heeft plaatsgevonden op 18 juni 2005, en dus niet op 15 juli 2005. Volgens de verdediging moet daarom ernstig worden getwijfeld aan de juistheid van de voor het bewijs gebruikte verklaring van [y].
5.4
Novum 2: computeractiviteit [y]. Uit het onderzoek naar de harde schijf van de computer van [y] is gebleken dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op de avond van de moorden tot in ieder geval 23:26:00 uur Bonairiaanse tijd met zijn computer heeft gewerkt. Voor het gebruik van MSN Messenger met het adres [qqq]@hotmail.com – welk programma op die avond door die gebruiker in gebruik was – was het nodig een wachtwoord op te geven dat alleen [y] kende. De verdediging beroept zich hierbij op het deskundigenrapport ‘Onderzoeksrapport Maine’ van drs. W.A. Verloop van 23 februari 2012 (bewijsmiddel 11).
5.5
Ter terechtzitting heeft de verdediging het belang van dit nieuwe forensisch-technische gegeven als volgt nader toegelicht. [y] heeft tot in ieder geval 23:26:00 uur Bonairiaanse tijd met zijn computer gewerkt, en was dus op dat moment thuis. Op grond van de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen zou het echter zo moeten zijn geweest dat [y] 5 – 15 minuten vóór het tijdstip van de moorden al bij de ingang van het Bolivia terrein stond, nu het Hof heeft aangenomen dat hij even in zijn auto heeft gewacht, toen naar buiten ging om een sigaret te roken en na 5 – 10 minuten schoten hoorde. Dat betekent dat [y], in deze bewijsconstructie, uiterlijk 23:30 uur al bij de ingang van het Bolivia terrein had moeten zijn (pleitnota, onder 43 en 44). De totale reistijd voor [y] bedraagt vanaf zijn huis naar Meralney Vacation Village en dan naar het Bolivia terrein, zonder tussenstop, 17 minuten en 45 seconden, zodat [y] op zijn vroegst om 23:43:45 (23:26:00 + 17:45 minuten) op de plaats delict kan zijn aangekomen (pleitnota, onder 48 in verbinding met bewijsmiddel 9). Hiermee is aannemelijk gemaakt dat het scenario zoals het Hof heeft aangenomen, niet kan hebben plaatsgevonden, aldus de verdediging.
5.6
Novum 3: doorwerking bewijsconstructie [x]. Novum 1 en novum 2 hebben directe invloed op de bewijsconstructie zoals gebruikt voor [x], nu diens veroordeling in de kern steunt op de verklaring van [y]. Nu aan de waarde van de verklaringen van [y] ernstig moet worden getwijfeld, ontstaat ook in de zaak van [x] het ‘ernstig vermoeden’ in de zin van artikel 453 lid 1 aanhef en onder b Sv BES.
5.7
Novum 4: de mastgegevens. De verdediging beroept zich op het deskundigenrapport ‘Spelonk’ van R. Pluijmers (auteur) en R.J. Steens (reviewer) d.d. 13 juni 2012 (bewijsmiddel 14A en 14B), bevattende een analyse op basis van telecomgegevens. Daarbij gaat het voor wat betreft novum 4 om de conclusie van dat rapport dat het waarschijnlijk is dat [x] zich om 23:59 op een andere positie heeft bevonden dan [slachtoffer 1] (één van de slachtoffers) om 23:37 op basis van de gegevens dat het telefoonnumer van [slachtoffer 1] ([xxxxxx]) op 15 juli om 23:37 uur werd gebruikt op het basisstation 36291-3000-11, hetgeen de noordoostelijke sector van zendmast Lagun is, terwijl het telefoonnummer van [x] ([xxxxx]) op 15 juli om 23:59 werd gebruikt op basisstation 36291-3000-22, hetgeen de zuidoostelijke sector van zendmast Seru Largu is. Bewijsmiddel 19 is een kaart (uit 2009) waarop de zendmasten Lagun en Seru Largu zijn aangegeven. Hieruit volgt volgens de verdediging dat hoogst onaannemelijk is dat [x] bij de moorden betrokken is.
5.8
Bovendien ondersteunen in de visie van de verdediging de nu bekende mastgegevens van de gesprekken van [x] zijn verklaring dat hij steeds in buurt van de gevangenis is geweest, omdat hij op de avond van de moorden bezig was een mobiele telefoon de gevangenis in te smokkelen. De conclusie van de telecomdeskundigen is dat er een groot aantal in- en uitgaande gesprekken zijn gevoerd met het nummer [xxxx ], vermoedelijk een GSM die in de gevangenis aanwezig was en door meerdere gedetineerden werd gebruikt. De deskundigen zien dat [x] op 15 en 16 juli in totaal 27 keer naar dit nummer heeft gebeld (antwoord op vraag 2, pagina’s 3 en 4 van het rapport ‘Spelonk’).
5.9
Novum 5: nieuwe tijdlijn. Hierbij wijst de verdediging op de als bewijsmiddel 15b overgelegde tijdlijn en het daaraan ontleende overzicht onder 31 van de pleitnota. Dit betreft een reconstructie op basis van de bestaande en nieuwe gegevens, waaronder de computeractiviteit van [y] en de mastgegevens van uitgaande telefoonnumers in het dossier, waaronder die van [x] en [slachtoffer 1]. Daaruit blijkt volgens de verdediging dat noch [y] noch [x] toen op het Bolivia terrein kunnen zijn geweest.

