ECLI:NL:OGHACMB:2011:BU3392

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR-160/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verzoek om verlof onder elektronisch toezicht op grond van ne bis in idem

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ingediend door verzoeker, geboren in 1974 op Curaçao, die thans gedetineerd is in Curaçao. Het verzoek was gericht tegen een ministeriële beschikking van 16 mei 2011, waarin de minister van Justitie weigerde verzoeker verlof onder elektronisch toezicht te verlenen voorafgaand aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, die op 13 september 2012 was vastgesteld. De gemachtigde van verzoeker, mr. E.F. Sulvaran, had op 16 september 2011 een verzoekschrift ingediend ex artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om de ministeriële beschikking te vernietigen.

Het Hof heeft het verzoek behandeld in raadkamer op 11 oktober 2011, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde, alsook de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, aanwezig waren. Het Hof oordeelde dat het verzoek van 16 september 2011 niet-ontvankelijk was, omdat het gericht was tegen dezelfde ministeriële beschikking als een eerder verzoek dat reeds was afgewezen op 23 augustus 2011. Het Hof benadrukte dat de procedure ex artikel 43 Sv spoedeisend is en dat verzoeker niet in zijn verzoek kon worden ontvangen, omdat de gronden van het verzoek niet nieuw waren en er geen mogelijkheid was om terug te komen op de eerdere beslissing.

De beschikking van het Hof concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek, en deze beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgang en de noodzaak voor verzoekers om nieuwe en relevante gronden aan te voeren in hun verzoeken, vooral in spoedeisende procedures.

