ECLI:NL:OGHACMB:2011:BU8455

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
GHIS 2011/49690 - H 185/11, EJ 207/2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van ontslag wegens onvoldoende bewijs van werkweigering door werknemer

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een hoger beroep van een werknemer, hierna aangeduid als [appellant], tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) van 22 maart 2011. De werknemer was ontslagen door zijn werkgever, de naamloze vennootschap SPECIAL SECURITY DIVISION N.V. (hierna: SSD), op basis van de stelling dat hij op 1 juni 2009 had geweigerd naar het werk te gaan. Het GEA had in eerste aanleg geoordeeld dat SSD in het bewijs was geslaagd dat de werknemer had geweigerd te werken. De werknemer heeft echter in hoger beroep betoogd dat het ontslag nietig is, omdat de werkgever niet het bewijs heeft geleverd dat hij daadwerkelijk had geweigerd te werken.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 18 oktober 2011, verscheen de werknemer met zijn gemachtigde, terwijl SSD niet aanwezig was. Het Hof heeft de getuigenverklaringen van de werknemer en een andere getuige in overweging genomen en geconcludeerd dat de verklaring van de getuige die door SSD was aangedragen, niet geloofwaardig was. Het Hof heeft vastgesteld dat de werkgever niet in staat was om het bewijs te leveren dat de werknemer had geweigerd naar het werk te gaan, en heeft daarom het ontslag nietig verklaard.

Het Hof heeft de werknemer tevens toestemming verleend om kosteloos te procederen en heeft SSD veroordeeld tot doorbetaling van het loon van de werknemer over het tijdvak van 2 juni 2009 tot 2 juni 2010, met een gematigde wettelijke verhoging. De kosten van de procedure zijn ook aan SSD opgelegd, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De beschikking is op 22 november 2011 uitgesproken.

