ECLI:NL:OGHACMB:2011:BT6498

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 49/11 (KG49780/11)
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing tenuitvoerlegging vonnis in kort geding

In deze zaak gaat het om een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis dat op 12 augustus 2011 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) is gewezen. De naamloze vennootschap Curaçao Ports Authority N.V. (hierna: CPA) is in hoger beroep gekomen tegen dit vonnis. CPA heeft op 15 augustus 2011 een akte van hoger beroep ingediend en op 16 augustus 2011 een vordering ex artikel 272 Rv ingediend, waarin zij verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 12 augustus 2011. CPA stelt dat het vonnis op een kennelijke juridische of feitelijke misslag berust, omdat het GEA ten onrechte heeft overwogen dat er sprake is van een te verrekenen tegenvordering van CPA op de tegenpartij, in plaats van een beslag dat door KTK Panama op de tegenpartij is gelegd. CPA vreest dat zij, indien zij tot betaling van een bedrag van NAF 39.064,75 wordt gedwongen, ook aan KTK Panama moet betalen, wat haar in een precaire financiële situatie zou kunnen brengen.

De tegenpartij heeft een verweerschrift ingediend en verzocht om afwijzing van de vordering. Het Hof heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Het Hof oordeelt dat CPA niet heeft aangetoond dat er sprake is van een juridische of feitelijke misslag die de schorsing van de tenuitvoerlegging rechtvaardigt. Het Hof stelt vast dat een conservatoir beslag geen beletsel vormt voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De vordering van CPA wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de kosten van het incident. Dit vonnis is uitgesproken op 13 september 2011 door de rechters P.E. de Kort, J.P. de Haan en H.J. van Kooten.

Uitspraak

Registratienummer: HAR 49/11 (KG49780/11)
Uitspraak: 13 september 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op vordering ex artikel 272 Rv in het incident in de zaak van:
de naamloze vennootschap
CURAÇAO PORTS AUTHORITY N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante en eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
[xxx],
wonend in Curaçao,
oorspronkelijk eiser,
thans geïntimeerde en verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. R.P. Koeijers.
Partijen worden hierna CPA en [xxx] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 12 augustus 2011 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: GEA) tussen partijen in kort geding vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 CPA is van voornoemd vonnis in hoger beroep gekomen door op 15 augustus 2011 een akte van hoger beroep in te dienen. Op 16 augustus 2011 heeft CPA een vordering ex artikel 272 Rv ingediend, met producties. De vordering strekt ertoe dat het Hof de tenuitvoerlegging van het vonnis van 12 augustus 2011 schorst, met veroordeling van [xxx] in de kosten van het incident, uitvoer bij voorraad.
1.3 [xxx] heeft een verweerschrift ingediend, met producties, waarbij hij het Hof heeft verzocht de vordering af te wijzen, kosten rechtens.
1.4 CPA en [xxx] hebben ieder pleitnotities overgelegd, [xxx] met op voorhand producties.
1.5 Vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling in het incident
2.1 Bij de beoordeling van een vordering ex artikel 272 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de spoedeisendheid van het voldoen aan de veroordeling, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven.
2.2 Bij de belangenafweging tussen partijen stelt het Hof voorop dat [xxx] als degene die bij wijze van voorschot op zijn beëindigingsvergoeding veroordeling tot betaling van een geldsom verkreeg, wordt vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben. Dit vermoeden wordt niet weerlegd door het betoog van CPA dat ingeval van schorsing van de tenuitvoerlegging [xxx] financieel niet in een precaire toestand zal belanden omdat hij inmiddels ander werk heeft gevonden en van inkomen is verzekerd. Dit betoog brengt ook niet zonder meer mee dat het belang van CPA bij schorsing van de tenuitvoerlegging zwaarder dient te wegen dan dat van [xxx].
2.3 Voorts legt CPA aan de vordering ten grondslag dat het vonnis van 12 augustus 2011 op een kennelijke juridische of feitelijke misslag berust nu het GEA ten onrechte heeft overwogen dat het onderhavige geval een te verrekenen tegenvordering van CPA op [xxx] betreft, in plaats van een door KTK Panama onder CPA ten laste van [xxx] gelegd beslag, ten gevolge waarvan CPA het door haar aan [xxx] verschuldigde bedrag van NAF. 39.064,75 niet kan of mag voldoen. CPA voert in dit verband aan dat indien zij tot betaling van dat bedrag zou worden gedwongen, zij gehouden zou zijn (ook) aan KTK Panama te betalen al hetgeen zij ten tijde van de beslaglegging aan [xxx] was verschuldigd, in het geval dat KTK Panama in de procedure tegen [xxx] in het gelijk zou worden gesteld. Daarom had het GEA op grond van het beslag de vordering van [xxx] moeten afwijzen en is het aannemelijk dat het Hof het vonnis van 12 augustus 2011 zal vernietigen.
2.4 Naar het oordeel van het Hof is geen sprake van een juridische of feitelijke misslag die grond oplevert de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen, aangezien een (conservatoir derden)beslag als het onderhavige, gelet op het bepaalde in artikel 55 lid 1 Rv, geen beletsel vormt voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Beslag staat als zodanig evenmin in de weg aan toewijzing van een (niet betwiste) vordering. Of CPA (juridisch) in staat is het vonnis uit te voeren c.q. de vordering van [xxx] te voldoen, staat derhalve los van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad en de toewijsbaarheid van de vordering. Voor het overige dient de vraag of het aannemelijk is dat het Hof het vonnis van 12 augustus 2011 in hoger beroep zal vernietigen in het kader van de onderhavige beoordeling buiten beschouwing te blijven.
2.5 Op grond van het voorgaande moet de vordering worden afgewezen. CPA zal worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst de vordering af;
veroordeelt CPA in de kosten van het incident aan de zijde van [xxx] gevallen en tot op heden begroot op nihil aan verschotten en NAF. 1.000,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.E. de Kort, J.P. de Haan en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 13 september 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.