Uitspraak

Datum beschikking: 20 oktober 2011
Nummer HAR-160/11
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
gegeven op het verzoek ex artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (hierna ook: Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1974 op Curaçao,
thans gedetineerd in Curaçao,
hierna te noemen: verzoeker.
1. De procesgang en het onderzoek van de zaak
1.1 Op 16 september 2011 heeft de gemachtigde van verzoeker, mr. E.F. Sulvaran, ter griffie van het Hof een verzoekschrift ex artikel 43 Sv ingediend. Het verzoek is gericht tegen een ministeriële beschikking van 16 mei 2011 en strekt ertoe dat het Hof de ministeriële beschikking zal vernietigen en het land Curaçao, althans de minister van Justitie, zal bevelen om verzoeker te vergunnen de gevangenis waarin hij zijn gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan diens voorwaardelijke invrijheidstelling, met verlof onder elektronisch toezicht te verlaten.
1.2 Het verzoek is behandeld door het Hof in raadkamer van 11 oktober 2011 in Curaçao. Verschenen en gehoord zijn verzoeker en diens gemachtigde, mr. E.F. Sulvaran, en de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans. De gemachtigde van verzoeker heeft pleitaantekeningen overgelegd.
1.3 Het Hof heeft een beschikking aangezegd welke heden wordt gegeven.
2. De feiten
2.1 Bij onherroepelijk vonnis van het Hof van 28 november 2006 is verzoeker veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, ter zake van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken.
2.2 Verzoeker heeft een verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor elektronisch toezicht zoals geregeld in de Beschikking elektronisch toezicht (P.B. 2005, 76).
2.3 Bij ministeriële beschikking van 16 mei 2011 heeft de minister van Justitie besloten aan verzoeker niet te vergunnen de gevangenis waarin hij de hem opgelegde gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan de vroegst mogelijk datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling, welke is bepaald op 13 september 2012, tot aan die datum te verlaten (hierna: de bestreden beschikking).
2.4 Bij verzoek ex artikel 43 Sv van 24 juni 2011 heeft verzoeker het Hof verzocht het land Curaçao, althans de minister van Justitie te bevelen hem te vergunnen de gevangenis waarin hij zijn gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan diens voorwaardelijk invrijheidsstelling, met verlof onder elektronisch toezicht te verlaten, dan wel een beslissing te nemen op het namens en door verzoeker ingediende verzoek tot verlof met elektronisch toezicht. Bij beschikking van het Hof van 19 juli 2011 is het verzochte afgewezen.
2.5 Op 5 augustus 2011 heeft de gemachtigde van verzoeker, mr. E.F. Sulvaran, ter griffie van het Hof een verzoekschrift ex artikel 43 Sv ingediend, gericht tegen de ministeriële beschikking van 16 mei 2011. Het verzoekschrift strekt ertoe dat het Hof de ministeriële beschikking zal vernietigen en het land Curaçao, althans de minister van Justitie, zal bevelen om verzoeker te vergunnen de gevangenis waarin hij zijn gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan diens voorwaardelijke invrijheidstelling, met verlof onder elektronisch toezicht te verlaten. Bij beschikking van het Hof van 23 augustus 2011 (LJN: BR7076) is het verzochte afgewezen.
3. De beoordeling
3.1 Het op 16 september 2011 ingediende verzoekschrift is gericht tegen dezelfde ministeriële beschikking als die waartegen het op 5 augustus 2011 ingediende verzoekschrift was gericht. Hetgeen wordt verzocht, is in beide verzoekschriften gelijkluidend en berust op dezelfde gronden. Dit brengt mee dat, nu op het verzochte reeds bij beschikking van het Hof van 23 augustus 2011 is beslist, verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek van 16 september 2011.
3.2 Voor zover met het op 16 september 2011 ingediende verzoekschrift is beoogd het Hof terug te laten komen van zijn beschikking van 23 augustus 2011, wordt miskend dat noch artikel 43 Sv, noch enige andere bepaling van het Wetboek van Strafvordering daartoe de mogelijkheid biedt.
3.3 Het op 16 september 2011 ingediende verzoekschrift en het verhandelde in raadkamer van 11 oktober 2011 geven het Hof aanleiding tot de volgende overwegingen ten overvloede.
3.4 Artikel 43 lid 1 Sv opent een rechtsgang in gevallen waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt. Gelet op de dringende noodzakelijkheid van de voorziening, heeft de in artikel 43 Sv geregelde procedure een spoedeisend karakter. In gevallen waarin om elektronisch toezicht wordt verzocht, is de dringende noodzakelijkheid in beginsel gegeven. De spoedeisende aard van de procedure brengt onder andere mee dat de (op straffe van niet-ontvankelijkheid gestelde) eis van een met redenen omkleed verzoek van artikel 43 lid 3 Sv aldus moet worden uitgelegd dat het verzoek(schrift) in zoverre voldoende is onderbouwd en alle – ten tijde van het verzoek reeds voorhanden zijnde – relevante gegevens bevat, dat het een volledige behandeling daarvan in raadkamer mogelijk maakt. Uit de spoedeisende aard van de procedure volgt voorts dat indien het verzoek niet aan deze eis voldoet, een daarmee samenhangend verzoek om aanhouding in beginsel moet worden afgewezen.
3.5 De spoedeisende aard van de procedure is bovendien mede bepalend voor de beoordeling van de vraag of het verzoekschrift tijdig is ingediend. Nu verzoeker reeds niet in zijn verzoek kan worden ontvangen op de onder 3.1 genoemde grond, kan hier buiten beschouwing blijven of zijn verzoek als tijdig kan worden aangemerkt.
3.6 Tot slot verdient opmerking dat de beschikking van het Hof van 19 juli 2011 op het verzoek van W.B. Sprockel betrekking heeft op een geval waarin, kort weergegeven, de minister van Justitie geen gehoor had gegeven aan de opdracht van het Hof door in zijn volgende beslissing niet in acht te nemen wat door het Hof in de aan die beslissing voorafgaande beschikking was overwogen.
3.7 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.E. de Kort, J.R. Sijmonsma en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier in Curaçao uitgesproken op 20 oktober 2011.