ZAAKNR.: KG 76/10 – H 23/11
UITSPRAAK: 20 mei 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in kort geding de zaak van:
1. de stichting EVMOLPIA PRIVATE FUND FOUNDATION, gevestigd in Sint Maarten,
2. [appellant sub 2], wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eisers, wat betreft geïntimeerde onder 1: eisers in conventie en gedaagden in reconventie, thans appellanten,
gemachtigde van appellante onder 1: [appellant sub 2],
appellant onder 2 procederend in persoon,
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiser in reconventie, thans geïntimeerde in prindipaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. C.J. Koster,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde
niet verschenen,
3. [geïntimeerde sub 3],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mr. R. Bergman en mr. M. Snijder.
Partijen worden hierna aangeduid als Evmolpia, [appellant sub 2], [geintimeerde sub 1], [geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 3].
Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (GEA), wordt verwezen naar het in de zaak met KG nummer 76 van 2010 gewezen en op 4 juni 2010 uitgesproken vonnis. De inhoud van dat vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2. Evmolpia en [appellant sub 2] zijn bij akte van appel, ingekomen op 18 juni 2010, in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op dezelfde dag ingediende memorie van grieven, met producties, hebben zij drie grieven voorgedragen en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, hun vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van (kennelijk) [geintimeerde sub 1], [geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 3] in de kosten van beide instanties.
1.3. [geintimeerde sub 1] heeft in een <i>Memorie van Antwoord in het principale appèl, tevens houdende akte van appel in het incident, tevens houdende Memorie van Grieven in het incidentele appel</i>, met productie, het hoger beroep bestreden, op zijn beurt, onder aanvoering van twee grieven, incidenteel hoger beroep ingesteld en geconcludeerd in het principale appel dat het Hof Evmolpia en [appellant sub 2] niet-ontvankelijk zal verklaren en het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Evmolpia en [appellant sub 2] in de proceskosten en in het incidentele appel dat het Hof het betreden vonnis wat betreft de reconventionele vorderingen van [geintimeerde sub 1] zal vernietigen en opnieuw rechtdoende deze alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Evmolpia en [appellant sub 2] in de proceskosten.
1.4. Ook [geintimeerde sub 3] heeft in een memorie van antwoord het beroep van Evmolpia en [appellant sub 2] bestreden. Zij concludeert dat het Hof Evmolpia en [appellant sub 2] niet-ontvankelijk zal verklaren in hun beroep, althans het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Evmolpia en [appellant sub 2] in de kosten van het hoger beroep.
1.5. [geintimeerde sub 2] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
1.6. Evmolpia en [appellant sub 2] hebben geen memorie van antwoord in het incidenteel appel ingediend.
1.7. Op 15 april 2011, de voor schriftelijk pleidooi bepaalde dag, hebben Evmolpia en [appellant sub 2] alsmede de gemachtigde van [geintimeerde sub 1] en die van [geintimeerde sub 3] pleitnotities overgelegd. Aan de pleitnotities van Evmolpia en [appellant sub 2] is een productie gehecht.
1.8. Vonnis is bepaald op heden.
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven en de <i>Memorie van Antwoord in het principale appèl, tevens houdende akte van appel in het incident, tevens houdende Memorie van Grieven in het incidentele appel</i>.
3. Waarvan in hoger beroep moet worden uitgegaan
Het GEA heeft onder 3 van het bestreden vonnis feiten vastgesteld. Deze vaststelling is niet in geschil en ook het Hof zal ervan uitgaan.
4.1. Op 28 januari 2011 heeft het Hof in een tussenvonnis in twee andere kort gedingen, te weten <i>Evmolpia en [appellant sub 2] v. [geintimeerde sub 1]</i> (KG 57/10 – H 151/10) en <i>Evmolpia en [appellant sub 2] v. [geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 1]</i> (KG 87/10 – H 178/10), onder meer overwogen dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang aanwezig is geacht. Het gaat erom of ook in hoger beroep nog een spoedeisend belang bestaat (HR 30 juni 2000, NJ 2001, 389). Voorts verdiende in dit verband volgens het Hof de aandacht dat zodra in de bodemzaak uitspraak is gedaan, al is daarvan hoger beroep ingesteld, het Hof in kort geding zich in beginsel daarnaar zal moeten richten (afstemmingsregel; laatstelijk HR 7 januari 2011, LJN: BP0015, <i>Yukos v. Promneftstroy</i>).
4.2. Bij eindvonnis van 15 april 2011 in beide zaken heeft het Hof geen spoedeisend belang in hoger beroep aanwezig geacht en de bestreden kort geding-vonnissen bevestigd. Een belangrijke factor was dat een aanvankelijk op 26 maart 2010 te houden openbare veiling wegens gebrek aan belangstelling niet is doorgegaan en dat [geintimeerde sub 1] geen voornemens had om op korte termijn opnieuw tot veiling over te gaan.
4.3. Ook het onderhavige hoger beroep betreft een kort geding-vonnis. Aan de orde zijn dezelfde kwesties als in de beide andere kort gedingen. Er is geen reden om in het onderhavige hoger beroep anders te oordelen dan in die zaken. Het principale appel faalt derhalve.
4.4. Ook het incidentele appel van [geintimeerde sub 1] is ongegrond. Het GEA heeft in het bestreden vonnis overwogen dat het ervan uitgaat dat het inmiddels aan Evmolpia en [appellant sub 2] wel duidelijk is geworden dat een kort geding niet het geëigende middel is. Het Hof sluit zich hierbij aan. Evmolpia en [appellant sub 2] dienen zich te concentreren op de aanhangige bodemprocedures.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden bevestigd. Evmolpia en [appellant sub 2] dienen de kosten van het principaal appel te dragen, [geintimeerde sub 1] dat van het incidentele appel.
- bevestigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt Evmolpia en [appellant sub 2] hoofdelijk in de kosten van het principaal appel aan de zijde van [geintimeerde sub 1] gevallen en tot op heden begroot op NAF. 5.100,= aan gemachtigdensalaris en NAF. 479,= aan verschotten;
- veroordeelt Evmolpia en [appellant sub 2] hoofdelijk in de kosten van het principaal appel aan de zijde van [geintimeerde sub 3] gevallen en tot op heden begroot op NAF. 5.100,= aan gemachtigdensalaris en NAF. 479,= aan verschotten;
- veroordeelt [geintimeerde sub 1] in de kosten van het incidenteel appel aan de zijde van Evmolpia en [appellant sub 2] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mrs. J. de Boer, P.E. de Kort en J.P. de Haan, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van 20 mei 2011 in Sint Maarten uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.