ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ9970

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 78/2011
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof onder elektronisch toezicht voor gedetineerde in Curaçao

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 21 juni 2011 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een gedetineerde, hierna te noemen verzoeker. Verzoeker, geboren in 1972 en thans gedetineerd in de gevangenis Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou in Curaçao, heeft via zijn gemachtigde, mr. E.F. Sulvaran, op 6 juni 2011 een verzoekschrift ingediend om met verlof de gevangenis te mogen verlaten onder elektronisch toezicht (E.T.) voorafgaand aan zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dit verzoek is behandeld in raadkamer op 14 juni 2011, waarbij verzoeker, zijn gemachtigde en de (waarnemend) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker is bij vonnis van het Hof van 24 mei 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren en vijf maanden voor medeplegen van zware mishandeling met dodelijke afloop. Het vonnis is onherroepelijk geworden. Op 29 maart 2011 heeft de gemachtigde van verzoeker de gevangenisdirecteur verzocht om de procedure voor verlof met E.T. in gang te zetten, maar verzoeker heeft geen beslissing op dit verzoek ontvangen.

Het Hof heeft vastgesteld dat het verzoek om verlof met E.T. dringend noodzakelijk is voor een goede strafrechtsbedeling, aangezien de vroegst mogelijke datum voor E.T. reeds is verstreken. Het Hof heeft de Minister van Justitie opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak alsnog te beslissen op het verzoek van verzoeker. Het Hof heeft echter niet de bevoegdheid om zelf verlof met E.T. te verlenen, aangezien deze bevoegdheid berust bij de Minister van Justitie. De beslissing van het Hof benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door de Minister van Justitie in dergelijke zaken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 juni 2011
Zaaknummer: HAR 78/2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
gegeven op het verzoek ex artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1972 in Curaçao,
thans gedetineerd in gevangenis Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou in Curaçao,
hierna te noemen: verzoeker.
1. Procesgang en onderzoek van de zaak
1.1 Op 6 juni 2011 heeft de gemachtigde van verzoeker, mr. E.F. Sulvaran, ter griffie van het Hof een verzoekschrift ingediend met een verzoek ex artikel 43 lid 1 Sv. Het petitum van het verzoekschrift houdt in dat het Hof het land Curaçao, althans de Minister van Justitie van het land Curaçao, beveelt om verzoeker te vergunnen de gevangenis waarin hij zijn gevangenisstraf ondergaat, voorafgaande aan diens voorwaardelijke invrijheidsstelling, met verlof te verlaten onder elektronisch toezicht (hierna: verlof met E.T.).
1.2 Het verzoek is behandeld door het Hof in raadkamer van 14 juni 2011 in Curaçao. Verschenen en gehoord zijn verzoeker en diens gemachtigde en de (waarnemend) procureur-generaal mr. A.C. van der Schans. De gemachtigde van verzoeker heeft pleitaantekeningen overgelegd. De procureur-generaal heeft een afschrift van de justitiële documentatie van verzoeker overgelegd.
1.3 Het Hof heeft aangezegd dat heden een beschikking wordt gegeven.
2. Feiten
2.1 Verzoeker is bij vonnis van het Hof van 24 mei 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, ter zake van medeplegen van zware mishandeling terwijl het feit de dood tengevolge heeft. Dit vonnis is onherroepelijk wegens verstrijken van de termijn voor cassatieberoep.
2.2 Bij brief van 29 maart 2011 heeft de gemachtigde van verzoeker, mr. D.I.E.I. Lichtenberg, de (waarnemend) gevangenisdirecteur verzocht om de procedure in gang te stellen, opdat verzoeker voorafgaande aan diens voorwaardelijke invrijheidsstelling de gevangenis zal kunnen verlaten onder elektronisch toezicht.
2.3 Aan verzoeker is niet een beslissing op dit verzoek kenbaar gemaakt.
3. Wettelijk kader
3.1 Op grond van artikel 43 lid 1 Sv kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, een verzoek om zodanige voorziening worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft.
3.2 Op grond van artikel 3 lid 1 van de Beschikking elektronisch toezicht kan aan een gedetineerde die is veroordeeld tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, niet zijnde vervangende hechtenis, op diens verzoek of op verzoek van de directeur of op verzoek van een reclasseringsinstelling die dit verzoek mede in het algemeen belang en in het belang van de gedetineerde doet, door de Minister van Justitie worden vergund om bij wijze van verlof, voorafgaand aan de ommekomst van de straf danwel van tweederde, of vier vijfde van de gevangenisstraf, tijdelijk het gesticht te verlaten onder de voorwaarde dat de gedetineerde onder elektronisch toezicht wordt gesteld.
4. Beoordeling
4.1 Naar het Hof begrijpt, dient het verzoek bij voormelde brief van 29 maart 2011 te worden opgevat als een door tussenkomst van de gevangenisdirecteur gedaan verzoek aan de Minister van Justitie om verzoeker op grond van artikel 3 van de Beschikking elektronisch toezicht in aanmerking te brengen voor verlof met E.T. Blijkens de brief van 29 maart 2011 is dit verzoek gebaseerd op de stelling dat verzoeker na ommekomst van tweederde van zijn gevangenisstraf voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld, zodat hij in mei 2011 in aanmerking komt voor verlof met E.T.
4.2 Nu aan verzoeker niet een beslissing op dit verzoek kenbaar is gemaakt, en de vroegst mogelijke E.T.-datum van verzoeker reeds is overschreden, acht het Hof het in het belang van een goede strafrechtsbedeling dringend noodzakelijk om de Minister van Justitie op te dragen binnen na te melden termijn alsnog te beslissen op het verzoek om verlof met E.T. van verzoeker. In zoverre is het onderhavige verzoek ex artikel 43 lid 1 Sv toewijsbaar.
4.3 Voor zover dat verzoek ertoe strekt dat het Hof beveelt dat de Minister van Justitie verlof met E.T. verleent, is het niet toewijsbaar. Het uitblijven van een beslissing op een verzoek om verlof met E.T. dient in beginsel niet te worden aangemerkt als een afwijzing van het verzoek. De bevoegdheid om verlof met E.T. te verlenen berust op grond van artikel 3 van de Beschikking elektronisch toezicht bij de Minister van Justitie. Indien de Minister van Justitie weigert om te beslissen op een verzoek om verlof met E.T., is het strafvorderlijk kort geding primair een procedureel middel dat kan worden aangewend om in rechte een beslissing van de Minister van Justitie af te dwingen.
4.4 De procureur-generaal heeft naar voren gebracht dat verzoeker vooralsnog niet in aanmerking komt voor verlof met E.T. omdat hij gelet op zijn justitiële documentatie zoals blijkt uit het overgelegde afschrift, eerst na ommekomst van vier vijfde van de gevangenisstraf voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld. Naar het oordeel van het Hof laat dit gelet op het vorenoverwogene onverlet dat de Minister van Justitie moet beslissen op het verzoek van verzoeker.
4.5 Beslist wordt derhalve als volgt.
BESLISSING
Het Hof:
draagt de Minister van Justitie op om binnen zes weken na de datum van deze uitspraak alsnog te beslissen op het verzoek om verlof met E.T. van verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.P. de Haan, J.R. Sijmonsma en P.E. de Kort, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier in Curaçao uitgesproken op 21 juni 2011.