HLAR 48665/11
Datum uitspraak: 2 december 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 28 februari 2011 in zaak nr. 103/2010 in het geding tussen:
de minister van Justitie van het land Sint Maarten.
Bij beschikking van 26 april 2010 heeft de gezaghebber van het eilandgebied Sint Maarten (hierna: de gezaghebber) namens de minister van Justitie van de Nederlandse Antillen (hierna: de minister) geweigerd appellante (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen.
Bij beschikking van 13 september 2010 heeft de gezaghebber het door de vreemdeling daartegen gemaakte bezwaar namens de minister ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 februari 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 29 maart 2011, hoger beroep ingesteld.
De minister van Justitie van het land Sint Maarten heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2011, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door E.I. Maduro, en de minister van Justitie van het land Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, advocaat, zijn verschenen.
2.1. In de zogenoemde Brooks Tower Regeling (hierna: de BT-regeling) is een onderverdeling gemaakt in drie categorieën vreemdelingen. Deze is gebaseerd op de datum van binnenkomst van de desbetreffende vreemdeling in de toenmalige Nederlandse Antillen. Voor elk ervan gelden aparte vereisten en bepalingen om op voet van de regeling voor toelating in aanmerking te kunnen komen.
Tot categorie I behoren alle vreemdelingen die kunnen aantonen dat zij vóór 31 december 2001 op de Nederlandse Antillen aanwezig waren en sedertdien woonplaats hebben gehad op de onderscheiden eilandgebieden van de Nederlandse Antillen.
Tot categorie II behoren alle vreemdelingen die kunnen aantonen dat zij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005 de onderscheiden eilandgebieden van de Nederlandse Antillen zijn binnengekomen en daar sindsdien, al dan niet illegaal, hebben verbleven.
Tot categorie III behoren die vreemdelingen die na 31 december 2005 zijn binnengekomen. Zij komen niet in aanmerking voor verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf op voet van de BT-regeling.
2.2. Het Gerecht heeft overwogen dat de vreemdeling niet aan de in de BT-regeling voor toelating gestelde eisen voldoet, omdat zij in 2006 is verwijderd en dus sinds haar binnenkomst in de Nederlandse Antillen niet onafgebroken hier te lande heeft verbleven. Dat de vreemdeling na haar verwijdering is teruggekeerd, leidt niet tot een ander oordeel, omdat de regeling niet van toepassing is op vreemdelingen die op of na 1 januari 2006 de Nederlandse Antillen zijn binnengekomen, aldus het Gerecht.
2.2.1. De vreemdeling heeft dat in hoger beroep niet bestreden. Volgens haar heeft het Gerecht echter miskend dat de minister aan andere vreemdelingen die ook na 1 januari 2006 de Nederlandse Antillen zijn binnengekomen, wel op voet van de BT-regeling een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft verleend en met de afwijzing derhalve het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden.
2.2.2. Dat betoog leidt niet tot het ermee beoogde resultaat. De vreemdeling heeft niet eerder dan voor het eerst ter zitting van het Gerecht gesteld dat aan andere vreemdelingen in een met de hare vergelijkbare situatie wel op voet van de BT-regeling een vergunning tot tijdelijk verblijf is verleend. Nu zij niet heeft gesteld en aannemelijk gemaakt dat zij dat niet eerder heeft kunnen doen, heeft het Gerecht het betoog dat de minister het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, terecht als te laat, kennelijk wegens strijd met de goede procesorde, niet bij de beoordeling van het beroep betrokken.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2011
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,