6.Conclusie procureur-generaal

6.1
De procureur-generaal heeft zijn conclusie om de behandeling van het herzieningsverzoek aan te houden en de rechter-commissaris te Bonaire te belasten met een nader onderzoek op voet van artikel 462 Sv BES als volgt gemotiveerd.
6.2
Tijdens het onderzoek “Spelonk” zijn fouten gemaakt. Vast staat, aldus de procureur-generaal, dat er is nagelaten om bepaalde aspecten te onderzoeken, of om deze uitputtend genoeg te onderzoeken. Daardoor heeft de rechter zich op basis van een (onderzoekstechnisch) incompleet dossier een oordeel moeten vormen. Bij zijn oordeelsvorming was de rechter in zeer sterke mate afhankelijk van getuigenverklaringen. Deze werden soms wel, soms niet ondersteund door min of meer objectieve gegevens. Echt hard forensisch bewijs ontbrak ten enenmale: geen foto- of videomateriaal, geen DNA.
6.3
Gelet op de maatschappelijke onrust die nog steeds bestaat over de dubbele moord acht het openbaar ministerie een nieuw, allesomvattend onderzoek naar die moord geïndiceerd. Daarbij kan – mede aan de hand van de aangedragen nova –gekeken worden zowel naar de vraag of [y] en [x] terecht zijn veroordeeld als naar de vraag of er wellicht anderen zijn die ten onrechte nog niet zijn vervolgd. Dit betekent een nieuw integraal strafrechtelijk onderzoek, aldus de procureur-generaal.
6.4
De procureur-generaal heeft naar voren gebracht dat bij dat onderzoek dienen te worden betrokken het oorspronkelijke onderzoeksdossier, het materiaal dat is aangedragen door de reviewcommissie en het materiaal dat is aangedragen in deze herzieningszaak door de verdediging. Voorts zal het onderzoekteam al datgene moeten doen wat zij vanuit haar expertise noodzakelijk oordeelt om de gewelddadige dood van de gebroeders Martis finaal en uitputtend te onderzoeken.
6.5
Volgens de procureur-generaal zal voor dat onderzoek – ten behoeve van de objectiviteit – gebruik moeten gemaakt worden van politieambtenaren die op geen enkele manier betrokken geweest zijn bij het onderzoek tot nu toe, afkomstig uit Nederland en afkomstig uit andere landen in het Caribisch gebied. Daarbij zal in ieder geval digitale expertise ingebracht moeten worden en expertise op het gebied van telecom. Dat onbevangen politieteam zou men een “cold case team” kunnen noemen, aldus de advocaat-generaal in de onder 2.2 bedoelde brief.
6.6
Voorts heeft de procureur-generaal verklaard dat, aangezien bij het onderzoek mogelijkerwijs ook nieuwe verdachten in beeld zouden kunnen komen, eveneens een officier van justitie dient te worden toegevoegd aan het team dat onder de verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris opereert, om reden dat de rechter-commissaris een groot aantal opsporingsbevoegdheden niet zelfstandig kan inzetten. Ook bij de persoon van de officier van justitie gaat volgens de procureur-generaal de voorkeur uit naar een officier die niet betrokken is geweest bij het oorspronkelijke opsporingsonderzoek en geen werkrelationele binding heeft met het eiland Bonaire, waarbij een officier van justitie vanuit Nederland de voorkeur verdient, die zal functioneren onder het gezag van de procureur-generaal op Curaçao.
6.7
Tot slot heeft de procureur-generaal meegedeeld dat een dergelijk onderzoeksteam op korte termijn operationeel kan zijn en heeft hij voorgesteld dat het Hof bepaalt dat het onderzoek binnen een termijn van zes maanden afgerond is.

