ECLI:NL:OGHACMB:2011:BU8421

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
E-48897-HAR 67/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek in hoger beroep met betrekking tot alimentatie voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een schorsingsverzoek van een man in een alimentatiekwestie. De man, die in Curaçao woont, had in eerste aanleg een beschikking gekregen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) en was tegen deze beschikking in hoger beroep gekomen. Hij diende op 29 september 2011 een verzoek in tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking, waarbij hij vroeg om de vrouw te bevelen aan de beschikking geen uitvoering te geven.

Het Hof overwoog dat het verzoek van de man niet afzonderlijk was onderbouwd. Er was geen bewijs dat de vrouw op de hoogte was gesteld van het verzoek, wat in deze procedure van belang was, aangezien de vrouw in persoon procedeerde. Het Hof besloot dat er geen aanleiding was om de vrouw in de gelegenheid te stellen een verweerschrift in te dienen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Bij de beoordeling van het schorsingsverzoek moest het Hof de belangen van beide partijen afwegen. Het belang van de minderjarige kinderen, waarvoor de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding moest betalen, werd als zwaarwegend beschouwd. Het Hof concludeerde dat de man onvoldoende concrete omstandigheden had aangevoerd om aan te tonen dat zijn belang bij behoud van de bestaande toestand zwaarder woog dan het belang van de kinderen.

Uiteindelijk wees het Hof het verzoek van de man af en veroordeelde hem in de kosten van het incident. De beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in Curaçao, waarbij de rechters J.R. Sijmonsma, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten aanwezig waren.

Uitspraak

Registratienummer: E-48897-HAR 67/11
Uitspraak: 25 oktober 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in het incident ex artikel 429p lid 2, tweede volzin Rv in de zaak van:
[man],
hierna: de man,
wonend in Curaçao,
oorspronkelijk verzoeker,
thans appellant en verzoeker in het incident,
gemachtigde: mr. J.P. Jackson,
tegen
[vrouw],
hierna: de vrouw,
wonend in Curaçao,
oorspronkelijk verweerster,
thans geïntimeerde en verweerster in het incident,
procederend in persoon.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 23 augustus 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: GEA) tussen de man en de vrouw beschikking gegeven. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar deze beschikking.
1.2 De man is van voornoemde beschikking in hoger beroep gekomen en heeft klaarblijkelijk in verband met het bepaalde in artikel 429p lid 2, tweede volzin Rv een verzoek geformuleerd door op 29 september 2011 een als ‘beroepschrift tevens schorsingsverzoek’ aangeduid stuk in te dienen, met producties. Het verzoek strekt ertoe dat het Hof de tenuitvoerlegging van de beschikking schorst, met bepaling dat de vrouw wordt bevolen aan de beschikking geen uitvoering te geven.
1.3 Niet is gebleken dat (de gemachtigde van) de man aan de vrouw een afschrift van het verzoek heeft doen toekomen of dat de vrouw anderszins bekend is met het verzoek. Gelet op de aard van de onderhavige procedure, de omstandigheid dat de vrouw in persoon procedeert en hetgeen hieronder zal worden overwogen, ziet het Hof hierin geen aanleiding de vrouw in de gelegenheid te stellen een verweerschrift in te dienen.
1.4 Beschikking is bepaald op heden.
2. De beoordeling in het incident
2.1 Bij de beoordeling van het verzoek moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de spoed-eisendheid van het voldoen aan de veroordeling – in het voorliggende geval de bepa-ling van de hoogte van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen –, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven (vgl. bijvoorbeeld Gemeenschappelijk Hof van Justitie 4 oktober 2011, E-241/10-H-216/11 en HAR 50/11).
2.2 Het schorsingsverzoek van de man is niet afzonderlijk onderbouwd. Voor zover een of meer van de in het beroepschrift geformuleerde grieven is of zijn bedoeld om het verzoek te onderbouwen, is het Hof van oordeel dat daarmee onvoldoende concreet omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan kan worden beoordeeld of het belang van de minderjarige kinderen bij de bepaling van de door de man verschuldigde bijdrage in de kosten van hun verzorging en opvoeding al dan niet zwaarder weegt dan dat van de man bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Daarbij stelt het Hof voorop dat de minderjarige kinderen als degenen die bedoelde bepaling verkregen, worden vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben. Dit vermoeden wordt niet weerlegd door de inhoud van de grieven.
2.3 Voor zover met de grieven is beoogd te betogen dat de beschikking waarvan beroep kennelijke juridische of feitelijke misslagen inhoudt die grond opleveren de werking van de beschikking te schorsen, faalt dat betoog naar het oordeel van het Hof omdat ook in zoverre onvoldoende is gesteld dat sprake is van een misslag die aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg staat. Ambtshalve is het Hof van een dergelijke misslag evenmin gebleken. Voor het overige zal in hoger beroep moeten blijken of de grieven slagen.
2.4 Op grond van het voorgaande moet het verzoek worden afgewezen. De man zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst het verzoek af;
veroordeelt de man in de kosten van het incident aan de zijde van de vrouw gevallen en tot op heden begroot op nihil aan verschotten en gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 25 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.