ECLI:NL:OGHACMB:2011:BV2058

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 47610/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanwijzing van een gebouw als beschermd monument

In deze zaak is in geschil de beschikking waarbij een gebouw, bekend als Cinelandia, is aangewezen als beschermd monument. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 2 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, Handelsmaatschappij C.M.O.G. N.V., had eerder bezwaar gemaakt tegen de aanwijzing van het gebouw als beschermd monument door het bestuurscollege. Dit bezwaar werd gegrond verklaard, maar de stichting Fundashon Pro Monumento, die de beschikking aanvecht, heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Het Hof heeft de beschikking van het Gerecht bevestigd en het verzoek van de stichting om een termijn te stellen voor de minister om gevolg te geven aan de eerdere uitspraak afgewezen. Het Hof oordeelde dat de stichting geen grondslag had voor dit verzoek, aangezien zij geen hoger beroep had ingesteld. De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van de Monumenteneilandsverordening Curaçao, waarin staat dat belanghebbenden een beroepschrift kunnen indienen tegen de aanwijzing van een monument. Het Hof heeft vastgesteld dat de minister binnen de gestelde termijn opnieuw moet beschikken over de bezwaren van de appellante, maar dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

HLAR 47610/11
Datum uitspraak: 2 december 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap Handelsmaatschappij C.M.O.G. N.V., gevestigd te Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 11 januari 2011 in zaak nr. Lar 2009/202 in het geding tussen:
de stichting Fundashon Pro Monumento
en
het bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao (hierna: het bestuurscollege), thans de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (hierna: de minister).
1. Procesverloop
Bij beschikking van 24 juni 2008 heeft het bestuurscollege het gebouw, plaatselijk bekend als Cinelandia, Pietermaai West, kadastraal bekend sectie I-A-1188 (hierna: het gebouw), aangewezen als beschermd monument.
Bij beschikking van 28 augustus 2009 heeft het bestuurscollege het door appellante daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en die beschikking herroepen.
Bij uitspraak van 11 januari 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het door de stichting Fundashon Pro Monumento (hierna: de stichting) daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en bepaald dat de minister binnen vier maanden opnieuw op de door appellante tegen de beschikking van 24 juni 2008 gemaakte bezwaren beschikt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij het Hof ingekomen op 21 februari 2011, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2011, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M.G. Woudstra, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.H. Römer, advocaat, zijn verschenen.
Voorts is daar de stichting, vertegenwoordigd door de voorzitter van haar bestuur, (…), bijgestaan door mr. C.L.A. King en mr. T.J. Leijsen, beiden advocaat, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Monumenteneilandsverordening Curaçao kunnen monumenten al dan niet op verzoek van belanghebbenden door het bestuurscollege worden aangewezen tot beschermd monument.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, voor zover thans van belang, kan ieder der eigenaren of zakelijk gerechtigden tot het betreffende monument en, indien om aanwijzing is verzocht, de verzoeker daarvan een beroepschrift, houdende een uiteenzetting van zijn grieven tegen de beschikking tot aanwijzing, bij de eilandsraad indienen. Als dag van indiening geldt de datum van het ontvangststempel, dat op het beroepschrift wordt geplaatst.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, beslist de eilandsraad binnen zes maanden na de dag van indiening op het beroepschrift. (…) Indien binnen die termijn geen beslissing is genomen, wordt de beschikking tot aanwijzing beschouwd te zijn vernietigd.
2.1.1. Het bestuurscollege heeft het gebouw eerder bij beschikking van 18 september 1997 tot beschermd monument aangewezen.
Bij brief van 17 oktober 1997 heeft appellante daartegen beroep bij de eilandsraad ingesteld.
Nu de eilandsraad niet binnen de in artikel 5, derde lid, van de Monumenteneilandsverordening Curaçao gestelde termijn op het aldus ingestelde beroep heeft beslist, wordt die aanwijzing ingevolge die bepaling beschouwd te zijn vernietigd.
2.1.2. Appellante betoogt tevergeefs dat het Gerecht heeft miskend dat zich geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden hebben voorgedaan die het bestuurscollege aanleiding konden geven om terug te komen van de in rechte onaantastbare weigering om het gebouw als monument aan te wijzen. Nog daargelaten dat van zodanige weigering niet is gebleken, wordt daartoe overwogen, dat ook indien de beschikking van 24 juni 2008 een beschikking van gelijke strekking als die van 18 september 1997 zou zijn, het aan het bestuurscollege vrij stond om die na een onverplichte heroverweging te geven en het gebouw ook zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden krachtens artikel 4, eerste lid, van de Monumenteneilandsverordening Curaçao opnieuw tot beschermd monument aan te wijzen. Daarom heeft appellante geen belang bij het betoog.
2.2. Het ter zitting door de stichting gedane verzoek om een termijn te stellen, waarbinnen de minister aan de uitspraak van het Gerecht van 11 januari 2011 gevolg dient te geven, dient te worden afgewezen. Nu de stichting tegen die uitspraak geen hoger beroep heeft ingesteld, biedt de Landsverordening administratieve rechtspraak voor dat verzoek geen grondslag.
2.3. Een en ander leidt tot na te melden beslissing.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek van de stichting Fundashon Pro Monumento om een termijn te stellen, waarbinnen de minister gevolg dient te geven aan de uitspraak van het Gerecht van 11 januari 2011 in zaak nr. Lar 2009/202, af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2011
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,