7.Onderzoek door de rechter-commissaris

7.1
Op grond van artikel 462 Sv BES beveelt het Hof, indien het alvorens een beslissing te nemen een onderzoek nodig acht, dit onderzoek en draagt het dat onderzoek op aan een rechter-commissaris die in de zaak nog geen onderzoek heeft verricht. Artikel 359 Sv BES is van overeenkomstige toepassing.
7.2
Op grond van artikel 463 lid 1 Sv BES doet de rechter-commissaris na afloop van het onderzoek de stukken toekomen aan het Hof. Artikel 53 Sv BES is dan van overeenkomstige toepassing. Op grond van artikel 463 lid 2 Sv BES bepaalt de voorzitter een dag tot voortzetting van de openbare behandeling. Op grond van artikel 463 lid 3 Sv BES doet de procureur-generaal aan de veroordeelde tijdig mededeling van de dag van de behandeling.
7.3
Op grond van artikel 464 lid 1 Sv BES beveelt het Hof, indien het de zaak nog niet voldoende onderzocht acht, een nader onderzoek, zo nodig met aanwijzing van een andere rechter-commissaris, met inachtneming van artikel 462 Sv BES te benoemen. Op grond van artikel 464 lid 2 Sv BES is artikel 463 Sv BES van toepassing.

