ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ9003

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 1417/06 - H 269/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • De Kort
  • Lock
  • Van der Bunt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van artikel 3 van de overeenkomst tussen Curoil en Curmetal met betrekking tot de verplichting tot het aanleveren van cilinders

In deze zaak staat de uitleg van artikel 3 van de overeenkomst tussen Curoil en Curmetal centraal. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 7 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. Curoil, de appellante, was in hoger beroep gekomen tegen eerdere vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin werd geoordeeld dat Curoil verplicht was om een minimum aantal cilinders aan te leveren voor revisie, reparatie en onderhoud. Curoil betwistte deze verplichting en stelde dat de taalkundige uitleg van de overeenkomst een andere betekenis had. Het Hof oordeelde dat de taalkundige uitleg van artikel 3 een zwaar gewicht toekomt en dat er geen verplichting voor Curoil was om een minimum aantal cilinders aan te leveren. Het Hof concludeerde dat de eerdere oordelen van het GEA onterecht waren en vernietigde het vonnis van 22 maart 2010, waarin deze verplichting werd vastgesteld. Het Hof wees de vorderingen van Curmetal af en veroordeelde Curmetal in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de taalkundige uitleg van contractuele bepalingen en de rol van de intenties van partijen tijdens de onderhandelingen.

Uitspraak

Registratienummer: AR 1417/06 - H 269/10
Uitspraak: 7 juni 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap CURAÇAO OIL (CUROIL) N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellante,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en J.G.J. Schelling,
- tegen -
de naamloze vennootschap CURMETAL N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. J.D.C. Sintiago en H.W. Braam.
Partijen worden hierna Curoil en Curmetal genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 10 september 2007, 8 december 2008, 4 januari 2010 en 22 maart 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna te noemen: GEA) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die vonnissen.
1.2 Curoil is in hoger beroep gekomen van voornoemde vonnissen door op 3 mei 2010 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijke memorie van grieven heeft Curoil drie grieven geformuleerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het (deel)vonnis (Hof: het vonnis van 22 maart 2010) zal vernietigen en de vorderingen van Curmetal alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Curmetal in de proceskosten in beide instanties.
1.3 Curmetal heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met veroordeling van Curoil, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
1.4 Op de nader voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd, Curoil met een productie. Curmetal heeft daarop bij akte houdende uitlating gereageerd.
1.5 Vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 De grieven richten zich (uitsluitend) tegen het oordeel van het GEA dat artikel 3 van de overeenkomst van 13 december 2001 (hierna: de overeenkomst) dusdanig moet worden uitgelegd dat Curoil jegens Curmetal verplicht was maandelijks een minimum aantal cilinders te laten reviseren/repareren/onderhouden en tegen de op dat oordeel gebaseerde verklaringen van recht zoals die bij (deel)vonnis van 22 maart 2010 zijn uitgesproken. Het Hof gaat ervan uit dat Curoil bedoeld heeft het hoger beroep daartoe te beperken.
2.2 Partijen verschillen van mening over de uitleg van artikel 3 van de overeenkomst. Het Hof stelt voorop dat voor zover Curmetal heeft gesteld dat Curoil buiten rechte heeft erkend dat aan de bepaling de door Curmetal voorgestane uitleg moet worden gegeven doordat zij niet op de aanmaningen zijdens Curmetal heeft gereageerd en voorgesteld heeft inhaalritten te organiseren, en mitsdien aan die uitleg gebonden is, dit niet kan worden aanvaard. Het gestelde gedrag van Curoil levert geen erkenning op en bovendien zou een dergelijke erkenning buiten rechte er voor Curoil niet aan in de weg staan om in deze procedure een ander standpunt in te nemen.
2.3 Bij de uitleg van (artikel 3 van) de overeenkomst komt het aan op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid, en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De overeenkomst behelst een commerciële transactie tussen twee professionele partijen en is het resultaat van uitvoerige onderhandelingen. De door Curoil opgestelde concept-overeenkomst is, alvorens tot ondertekening werd overgegaan, meermalen tussen partijen gewisseld alsmede gecontroleerd en goed bevonden door adviseurs (aan de zijde van Curmetal een accountant, aan de zijde van Curoil advocaten). Dit heeft geresulteerd in een overeenkomst waarbij - in de kern genomen - Curoil aan Curmetal het onderhoud van haar gascilinders opdraagt tegen in een bijlage van de overeenkomst opgenomen prijzen en onder in de overeenkomst geformuleerde voorwaarden. Een van die voorwaarden is opgenomen in artikel 3, waarin is bepaald dat Curmetal zal zorgdragen voor genoeg capaciteit om het in de bepaling genoemde minimum aantal cilinders per maand te kunnen afhandelen. Taalkundig kan aan deze bepaling geen andere uitleg worden gegeven en gelet op de hiervoor genoemde aard van de overeenkomst en wijze van totstandkoming daarvan komt aan die taalkundige uitleg een zwaar gewicht toe. Een verplichting voor Curoil om een mimimum aantal cilinders per maand ter behandeling door Curmetal aan te leveren kan in deze bepaling niet worden gelezen, ook niet in samenhang met hetgeen overigens in de overeenkomst is bepaald.
