ECLI:NL:OGHACMB:2011:BT6495

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 101/06 - H 271/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Sijmonsma
  • De Kort
  • Lock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning bij testament en legitieme portie in nalatenschap

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft de erkenning van een kind bij testament en de daaruit voortvloeiende rechten op de nalatenschap. De appellanten, [X. c.s.], hebben in hoger beroep de nietigheid van de erkenning door de erflater van [Y.] betwist. Het Hof oordeelt dat de erkenning bij testament nietig is, omdat er geen voorafgaande schriftelijke toestemming van [Y.] was. Dit betekent dat [Y.] niet als kind van de erflater kan worden beschouwd bij de berekening van de legitieme portie van [Z.].

Desondanks heeft [Y.] wel recht op een deel van de nalatenschap op basis van het testament. Het Hof benadrukt dat het discriminatieverbod niet in de weg staat aan het maken van onderscheid tussen huwelijkse en erkende kinderen en personen die zich als kind beschouwen zonder geldige erkenning. Het Hof heeft ook overwogen dat er onvoldoende aanleiding is om de beslissing aan te houden totdat het vaderschap van [Y.] gerechtelijk is vastgesteld.

Het Hof heeft de vorderingen van [Z.] toegewezen, waarbij is verklaard dat hij op gelijke voet als de oorspronkelijk gedaagden gerechtigd is tot de legitieme portie. Tevens is de notaris gelast om [Z.] als erfgenaam te erkennen en in de afwikkeling van de nalatenschap te betrekken. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak bevestigt de eerdere vonnissen voor zover deze betrekking hebben op de juridische status van [Z.] als kind van de erflater.

Uitspraak

Registratienummer: AR 101/06 - H 271/09
Uitspraak: 24 juni 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
1. [ J. X.] geboren [ ],
2. [A.. X.],
3. [B. X.],
4. [C. X.],
5. [D.X.],
6. [E. Y.],
7. [F. Y.],
wonende op Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten in het principaal appel,
geïntimeerden in het incidenteel appel,
gemachtigden: mrs. J.M.R. van Eps, M.R. Hammoud en R. Bergman,
- tegen -
[Z], ook bekend als
[ ] en als
[ ],
wonende te Rotterdam, Nederland,
oorspronkelijk eiser,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson.
Partijen worden hierna "[X. c.s.]" en "[Z.]" genoemd. Oorspronkelijk gedaagden sub 6 en 7 worden respectievelijk ook "[Y.]" en "de notaris" genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst het Hof naar het tussenvonnis in deze zaak van 28 januari 2011.
1.2 [X. c.s.] hebben een akte na tussenvonnis genomen. [Z.] heeft een antwoordakte genomen.
1.3 Vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Uit hetgeen [X. c.s.] hebben gesteld kan niet worden afgeleid dat [Y.] voorafgaande schriftelijke toestemming voor de erkenning heeft gegeven. Dat er sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking of ‘family life’ tussen wijlen [erflater] (hierna ook: erflater) en [Y.] en dat [Y.] thans ervan blijk geeft met de erkenning in te stemmen kan aan het wettelijke vereiste dat, op straffe van nietigheid bij gebreke daarvan, sprake moet zijn van voorafgaande schriftelijke toestemming niet afdoen.
2.2 De erkenning van [Y.] bij testament door erflater is dus nietig en [Y.] telt daardoor niet mee als kind van erflater bij de berekening van de legitieme portie van [Z.]. Dit laat onverlet dat [Y.] ingevolge het testament aanspraak kan maken op een deel van de nalatenschap. Het discriminatieverbod staat er niet aan in de weg dat bij de bepaling van de legitieme portie onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds huwelijkse en erkende kinderen en anderzijds personen die stellen kind te zijn maar waarvan het kindschap noch door een (geldige) erkenning noch anderszins is komen vast te staan. Voor aanhouding van de beslissing totdat het vaderschap van erflater van [Y.] gerechtelijk zal zijn vastgesteld ziet het Hof, mede gelet op het bezwaar van [Z.] daartegen en nu niet is gebleken dat een dergelijke procedure al in gang is gezet, onvoldoende aanleiding.
2.3 Uit het voorgaande en uit hetgeen reeds bij tussenvonnis van 25 juni 2010 is overwogen, volgt dat, naast hetgeen door het GEA reeds voor recht is verklaard, de vorderingen van [Z.] tevens dienen te worden toegewezen voor zover hij heeft gevorderd om voor recht te verklaren dat hij op gelijke voet als de oorspronkelijk gedaagden sub 2 t/m 5 als erfgenaam gerechtigd is tot de legitieme portie, dat de oorspronkelijk gedaagden sub 1 t/m 6 worden gelast met inachtneming van de aanspraak van [Z.] op de legitieme portie over te gaan tot scheiding en deling van de nalatenschap van erflater en dat de notaris wordt gelast om [Z.] als zodanig als erfgenaam te erkennen en in de afwikkeling van de nalatenschap te betrekken. Voor het overige miskennen de vorderingen dat [Z.] op niet meer aanspraak heeft dan op de legitieme portie of missen zij (zelfstandig) belang, en zullen zij daarom worden afgewezen. Dit geldt ook voor de vordering die ertoe strekt dat [Z.] een afschrift van het testament ontvangt nu dit in deze procedure reeds is overgelegd.
2.4 Gelet op de aard van de procedure, de verhouding tussen partijen en de omstandigheid dat de notaris zich heeft gerefereerd aan het oordeel van het Hof, ziet het Hof aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt de vonnissen waarvan beroep voor zover daarbij voor recht is verklaard dat [Z.] met het verkrijgen van kracht van gewijsde van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2006, waarmee gerechtelijk het vaderschap van wijlen [erflater] van [Z.] is vastgesteld, juridisch kind is van wijlen [erflater] en, als zodanig, conform de bepalingen van boek 4 BW, erfrechtelijke aanspraken kan doen gelden ten aanzien van de nalatenschap van wijlen [erflater];
vernietigt de vonnissen waarvan beroep voor het overige en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat [Z.] op gelijke voet als de oorspronkelijk gedaagden sub 2 t/m 5 als erfgenaam gerechtigd is tot de legitieme portie in de nalatenschap van wijlen [erflater];
gelast de oorspronkelijk gedaagden sub 1 t/m 6 met inachtneming van deze aanspraak van [Z.] op de legitieme portie over te gaan tot scheiding en deling van de nalatenschap van wijlen [erflater];
gelast de notaris om [Z.] als zodanig als erfgenaam te erkennen en in de afwikkeling van de nalatenschap van wijlen [erflater] te betrekken;
verklaart deze beide lasten uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Sijmonsma, De Kort en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 24 juni 2011.