ECLI:NL:OGHACMB:2011:BR2152
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- J.R. Sijmonsma
- P.E. de Kort
- E.M. van der Bunt
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid proeftijdbeding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de naamloze vennootschap DIVEVERSITY RIF MARIE N.V. (hierna: Diveversity) en werknemer Brown, die op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst in dienst is getreden. De werknemer heeft een arbeidsovereenkomst aangeboden gekregen waarin een proeftijdbeding is opgenomen, maar het Hof oordeelt dat een proeftijdbeding met terugwerkende kracht nietig is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 7A:1615n BW, dat bepaalt dat een proeftijd schriftelijk moet worden overeengekomen. Het Hof concludeert dat de werknemer niet rechtsgeldig is ontslagen, omdat het proeftijdbeding nietig is.
De uitspraak van het Hof op 5 april 2011 vernietigt de eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, die de vordering van Brown had toegewezen en het verzoek van Diveversity tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst had afgewezen. Het Hof oordeelt dat de vordering tot loondoorbetaling moet worden gematigd, omdat de werknemer pas enkele weken in dienst was. De loonvordering wordt gematigd tot drie maanden en de wettelijke vertragingsrente wordt vastgesteld op 10%.
Het Hof verklaart Diveversity niet ontvankelijk in haar beroep voor zover dit zich uitstrekt over de reconventionele vordering en veroordeelt Diveversity om aan Brown zijn achterstallig salaris te betalen, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente. De proceskosten worden ook aan Diveversity opgelegd, omdat zij in overwegende mate in het ongelijk is gesteld.