ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ8948

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR-138/05-H-276/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen van hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van onvermogen en betaling griffierecht

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 20 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, wonend in Sint Maarten, had geen op haar naam gesteld bewijs van onvermogen overgelegd, noch een bewijs van betaling van het griffierecht. Hierdoor is het hoger beroep vervallen. De procedure was eerder op 28 januari 2011 naar de rol verwezen om de appellante in de gelegenheid te stellen het benodigde bewijs te overleggen. Tijdens de rolzitting op 15 april 2011 heeft de appellante slechts een afschrift van een bewijs van onvermogen overgelegd dat op naam stond van haar echtgenoot, wat niet voldeed aan de vereisten. Het Hof concludeerde dat de appellante het verschuldigde vast recht niet had betaald, waardoor het hoger beroep op grond van artikel 270 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verviel. De appellante werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de geïntimeerden, die gezamenlijk een aanzienlijk bedrag aan gemachtigdensalaris en verschotten vorderden. Het Hof droeg de griffier op om de aantekening in het algemeen register door te halen, waarmee de procedure werd afgesloten.

Uitspraak

ZAAKNR: AR-138/05-H-276/09
UITSPRAAK: 20 mei 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[appellante],
wonend in Sint Maarten,
voorheen eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. B.P. Hart,
- tegen -
1. [geïntimeerde sub 1],
wonend in Sint Maarten,
voorheen gedaagde sub 1, thans geïntimeerde sub 1,
gemachtigde: mr. L.L. James,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonend in Sint Maarten,
voorheen gedaagde sub 2, thans geïntimeerde sub 2,
gemachtigde: mr. M.M. Hofman-Ruigrok,
3. [geïntimeerde sub 3],
wonend in Sint Maarten,
voorheen gedaagde sub 3, thans geïntimeerde sub 3,
gemachtigde: mr. M.M. Hofman-Ruigrok.
Partijen worden hierna [appellante], [geintimeerde sub 1], [geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 3] genoemd. De twee laatstgenoemden worden gezamenlijk ook aangeduid als [geintimeerde sub 2 en sub 3]
1. Verdere verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot 28 januari 2011 wordt verwezen naar het tussenvonnis van het Hof van die datum. Op de rolzitting van 15 april 2011 heeft [appellante] een akte genomen. Vonnis is bepaald op heden.
2. Verdere beoordeling
2.1 Bij het tussenvonnis van het Hof van 28 januari 2011 is de zaak naar de rol verwezen teneinde [appellante] in de gelegenheid te stellen om alsnog een op haar naam gesteld bewijs van onvermogen dan wel een bewijs van betaling van griffierecht over te leggen. Bij haar akte van 15 april 2011 heeft zij slechts overgelegd een afschrift van het reeds aan de memorie van grieven gehechte bewijs van onvermogen ten name van [echtgenoot], kennelijk haar echtgenoot.
2.2 Aldus heeft [appellante] geen op haar naam gesteld bewijs van onvermogen overgelegd, zodat haar geen toelating om kosteloos te mogen procederen kan worden verleend. Nu zij ook geen bewijs van betaling van griffierecht heeft overgelegd, luidt de conclusie dat [appellante] het verschuldigde vast recht niet heeft betaald, zodat haar hoger beroep op grond van artikel 270 lid 5 Rv is vervallen en de aantekening in het algemeen register moet worden doorgehaald. [appellante] dient de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geintimeerde sub 1], [geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 3] te dragen.
BESLISSING:
Het Hof:
verstaat dat het hoger beroep is vervallen;
draagt de griffier op de aantekening in het algemeen register door te halen;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep,
aan de zijde van [geintimeerde sub 1] tot op heden begroot op NAF. 5.100,- aan gemachtigdensalaris,
aan de zijde van [geintimeerde sub 2 en sub 3] tot op heden begroot op NAF. 6.800,- aan gemachtigdensalaris en NAF. 212,50 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, F.J.P. Lock en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 20 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.