Registratieno’s: GHIS 2011/49641, AR167/09, H180/11
Uitspraak: 14 december 2011
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Vonnis in het bevoegdheidsincident in de zaak van:
1. [appellant sub 1],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika en
2. de vennootschap naar vreemd recht OHAVTA, LLC,
gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika,
in eerste aanleg eisers in de hoofdzaak, gedaagden in het incident, in hoger beroep appellanten,
gemachtigden: mrs. E.R. de Vries en M. Bemer,
1. de vennootschap naar het recht van de Kaaimaneilanden ISLAND GLOBAL YACHTING ACQUISITION LTD.,
2. de vennootschap naar het recht van de Kaaimaneilanden ISLAND GLOBAL YACHTING LTD.,
beide gevestigd op de Kaaiman Eilanden en kantoorhoudende in de Verenigde Staten van Amerika,
in eerste aanleg gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident, in hoger beroep geïntimeerden,
gemachtigden: mrs. J. Veen en J. Meyer.
1. Het verloop van het geding
Hier wordt verwezen naar het door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) op 16 november 2010 tussen partijen uitgesproken vonnis. Appellanten ([appellanten]) zijn bij een op 9 december 2010 ter griffie van het GEA ingediende akte van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. In een afzonderlijke op 18 januari 2011 ingediende memorie van grieven met aangehechte producties hebben zij drie tegen het vonnis gerichte grieven geformuleerd en toegelicht en geconcludeerd, kort gezegd, tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugverwijzing van de zaak naar het GEA opdat alsnog op de hoofdzaak zal worden beslist. Geïntimeerden (Acquisition en IGY Ltd.) hebben het appel in een memorie van antwoord met aangehechte producties bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van het appel en tot bevestiging van het vonnis in het incident. Op de voor pleidooi bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen ieder een pleitnota overgelegd, waarna het Hof de uitspraak van het vonnis nader heeft bepaald op heden.
Voor de door [appellanten] aangevoerde grieven tegen het bestreden vonnis in het incident wordt verwezen naar haar hiervoor onder 1 genoemde memorie van grieven.
De rechtsoverwegingen 2.1 t/m 2.12 in het bestreden vonnis waarin het GEA de vaststaande feiten en door partijen ingenomen standpunten heeft weergegeven, zijn in hoger beroep niet bestreden zodat zij ook in hoger beroep tot uitgangspunt kunnen dienen.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Blijkens de processtukken in hoger beroep wensen partijen het geschil in volle omvang aan het oordeel van het Hof te onderwerpen.
4.2 Dit incident betreft de vraag of het GEA bevoegd is om van de hoofdzaak in dit geding kennis te nemen. Acquisition en IGY Ltd wijzen erop dat op de op 7 juni 2007 tussen partijen gesloten overeenkomst het recht van de staat New York toepasselijk is verklaard en dat, naar niet gemotiveerd is weersproken, daar ook reeds een procedure tussen partijen over het geschil aanhangig is gemaakt, welke procedure zich ten tijde van de memorie van antwoord reeds “<i>in een gevorderd stadium</i>” bevond (memorie van antwoord onder 6) en voorts dat geen van de procespartijen woonachtig of gevestigd is op St. Maarten. [appellanten] stellen zich op het standpunt dat het GEA als “<i>forum arresti</i>” wel bevoegd is om van het geschil kennis te nemen nu zij op 11 september 2009 – en nadien opnieuw op 22 april 2010 – conservatoir beslag (“verhaalsbeslag”) hebben doen leggen op alle aandelen in de op St. Maarten gevestigde en kantoorhoudende vennootschap Hop-Inn Enterprises N.V. (Hop-Inn). Nadat Acquisition en IGY Ltd. bij incidentele conclusie van 9 februari 2009 houdende de exceptie van onbevoegdheid erop hadden gewezen dat Acquisition de aandelen in Hop-Inn reeds op 22 juni 2007 aan IGY Facilities Ltd. heeft overgedragen en IGY Facilities Ltd. op haar beurt de aandelen op 30 december 2008 heeft overgedragen aan St. Maarten Holdings B.V., hebben [appellanten] in een brief van 23 februari 2010 gericht aan Acquisition, IGY Ltd., IGY Facilities Ltd. en IGY Sint Maarten Holding B.V. de nietigheid van voormelde overdrachten ingeroepen op grond van art. 3:45 BW (actio Pauliana). Acquisition en IGY Ltd. hebben daarop in een brief van 8 maart 2010 geantwoord (memorie van antwoord prod. 4), kort gezegd, dat zij de door [appellanten] ingeroepen nietigheid betwisten, onder meer erop wijzend dat voor het inroepen van de nietigheid van de aandelenoverdrachten op grond van de Pauliana bij gebreke van de vereiste benadeling, geen aanleiding bestond omdat IGY Ltd. als “Guarantor” ruimschoots verhaal biedt, zoals ook in art 10 onder (o) in de door partijen gesloten overeenkomst is vastgelegd: “…..<i>Guarantor represents and warrants that it has all necessary legal capacity to enter into this Agreement and to perform its obligations hereunder, Guarantor has at least $ 100 million of undrawn capital</i>.” Dat is door [appellanten] niet gemotiveerd weersproken.