2.4 Hetgeen door Curmetal is gesteld kan niet tot de conclusie leiden dat partijen met het bepaalde in artikel 3 desalniettemin bedoeld hebben dat Curoil zich heeft verplicht het genoemde minimum aantal cilinders aan te leveren. Ook al kan uit de stellingen van Curmetal en het door haar in eerste aanleg geleverde bewijs worden afgeleid dat door de bij de onderhandelingen betrokken personen over een minimum aantal door Curoil aan te leveren cilinders is gesproken (over de vraag of expliciet over een verplichting of garantie van Curoil is gesproken zijn de getuigen niet eenduidig), vast staat dat als uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen een daartoe strekkende verplichting voor Curoil - waarmee in feite een deel van het ondernemersrisico van Curmetal bij Curoil zou worden neergelegd - niet in (de tekst van) de overeenkomst is opgenomen. Uit de getuigenverklaring van Cova volgt dat dit bewust niet is gebeurd (“omdat de directeur van Curoil geen onnodige verplichtingen voor Curoil in het contract wilde hebben”) en dat dit ook met de onderhandelaars van Curmetal is besproken. Uit de getuigenverklaring van Nicolina, destijds de directeur van Curoil en ondertekenaar van de overeenkomst, volgt dat indien een dergelijke verplichting wel in de overeenkomst zou zijn opgenomen dit voor hem aanleiding zou zijn geweest de overeenkomst niet te ondertekenen. Door aan het bepaalde in artikel 3 de door Curmetal voorgestane van de bewoordingen afwijkende betekenis toe te kennen, zou een tijdens de onderhandelingen besproken maar niet in de overeenkomst opgenomen verplichting alsnog onderdeel gaan uitmaken van de transactie terwijl niet vaststaat of aannemelijk is, en gelet op de verklaringen van Cova en Nicolina zelfs onaannemelijk is, dat de andere partij daar ten tijde van het tekenen van de overeenkomst mee akkoord zou zijn gegaan en op overigens gelijke condities zou hebben gecontracteerd. Dit kan onder de gegeven omstandigheden niet worden aanvaard. Indien Curmetal, een professionele en commerciële partij, deze voor Curoil vergaande verplichting onderdeel van de overeenkomst had willen laten uitmaken, had het op haar weg gelegen de aan haar voorgelegde concept-overeenkomst daarop aan te passen, hetgeen niet is gebeurd, of zich ervan te vergewissen dat het Curoil ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst duidelijk was dat artikel 3 de door Curmetal voorgestane betekenis had, hetgeen onvoldoende gesteld of gebleken is. Dat Curmetal op het met de onderhandelaars van Curoil besproken en kennelijk verwachte aantal aan te leveren cilinders haar investeringen heeft gebaseerd, maakt dit niet anders; het niet-aanleveren van het verwachte aantal cilinders levert zonder een daartoe overeengekomen verplichting geen tekortkoming zijdens Curoil op.
2.5 Uit het voorgaande volgt dat het GEA ten onrechte heeft geoordeeld dat artikel 3 van de overeenkomst aldus moet worden uitgelegd dat Curoil verplicht was tenminste de daarin genoemde aantallen cilinders aan te leveren en dat het GEA ten onrechte de op dat oordeel gebaseerde verklaringen van recht heeft uitgesproken. Het deelvonnis voor zover daarbij deze verklaringen van recht zijn uitgesproken zal daarom worden vernietigd. Voor het overige zijn de (tussen)vonnissen niet aan het oordeel van het Hof onderworpen. Het GEA zal met inachtneming van dit vonnis de zaak verder dienen te behandelen en af te doen.
2.6 Curmetal zal als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het hoger beroep dienen te dragen.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van 22 maart 2010 voor zover daarbij voor recht is verklaard dat Curoil uit hoofde van het contract van 13 december 2001 verplicht is om maandelijks 1400 20lbs en 1700 100lbs cilinders door Curmetal te laten reviseren/repareren/ onderhouden en dat Curoil gehouden is aan Curmetal te voldoen de door Curmetal geleden schade als gevolg van het niet nakomen van de overeenkomst van 13 december 2001, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen tot voornoemde verklaringen van recht af;
veroordeelt Curmetal in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Curoil gevallen en tot op heden begroot op NAF. 900,-- aan griffierechten, NAF. 511,00 aan overige verschotten en NAF. 34.800,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. De Kort, Lock en Van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 7 juni 2011.