ECLI:NL:OGHACMB:2011:BR5389

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 44945/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De appellant, wonend in Curaçao, had verzocht om een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een vreemdeling. Het Gerecht had eerder het beroep van de appellant tegen het uitblijven van een beschikking op dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De appellant stelde dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat ambtenaren van de Vreemdelingendienst hem de indruk hadden gegeven dat de vergunning zou worden verleend. Het Hof oordeelde echter dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat er toezeggingen waren gedaan door de ambtenaren. Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht, waarbij het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard. De beslissing van het Hof houdt in dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtspraktijk in vreemdelingenzaken, vooral met betrekking tot de ontvankelijkheid van beroepsprocedures en de eisen die aan de bewijsvoering worden gesteld.

Uitspraak

HLAR 44945/10
Datum uitspraak: 20 mei 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 17 december 2010 in zaak nr. 2010/44945 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij brief van 24 september 2009 heeft appellant (hierna: [appellant]) de gezaghebber van het eilandgebied Curaçao (hierna: de gezaghebber) verzocht om aan [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen.
Bij uitspraak van 22 oktober 2010 in zaak nr. 2010/249 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het door [appellant] tegen het uitblijven van een beschikking op dat verzoek ingestelde beroep na vereenvoudigde behandeling niet ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 3 november 2010, ingekomen op die dag, verzet gedaan.
Bij uitspraak van 17 december 2010 in zaak nr. 2010/44945 heeft het Gerecht het aldus gedane verzet ongegrond verklaard.
Tegen die uitspraak heeft [appellant] bij brief van 17 januari 2011, ingekomen op die dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De minister van Justitie (hierna: de minister) heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2011, waar [appellant], bijgestaan door A. Moenir Alam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. I.E.A. Doorstam, werkzaam bij het Ministerie van Justitie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [Appellant] betoogt dat het Gerecht, door te overwegen dat het het door hem ingestelde beroep terecht kennelijk wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard, heeft miskend dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is, omdat ambtenaren, werkzaam bij de Vreemdelingendienst, door te verklaren: "Het komt wel in orde" en "Het is nog niet klaar. Heb een beetje geduld; het komt wel in orde", bij hem de gerechtvaardigde verwachting hebben gewekt dat de verzochte vergunning zou worden verleend.
2.1.1. [Appellant] heeft in beroep niet aannemelijk gemaakt dat ambtenaren, werkzaam in dienst van het eilandgebied Curaçao, hem namens de gezaghebber hebben toegezegd dat de gevraagde vergunning aan de vreemdeling verleend zou worden. Het zonder nadere toelichting gestelde is daarvoor onvoldoende in het licht van de ontkenning daarvan door de minister. Het Gerecht heeft daarin reeds om die reden terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en het beroep om die reden ten onrechte zonder behandeling ervan ter zitting niet-ontvankelijk is verklaard. Het betoog faalt.
2.2. Het Gerecht kon in verzet slechts onderzoeken, of het tegen het uitblijven van een beschikking op het verzoek ingestelde beroep terecht zonder behandeling ervan ter zitting niet-ontvankelijk is verklaard. Voor zover [appellant] heeft beoogd te betogen dat het ten onrechte voorbij is gegaan aan hetgeen hij voor het overige in verzet heeft aangevoerd, faalt daarom ook dat betoog.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2011
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,