HLAR 46361/11
Datum uitspraak: 20 mei 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning van Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 23 november 2010 in zaak nr. 2009/297 in het geding tussen:
de naamloze vennootschap Scarlet AACR N.V., gevestigd in Curaçao,
Bij brief van 5 november 2009 heeft de directeur van Bureau Telecommunicatie en Post (hierna: BTP) namens appellant (destijds: de minister van Verkeer en Vervoer van de Nederlandse Antillen; hierna: de minister) aan Scarlet AACR N.V. (hierna: Scarlet AACR) medegedeeld, als hierna onder 2.1. vermeld.
Bij uitspraak van 23 november 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het door Scarlet AACR daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de in de brief neergelegde beschikking vernietigd en bepaald dat de minister een nieuwe beschikking op de verzoeken geeft met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij het Hof ingekomen op 4 januari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 februari 2011.
Scarlet AACR heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2011, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. J.B. van Schendel, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, mr. R.R. Engels, werkzaam bij BTP en mrs. A.C. Small en P. Dingemanse, beiden advocaat, en Scarlet AACR, vertegenwoordigd door haar bestuurder [bestuurder van Scarlet AACR], bijgestaan door mr. D.A.A. Boersema, advocaat, zijn verschenen.
2.1. De brief van 5 november 2009 luidt, voor zover thans van belang, als volgt.
"Het beleid ten aanzien van de uitgifte van concessies voor mobiele telefonie wordt bepaald door de beslissingen van de Raad van Ministers van 16 oktober 2003 en 15 april 2009. De beslissing van 16 oktober 2003 houdt in het vooralsnog aanhouden van alle aanvragen voor concessies voor mobiele telefonie totdat het nieuwe ontwerp Landsverordening Telecommunicatie met de daarbij behorende uitvoeringsregelingen is vastgesteld en in werking is getreden. Hierdoor zal de regering over de vereiste selectiemechanismen kunnen beschikken om de schaarse frequenties beter te kunnen verdelen onder de bestaande concessiehouders en nieuwkomers. De beslissing van 15 april 2009 houdt in, aanpassing van de mobiele concessies van de bedrijven Setel, Digicel, Radcomm en Telcell in dier voege dat het verzorgingsgebied mede zal omvatten het verzorgingsgebied waar het bedrijf middels een geïntegreerd net operationeel is. (…) Uw aanvragen van 16 juli 2009 voor een mobiele concessie voor Curaçao, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius komen niet in aanmerking voor de beslissing van 15 april 2009 en worden vooralsnog aangehouden op grond van de beslissing van 16 oktober 2003."
2.1.1. De minister klaagt dat het Gerecht, door te overwegen dat de brief van 5 november 2009 een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) inhoudt, omdat die tot gevolg heeft dat Scarlet AACR niet over de door haar gevraagde concessie kan beschikken, heeft miskend dat daarbij slechts is medegedeeld dat de beschikking op de verzoeken wordt aangehouden. De brief is aldus niet gericht op het wijzigen van de bestaande rechten of verplichtingen van Scarlet AACR en houdt dan ook geen beschikking in, waartegen beroep kon worden ingesteld, aldus de minister.
2.1.2. De brief van 5 november 2009 houdt, voor zover daarbij is medegedeeld dat de verzoeken om verlening van een concessie niet in aanmerking komen voor de beslissing van de Raad van Ministers van 15 april 2009 (hierna: de beslissing van 15 april 2009), een weigering in om die beslissing van overeenkomstige toepassing te verklaren op Scarlet AACR en haar deswege een concessie te verlenen.
