ECLI:NL:OGHACMB:2011:BR5403

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 46120/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inschrijving assurantiebemiddelaar door de Bank op basis van betrouwbaarheidstoetsing

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om inschrijving in het register van assurantiebemiddelaars door de Bank van de Nederlandse Antillen, thans de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. De Bank had op 30 september 2009 het verzoek van [appellant] afgewezen, waarna hij bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 8 februari 2010 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 23 november 2010 de beschikking van de Bank vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Bank baseerde haar afwijzing op de betrouwbaarheid van [appellant], die volgens haar niet buiten twijfel staat. Dit oordeel was gebaseerd op een advies van de Integriteitscommissie en een rapport van bevindingen, waaruit bleek dat [appellant] zich schuldig had gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling, financieel wanbeheer en contractbreuk. Het Hof oordeelde dat de Bank in redelijkheid tot haar besluit kon komen, gezien de ernst van de gedragingen van [appellant] en de belangen die de wet beoogt te beschermen.

Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat de Bank gehouden was om de inschrijving van [appellant] te weigeren, omdat zijn betrouwbaarheid niet buiten twijfel staat. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

HLAR 46120/10
Datum uitspraak: 20 mei 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], ook handelend onder de naam […], wonend in Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 23 november 2010 in zaak nr. Lar 2010/93 in het geding tussen:
appellant
en
de Bank van de Nederlandse Antillen, thans: de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: de Bank).
1. Procesverloop
Bij beschikking van 30 september 2009 heeft de Bank een verzoek van appellant (hierna: [appellant]) om inschrijving in het register van assurantiebemiddelaars afgewezen.
Bij beschikking van 8 februari 2010 heeft zij het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 november 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd, doch de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij het Hof ingekomen op 14 december 2010, hoger beroep ingesteld.
De Bank heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2011 waar [appellant], bijgestaan door mr. H.W. Braam, advocaat, en de Bank, vertegenwoordigd door mr. J. Sybesma, mr. A. Kelly, L. Prince en R. Rooi, bijgestaan door mr. L.M. Virginia, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening Assurantiebemiddelingsbedrijf (hierna: de Lab) is het verboden als assurantiebemiddelaar op te treden zonder te zijn ingeschreven in het register van assurantiebemiddelaars dat door de Bank wordt gehouden.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, besluit de Bank tot inschrijving in het register, indien er naar haar oordeel geen reden is te veronderstellen dat de aanvrager als assurantiebemiddelaar het aanzien van het assurantiebedrijf zal schaden.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf (hierna: de Ltv) is het verboden het verzekeringsbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van de Bank.
2.2. Voor de uitoefening van onder meer de haar bij voormeld artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Lab verleende bevoegdheid heeft de Bank de "Beleidsregel betreffende de betrouwbaarheidstoetsing van (kandidaat)(mede)beleidsbepalers van onder toezicht van de Bank staande instellingen, alsmede houders of (kandidaat)houders van gekwalificeerde deelnemingen in deze instellingen en andere betrokkenen" (hierna: de beleidsregel betrouwbaarheidstoetsing) vastgesteld.
Volgens artikel 1, sub 1, voor zover thans van belang, wordt in de beleidsregel onder betrouwbaarheid verstaan: het zich onthouden van een of meer gedragingen die naar het oordeel van de Bank in de weg staan aan het vervullen van de functie van beleidsbepaler of medebeleidsbepaler.
Volgens dat artikel, sub 2, onder a tot en met k, wordt onder gedragingen verstaan: ten minste een doen of nalaten dat blijk geeft van de afwezigheid van eigenschappen als waarheidlievendheid, verantwoordelijkheidszin, wetsgetrouwheid, openheid, oprechtheid, prudentie, punctualiteit, onkreukbaarheid, discretie, rechtschapenheid, eventuele nader te bepalen overige eigenschappen.