4.3 Acquisition en IGY Ltd. voeren ter ondersteuning van hun hiervoor onder 4.2 weergegeven standpunt op verschillende (rechts)gronden aan dat het (tweede) beslag nietig is wegens vormverzuimen, dan wel dat de buitengerechtelijk ingeroepen nietigheid het beoogde doel – terugkeer van de aandelen in het vermogen van Acquistion – mist. Acquisition en IGY Ltd. menen voorts dat [appellanten] de rechtsfiguur van de Pauliana misbruiken en dat het eigenlijke doel van de ingeroepen nietigheid is bevoegdheid van het GEA te bewerkstelligen, in welk verband zij spreken van “een truukje”.
4.4 Het Hof onderschrijft de overwegingen van het GEA in het bestreden vonnis onder 2.13 t/m 2.15. De buitengerechtelijke verklaring is weliswaar gericht tot alle bij de overdracht van de aandelen betrokken partijen (Acquisition, IGY Ltd., IGY Facilities Ltd. en IGY Sint Maarten Holding B.V.), maar naar het GEA heeft overwogen, hadden [appellanten] alle bij de overdracht van de aandelen betrokken partijen ook in rechte dienen te betrekken opdat – zo nodig na voeging van de afzonderlijke procedures – beoordeeld had kunnen worden of de buitenrechtelijk ingeroepen vernietiging gerechtvaardigd was en, indien zulks het geval zou blijken te zijn, eventueel ook verhaal op de aandelen onder Sint Maarten Holding B.V. zou kunnen worden uitgeoefend. Daarnaast merkt het Hof op dat het inroepen van de Pauliana in verschillende opzichten een gerelativeerde nietigheid tot gevolg heeft. Anders dan [appellanten] lijken te menen, brengt het inroepen van de nietigheid niet mee dat de aandelen in Hopp-Inn geacht moeten worden weer te zijn teruggekeerd in het vermogen van Acquisition. Het gevolg is slechts dat indien [appellanten] door de betreffende rechtshandelingen zijn benadeeld (omdat geen verhaal op het vermogen van Acquisition of haar borg IGY Ltd. mogelijk is), zij zich op de aandelen van Hop-Inn mogen verhalen, daarbij het eigendomsrecht van Sint Maarten Holding B.V. negerend. Indien dat verhaal niet dan wel slechts gedeeltelijk plaatsvindt, blijven de (resterende) aandelen eigendom van Sint Maarten Holding B.V. Verdedigbaar is weliswaar dat indien er inderdaad sprake is van benadeling als bedoeld art. 3:45 BW, het beslag onder Sint Maarten Holding het GEA bevoegd doet zijn om van de hoofdvordering van [appellanten] kennis te nemen, maar van die benadeling is in dit geval geen sprake. Het Hof sluit zich aan bij het standpunt van Acquisition en IGY Ltd. dat [appellanten] de nietigheid van de rechtshandelingen voor een ander doel hebben ingeroepen dan waarvoor die inroeping is bedoeld. Acquisition en IGY Ltd hebben immers niet gemotiveerd weersproken aangevoerd dat er geen sprake is geweest van benadeling als bedoeld in art. 3:45 BW omdat IGY in haar kwaliteit van borg over een ruimschoots voldoende vermogen beschikt waarop [appellanten] zich eventueel kan verhalen (hiervoor onder 4.2, slot). De slotsom uit het voorgaande is dan ook dat het beslag op de aandelen onder Sint Maarten Holding B.V. geen rechtsmacht van het GEA heeft bewerkstelligd, zodat het appel ongegrond is.
4.5 Het Hof zal het bestreden vonnis bevestigen en [appellanten] veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep. Uitvoerbaarheid bij voorraad van de kostenveroordeling is niet gevorderd.
Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Acquisition en IGY Ltd begroot op NAfl. 445,= aan verschotten en NAfl. 5.100,= als salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en A.N.G.N.E. Mijnssen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten op 14 december 2011 in aanwezigheid van de griffier.