ECLI:NL:OGHACMB:2011:BR6567
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht om haardracht te bepalen door onderwijsinstelling in Curaçao
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om de weigering van een school om een jongen met lang haar toe te laten. De ouders van de jongen, die als wettelijk vertegenwoordigers optreden, hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao. De zaak draait om de vraag of de school, vertegenwoordigd door de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs (VPCO), het recht heeft om regels te stellen omtrent de haardracht van leerlingen.
De jongen, die in augustus 2010 14 jaar oud was, had zich ingeschreven op het Dr. Albert Schweitzer College te Parera. Bij de inschrijving werd het schoolreglement ondertekend, waarin staat dat jongens geen oorbellen mogen dragen en dat lange haren niet zijn toegestaan. De jongen weigerde zijn haar te knippen, wat leidde tot de weigering van de school om hem toegang te verlenen. De ouders hebben in hoger beroep vier grieven ingediend, waarin zij de vernietiging van het eerdere vonnis en toewijzing van hun vorderingen hebben gevraagd.
Het Hof oordeelt dat de VPCO als privaatrechtelijke vereniging in beginsel het recht heeft om haar leerlingen te selecteren, maar dat er grenzen zijn aan deze vrijheid, vooral omdat de scholen overwegend worden bekostigd uit openbare middelen. Het Hof concludeert dat er geen significante godsdienstige overwegingen zijn die de zaak beïnvloeden en dat er geen bewijs is van discriminatie op basis van ras of etniciteit. De VPCO heeft voldoende rechtvaardiging gegeven voor haar beleid ten aanzien van haardracht, en het Hof bevestigt het eerdere vonnis, waarbij de ouders in de proceskosten worden veroordeeld.