Volgens dat artikel, sub 5.1, voor zover thans van belang, worden onder betrokkene verstaan: beleidsbepalers en medebeleidsbepalers van onder het toezicht van de Bank vallende instellingen.
Volgens artikel 2, aanhef en onder c, is de beleidsregel toepasbaar op alle betrokkenen, bedoeld in artikel 1, sub 5.
Volgens artikel 4 beoordeelt de Bank de betrouwbaarheid van de betrokkene door op basis van diens antecedenten te onderzoeken of die blijk geeft of heeft gegeven van gedragingen, waardoor diens betrouwbaarheid niet of niet meer buiten twijfel staat.
Volgens artikel 6, eerste lid, staat de betrouwbaarheid van de betrokkene voor de Bank niet of niet meer buiten twijfel, indien zich blijkens diens antecedenten een of meer gedragingen, als bedoeld in artikel 1, sub 2, voordoen.
Volgens het tweede lid betrekt de Bank bij haar oordeelsvorming:
a) in voorkomend geval het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging en de overige omstandigheden van het geval;
b) de belangen die de Toezichtwet beoogt te beschermen; alsmede
c) de overige belangen van de financiële sector van de betrokkene.
2.3. [Appellant] betoogt dat het Gerecht, door de rechtsgevolgen van de door hem vernietigde beschikking van 8 februari 2010 in stand te laten, heeft miskend dat de Bank de betrouwbaarheid van [appellant] ten onrechte niet buiten twijfel heeft geacht.
2.3.1. De Bank heeft aan haar oordeel dat de betrouwbaarheid van [appellant] niet buiten twijfel staat op advies van haar Integriteitscommissie van 16 april 2008 ten grondslag gelegd dat [appellant] zich gedurende de periode 2001-2006 mede schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling, financieel wanbeheer, herhaaldelijke contractbreuk betreffende zijn agentuurovereenkomsten en overtreding van de Ltv. Dit heeft zij afgeleid uit een door haar afdeling TIBA opgesteld rapport van bevindingen van 14 maart 2008. Volgens dit rapport heeft [appellant] herhaaldelijk verzekeringen in eigen beheer gehouden, zonder dit te melden en zonder de geïnde premies voor deze polissen af te dragen, heeft hij financiële problemen gehad ten gevolge van betalingsachterstanden en een falende administratie en heeft hij verzekeringen voor eigen rekening afgesloten, zonder agentuurovereenkomsten en zonder te beschikken over de daarvoor vereiste vergunning.
2.3.2. Het Gerecht heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de Bank niet in redelijkheid aldus gemotiveerd heeft kunnen oordelen dat de betrouwbaarheid van [appellant] niet buiten twijfel staat. Het Gerecht heeft daartoe terecht de aan dat oordeel ten grondslag gelegde gedragingen aannemelijk gemaakt geacht, nu deze deugdelijk zijn gerapporteerd en [appellant] deze niet, althans niet toereikend gemotiveerd, heeft betwist. Dat [appellant], als gesteld, met enkele verzekeraars inmiddels weer overeenkomsten heeft gesloten, geeft geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat diens betrouwbaarheid in dit verband ter beoordeling staat aan de Bank, niet aan de desbetreffende verzekeraars.
Het betoog faalt.
2.4. [Appellant] betoogt verder dat het Gerecht heeft miskend dat de Bank bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen beschikken, als zij heeft gedaan. In dit verband wijst hij op de belangen van de vier werknemers in zijn dienst. Voorts voert hij aan dat de gestelde gedragingen van enkele jaren geleden dateren.
2.4.1. Ook dat betoog faalt. Nu, zoals hiervoor onder 2.3.2 is overwogen, de Bank mocht oordelen dat de betrouwbaarheid van [appellant] niet buiten twijfel staat en hij derhalve naar haar oordeel als assurantiebemiddelaar het aanzien van het assurantiebedrijf zal schaden, was zij ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Lab gehouden diens inschrijving in het register voor assurantiebemiddelaars te weigeren, als zij heeft gedaan.
2.5. Voor het eerst in hoger beroep heeft [appellant] nog aangevoerd dat de beschikking van 8 februari 2010 in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak en er geen reden is om aan te nemen dat dit niet bij het Gerecht kon worden aangevoerd, kan het betoog niet leiden tot het ermee beoogde doel. Het faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia , griffier.
w.g. Drop
Voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,