Uit de brief kan verder worden afgeleid dat met het door de Raad van Ministers op 16 oktober 2003 vastgestelde te voeren beleid (hierna: het beleid van 16 oktober 2003) is bedoeld te voorkomen dat nieuwe concessies voor het aanleggen, in stand houden en exploiteren van openbare mobiele telecommunicatie-infrastructuur worden verleend, zonder dat daarvoor de bij de nieuwe Landsverordening Telecommunicatie vast te stellen selectiecriteria zijn toegepast. Voor zover de inhoud van de brief door dit beleid is ingegeven, houdt zij een weigering in om op de verzoeken om verlening van een concessie te beschikken. Zodanige weigering wordt ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Lar met een beschikking gelijkgesteld. Het betoog faalt.
2.2. Nu de weigering om een beschikking te geven, zoals hiervoor onder 2.1.2. is overwogen, met een beschikking gelijk wordt gesteld, faalt ook het betoog van de minister dat het Gerecht, reeds omdat de brief in zoverre geen beschikking inhoudt, ten onrechte een ontoereikende motivering heeft aangenomen.
Hetgeen ter toelichting van de klacht verder is aangevoerd, heeft bovendien geen betrekking op de weigering om een beschikking te geven en kan om die reden evenmin leiden tot het oordeel dat het Gerecht die weigering ten onrechte ontoereikend gemotiveerd heeft geacht.
2.3. De minister klaagt voorts dat het Gerecht in de in het in beroep overgelegde verweerschrift alsnog gegeven motivering ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om de rechtsgevolgen van de door hem vernietigde weigering om een beschikking te geven in stand te laten. Het heeft daartoe volgens de minister ten onrechte doorslaggevend geacht dat ten tijde van die weigering en hangende beroep onduidelijk was, binnen welke termijn de nieuwe landsverordening in werking zou treden.
2.3.1. In het verweerschrift van 16 augustus 2010 heeft de minister aangevoerd dat het, samengevat weergegeven, als gevolg van de beperkte ruimte van het frequentiespectrum niet mogelijk is om alle verzoeken om verlening van concessie voor het aanleggen, in stand houden en exploiteren van openbare mobiele telecommunicatie-infrastructuur in te willigen. In een nieuwe Landsverordening Telecommunicatie worden objectieve criteria vastgesteld, aan de hand waarvan over de verlening van concessies voor mobiele telecommunicatie op Curaçao kan worden beslist. De totstandkoming van het ontwerp van de nieuwe landsverordening heeft echter veel tijd in beslag genomen als gevolg van de consultatie van lokale marktpartijen en internationale en nationale ontwikkelingen op het gebied van telecommunicatie. Het wordt thans aangepast. Naar aanleiding van het advies van de Sociaal Economische Raad, zal het desbetreffende voorstel vervolgens aan de Raad van Advies worden voorgelegd en ten slotte door de Staten worden behandeld. De wetgever streeft ernaar deze procedure binnen een zo kort mogelijke termijn af te ronden.
2.3.2. De minister heeft aldus niet aannemelijk gemaakt dat, en zo ja, binnen welke termijn, een nieuwe landsverordening op het terrein van de telecommunicatie in werking zal treden. De weigering om een beschikking te geven kon daarom niet door de verwijzing naar het sinds 16 oktober 2003 gevoerde beleid worden gedragen. Bovendien biedt de verwachting dat te eniger tijd een nieuwe landsverordening zal worden ingevoerd geen grond voor de weigering om een beschikking te geven krachtens de geldende Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen (hierna: de Ltv). Het Gerecht heeft derhalve in de door de minister in het verweerschrift gegeven motivering terecht geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van de door hem vernietigde weigering om een beschikking te geven in stand te laten.
Dat de Ltv, als gesteld, geen grond biedt voor de vaststelling van objectieve criteria, aan de hand waarvan over de verlening van concessies voor mobiele telecommunicatie op Curaçao kan worden besloten en daarvoor een nieuwe landsverordening is vereist, leidt, wat daar verder van zij, niet tot een ander oordeel. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop die rust.
2.5. De minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie wordt op na te melden wijze in de proceskosten verwezen.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie tot vergoeding van bij de naamloze vennootschap Scarlet AACR N.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Naf. 1400,00 (zegge: veertienhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,