8.Onderzoeksopdracht rechter-commissaris

8.1
Mede gelet op al het voorgaande onder 3, 4, 5 en 6 in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het Hof het vanwege de bijzondere omstandigheden van deze herzieningszaak nodig alvorens een beslissing te nemen op de aanvragen tot herziening om, met toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 462 Sv BES, aanvullend onderzoek op te dragen aan de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire.
8.2
Ter toelichting daarvan dient ook het volgende. Het Hof kan de verdediging niet volgen in het standpunt (zie hiervoor 5.1) dat het Hof in de vonnissen van [x] en [y] is uitgegaan van de premisse dat de moorden kort na 23:30 uur zijn gepleegd. Het Hof heeft bewezen verklaard dat de delicten ‘in de nacht van 15 op 16 juli 2005’ zijn gepleegd. Een nauwkeuriger tijdsaanduiding dan dit bevatten de bewezenverklaringen niet, noch komt die naar voren uit de gebruikte bewijsmiddelen.
8.3
Voorts heeft het Hof in aanmerking genomen dat een feit van algemene bekendheid is dat de afstanden tussen de relevante plaatsen in het dossier, waaronder de afstand van de woonadressen van [y] en [x] en de gevangenis, enerzijds, en het Bolivia-terrein anderzijds, betrekkelijk kort zijn en deze met een auto relatief snel te overbruggen zijn, zeker in de nacht wanneer er weinig verkeer is.
8.4
Het Hof zal de rechter-commissaris een gespecificeerde onderzoeksopdracht geven, gericht op de feiten die met de aangedragen nova verband houden (vgl. HR 26 juni 2001, NJ 2001, 564;
Puttense moordzaak II). Centraal dient daarbij, gezien de strekking van het betoog van de verdediging, te staan de vraag of de hiervoor onder 4.2 weergegeven verklaringen van [y] vals zijn, dat wil zeggen: de eerste hiervoor onder rov. 4.2 weergegeven verklaring is een valse bekentenis van [y] en beide verklaringen zijn valse beschuldigende verklaringen tegen [x], en voorts de vraag of [y] en/of [x] een alibi hebben/heeft, in de zin dat [y] en/of [x] ten tijde van de delicten niet bij de plaats delict aanwezig kunnen/kan zijn geweest.
8.5
Het Hof zal de rechter-commissaris daarbij opdragen om alles te doen wat hem dienstig acht gelet op deze onderzoeksopdracht, forensisch-technisch of anderszins. Het onderzoek zal in elk geval dienen in te houden onderzoek naar de validiteit en de (verdere) duiding van de conclusies van de deskundigen betreffende de computeractiviteit van [y] en de mastgegevens. Gelet op hetgeen hiervoor onder 8.2 is overwogen, zal het onderzoek zich ook dienen uit te strekken tot de vraag naar het tijdstip waarop de delicten zijn gepleegd. Zo nodig zal de rechter-commissaris daarbij gebruik maken van een onderzoeksteam zoals omschreven onder 6.5.
8.6
Het Hof merkt nog op dat indien en voor zover dit onderzoeksteam meer en ander onderzoek doet, al dan niet onder leiding van een officier van justitie vanuit Nederland, naar de vraag of er wellicht anderen zijn die ten onrechte nog niet zijn vervolgd ter zake van de onderhavige feiten waarbij er mogelijkerwijs ook nieuwe verdachten in beeld zouden kunnen komen, dit buiten de in het kader van deze herzieningszaak te geven onderzoeksopdracht aan de rechter-commissaris valt.
8.7
Het Hof zal bepalen dat de rechter-commissaris
uiterlijk31 januari 2013 de in artikel 463 lid 1 Sv BES bedoelde stukken doet toekomen aan het Hof.

9.Verzoek schorsing tenuitvoerlegging gevangenisstraf [x]

9.1
Op grond van artikel 43 lid 1 Sv BES kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft. Op grond van artikel 43 lid 3 Sv BES is het Hof, indien de zaak bij het Hof aanhangig is of aanhangig is geweest, bevoegd op het verzoek te beslissen.
9.2
Het subsidiaire verzoek, gedaan door de verdediging ter terechtzitting, om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van [x] te schorsen, strekt ertoe dat het Hof een beschikking geeft ex artikel 43 lid 1 Sv BES.
9.3
De procureur-generaal heeft zich verzet tegen schorsing van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van [x] en tegen de voorziening ex artikel 43 lid 1 Sv BES.
9.4
Het Hof overweegt dienaangaande als volgt. Er ligt een onherroepelijk veroordelend vonnis waarbij [x] is veroordeeld tot vierentwintig jaar gevangenisstraf voor betrokkenheid bij de dood van de gebroeders [slachtoffers]. Het Hof is zich blijkens de nadere bewijsoverweging in het vonnis van [x] terdege bewust geweest van de omstandigheid dat er tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd door [z] en [y] en heeft ook het alibiverweer van [x] besproken. In deze herzieningszaak acht het Hof het nodig alvorens een beslissing te nemen op de aanvragen tot herziening om aanvullend onderzoek op te dragen aan de rechter-commissaris op de gronden hiervoor onder 8.1, 8.2 en 8.3 gegeven. Bij die stand van zaken ziet het Hof in de aangedragen nova onvoldoende aanleiding om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van [x] te schorsen, zodat het verzoek daartoe zal worden afgewezen.
BESLISSING
Het Hof:
beveelt een onderzoek als hiervoor onder 8.4 en 8.5 omschreven en draagt dit op aan de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, en bepaalt dat de rechter-commissaris
uiterlijk31 januari 2013 de stukken doet toekomen aan het Hof;
wijst af het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van [x];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, S. Verheijen en J.P.C. van Dam van Isselt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Bonaire uitgesproken op 13 september 2012.