Uitspraak

Registratienummer: GHIS 2011/49690 - H 185/11, EJ 207/2010
Uitspraak: 22 november 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellant],
wonend in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker,
thans appellant,
gemachtigde: mr. V.A.V. Carlo,
tegen
de naamloze vennootschap
SPECIAL SECURITY DIVISION N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk gerekwestreerde,
thans geïntimeerde,
procederend in persoon
(voorheen gemachtigde: mr. B.M. de Sousa).
Partijen zullen hierna [appellant] en SSD worden genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 24 juni 2010 en 22 maart 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) tussen partijen beschikking gegeven. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang aldaar en de overwegingen en de beslissingen van het GEA wordt verwezen naar deze beschikkingen
1.2 Door op 15 april 2011 een beroepschrift in te dienen is [appellant] in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 maart 2011. In het beroepschrift is een aantal gronden van het hoger beroep geformuleerd. Het beroepschrift bevat geen conclusie.
1.3 SSD heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van het Hof in Aruba op 18 oktober 2011. Verschenen is [appellant], bijgestaan door zijn gemachtigde. SSD is niet verschenen, ondanks daartoe te zijn opgeroepen bij aan mr. B.M. de Sousa geadresseerde brief van 18 juli 2011. Bij brief van 14 oktober 2011 heeft mr. De Sousa het Hof bericht als gemachtigde van SSD te zijn gedesisteerd en SSD te zullen informeren omtrent de behandeling van het hoger beroep op 18 oktober 2011. Gelet hierop heeft het Hof geen aanleiding gezien de behandeling van het hoger beroep aan te houden. Ter terechtzitting heeft [appellant] zijn hoger beroep nader toegelicht.
1.5 Beschikking is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 [appellant] stelt bij beroepschrift, onder 10, onvermogend te zijn om de kosten van de onderhavige procedure te dragen. Het Hof leidt hieruit af, mede gelet op zijn verzoek in eerste aanleg, dat [appellant] het Hof verzoekt hem toe te staan kosteloos te procederen. Gezien het schrijven van de Directeur van de Directie Sociale Zaken Aruba d.d. 15 april 2011 (productie 6 bij het beroepschrift), zal [appellant] daartoe toelating worden verleend.
2.2 Bij zijn beschikking van 24 juni 2010 heeft het GEA SSD tot het bewijs toegelaten van haar stelling dat [appellant] op 1 juni 2009 heeft geweigerd zich naar het werk te laten vervoeren. SSD heeft [x] als getuige voorgebracht. In contra-enquête zijn [appellant] zelf en [y] als getuigen gehoord.
2.3 Bij de beschikking waarvan beroep heeft het GEA geoordeeld dat SSD in het haar opgedragen bewijs is geslaagd.
2.4 [appellant] klaagt in hoger beroep niet over de overwegingen en de beslissingen van het GEA omtrent de bewijslastverdeling en de bewijsopdracht. Nu het Hof ook ambtshalve geen aanleiding ziet daarover anders te oordelen, neemt het Hof die overwegingen en die beslissingen over en maakt het Hof die tot de zijne.
2.5 Met [appellant] is het Hof evenwel van oordeel dat het GEA in rechtsoverweging 2.6 van zijn beschikking ten onrechte heeft overwogen geen reden te hebben om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van getuige [x]. Uit de getuigenverklaringen van [appellant] en [y] volgt immers dat niet [x], zoals hij als getuige heeft verklaard, maar ene [j] op 1 juni 2009 is opgetreden als bestuurder van de auto waarmee [appellant] die avond thuis zou worden opgehaald om naar werk te gaan. Deze verklaringen vinden in zoverre steun in de ontslagbrief van 2 juni 2009 van de managing director van SSD aan [appellant] en in het verweerschrift van SSD in eerste aanleg, dat daarin ervan wordt uitgegaan dat [j] in de avond van 1 juni 2009 als chauffeur van de auto optrad. Uit de verklaringen van [appellant] en [y] blijkt voorts niet dat [x] toen bij het huis van [appellant] ook maar aanwezig is geweest. Het Hof acht de getuigenverklaring van [x] in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig en hecht (ook) geen waarde aan zijn verklaring dat [appellant] hem toen heeft gezegd dat hij niet zou komen werken en weigerde om mee te gaan.
2.6 Dit brengt mee dat naar het oordeel van het Hof SSD niet erin is geslaagd het bewijs van haar stelling te leveren en dat [appellant] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het ontslag nietig is (inleidend verzoekschrift, onder 5, en productie 4 daarbij; beroepschrift, onder 8).
2.7 Gelet op het betrekkelijk korte dienstverband van twintig maanden tussen [appellant] en SSD voordat [appellant] op 2 juni 2009 werd ontslagen en gelet op het feit dat [appellant] ter terechtzitting van 18 oktober 2011 zijn verzoek om wedertewerkstelling heeft prijsgegeven, zou naar het oordeel van het Hof volledige toewijzing van het verzoek van [appellant] tot doorbetaling van zijn loon naar rato van Afl. 1.663,87 per maand tot onaanvaardbare gevolgen leiden. Het Hof zal het verzoek daarom in die zin matigen dat SSD zal worden veroordeeld tot doorbetaling van het loon van [appellant] over het tijdvak van 2 juni 2009 tot 2 juni 2010. Het Hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat SSD het verzochte niet inhoudelijk heeft weersproken.
2.8 Voorts ziet het Hof aanleiding om de aanspraak van [appellant] op de verhoging wegens de vertraging als bedoeld in artikel 1614q BWA te matigen tot 10% van de in rechtsoverweging 2.7 bedoelde som geld.
2.9 Voor zover [appellant] ter terechtzitting van 18 oktober 2011 heeft beoogd het door hem verzochte te veranderen en/of te vermeerderen, dient dit naar het oordeel van het Hof als in strijd met de eisen van een goede procesorde buiten beschouwing te worden gelaten.
2.10 Het voorgaande brengt mee dat de beschikking waarvan beroep moet worden vernietigd. SSD zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. [appellant] is in eerste aanleg veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van SSD gevallen en begroot op Afl. 1.682,--. Voor zover ter uitvoering van deze veroordeling het Land Aruba op de voet van artikel 6a lid 1 Landsverordening kosteloze rechtskundige bijstand het salaris van de gemachtigde van SSD heeft betaald, komt aan deze betaling door de vernietiging van de beschikking waarvan beroep de grond te ontvallen. Ten aanzien van de kosten van de betekening van het inleidend verzoekschrift en de oproeping voor de zitting van 22 april 2010 overweegt het Hof dat ingevolge artikel 883 RvA het salaris van de deurwaarder mag worden verhaald op de in het ongelijk gestelde wederpartij van de verkrijger van de toelating. SSD zal worden veroordeeld in de griffierechten pro deo in eerste aanleg en in hoger beroep, te betalen aan de griffier. Deze beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
2.11 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent [appellant] toelating om kosteloos te procederen;
veroordeelt SSD om tegen kwijting aan [appellant] zijn loon door te betalen over het tijdvak van 2 juni 2009 tot 2 juni 2010 gedurende twaalf maanden naar rato van Afl. 1.663,87 per maand, te vermeerderen met de gematigde wettelijke verhoging van 10%;
veroordeelt SSD in de proceskosten van [appellant], tot op heden begroot op Afl. 3.580.-- aan gemachtigdensalaris, en in de griffierechten pro deo in eerste aanleg (Afl. 50,--) en in hoger beroep (Afl. 900,--), te betalen aan de griffier.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. van Kooten, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 22 november 2011.