ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ8940

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 702 en 754 van 2009-H-252 en 252a van 2010
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandelenoverdracht en oproeping aandeelhoudersvergadering in het kader van liquidatie van Euram N.V.

In deze zaak staat de vraag centraal of er sprake is van een aandelenoverdracht van Euram N.V. De appellant stelt dat de aandelen zijn overgedragen, maar het Hof oordeelt dat deze stelling geen steun vindt in de overgelegde stukken. De appellant betoogt dat de aandeelhouders niet op de juiste wijze zijn opgeroepen voor de vergadering, maar de gedaagden stellen dat de eerdere vergadering niet formeel gesloten was, waardoor een nieuwe oproep niet nodig was. Het Hof geeft de appellant de gelegenheid om te bewijzen dat de vergadering formeel gesloten was. De uitspraak van het Hof op 10 mei 2011 bevestigt dat de aandelenoverdracht niet heeft plaatsgevonden zoals vereist door artikel 2:110 BW. Het Hof concludeert dat de aandeelhouders niet de intentie hadden om hun aandelen over te dragen tijdens de vergadering van 19 maart 2007, en dat de overdracht van aandelen pas kan plaatsvinden na de liquidatie van Euram en de overdracht van haar vermogen naar de nieuwe vennootschap Pali. De appellant wordt opgedragen te bewijzen dat de vergadering van 14 april 2009 formeel is gesloten, en er wordt een getuigenverhoor gepland voor 9 juni 2011. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

UITSPRAAK: 10 mei 2011
ZAAKNR.: AR 702 en 754 van 2009-H-252 en 252a van 2010
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaken van:
[appellant],
wonende te Milbrook, New York, Verenigde Staten,
in eerste aanleg eiser in zaak 702, gedaagde in zaak 754, thans appellant in beide zaken,
gemachtigde: mr. D.D. Zahavi,
tegen
1. [gedaagden sub 1 tot en met 26];
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
gemachtigde voor geïntimeerden 1 tot en met 26: mr. V. Maria,
27. [vereffenaar], in zijn (betwiste) hoedanigheid van vereffenaar van de vennootschap naar Nederlands-Antilliaans recht EuropeAmerican Investment Holdings N.V. in liquidatie, wonende op Curaçao;
verschenen in persoon,
gedaagden in eerste aanleg in zaak 702, mr. [vereffenaar], gedaagde nr. 27 in zaak 702 tevens eiser in eerste aanleg in zaak 754, thans allen geïntimeerden.
Partijen worden hierna ook aangeduid als “[appellant]”, “[gedaagden c.s.]” en “[vereffenaar]”.
1. Verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (verder: het GEA) wordt verwezen naar het tussen partijen in beide zaken gewezen vonnis van 7 juni 2010. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
[appellant] is in hoger beroep gekomen van dit vonnis voor zover in beide zaken gewezen door indiening op 21 juni 2010 van een akte van appel ter griffie van het GEA. Bij op 2 augustus 2010 ter griffie van GEA ingekomen memorie van grieven heeft hij vier grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis, tot toewijzing van zijn vorderingen en tot afwijzing van de vordering van [gedaagden c.s.] en van [vereffenaar], met veroordeling van de geïntimeerden in de kosten van beide instanties.
[gedaagden c.s.] en [vereffenaar] hebben op 1 oktober 2010 ter griffie van het GEA gezamenlijk één memorie van antwoord ingediend, waarin zij hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] althans tot ontzegging van zijn vordering, met bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
Op de daarvoor bepaalde dag hebben partijen gepleit overeenkomstig de inhoud van hun overgelegde pleitnota’s, hebben zij gere- en gedupliceerd en vragen van het Hof beantwoord en is vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Het door [appellant] ingestelde appel is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat hij daarin kan worden ontvangen.
3. Grieven
Voor de inhoud van de grieven verwijst het Hof naar de ingediende memorie van grieven.
4. Beoordeling
4.1 Het Hof stelt bij de beoordeling van deze zaak het volgende voorop.
Euram N.V. (hierna Euram), een te Curaçao gevestigde vennootschap, heeft op 19 maart 2007 een aandeelhoudersvergadering belegd. Aandeelhouders toen waren in elk geval [appellant] en [gedaagden c.s.] Tijdens die vergadering op 19 maart 2007 is besloten om Euram te liquideren en is [appellant] als vereffenaar benoemd.
Tijdens de vergadering is een “Agreement and plan of reorganization” (overgelegd als productie 2 bij het inleidend verzoekschrift in zaak AR 702/2009 en hierna aangeduid als Agreement) afgesproken. Voor zover van belang houdt dit Agreement als art. D het volgende in.
“D. Pursuant to the plan of reorganization, the Company will then distribute to the Shareholders in exchange for the Company Shares, in liquidation, on a pro rata basis, all of its assets, including the Newco Shares, as set forth in this Agreement.”.
4.2.1 Partijen verschillen allereerst over de betekenis van art. D Agreement.
[appellant] stelt in zijn eerste grief dat uit art. D Agreement blijkt dat de aandeelhouders Euram hun aandelen hebben ingewisseld voor aandelen in een nieuwe vennootschap genaamd Pali. Hij wijst hierbij tevens op de door hem bij conclusie van antwoord in zaak 754/2009 als productie 3 overgelegde “Approval of a reorganization transaction resulting in the company’s reorganization as a New York corporation”, welk stuk op pag. 4 onder het hoofd “Reasons for the Reorganization” onder meer inhoudt:”As a result of the reorganization transaction, Pali New York will be the holding company of the Company’s operating subsidiaries in place of the Company.”. In datzelfde stuk staat op pag. 5 onder het hoofd Reorganization Agreement:” Pursuant to the Reorganization Agreement, each share of the Company’s capital stock will be converted into the right to receive approximately one share of Pali New York Common Stock….”.
4.2.2 [gedaagden c.s.] en [vereffenaar] stellen dat nergens uit blijkt dat de aandeelhouders in Euram daadwerkelijk hun aandelen wilden overdragen noch dat zij de aandelen hebben overgedragen. Wat dat laatste betreft zijn nooit vervuld de formele vereisten voor overdracht van aandelen op naam zoals vermeld in art. 2:110 lid 2 BW. Het reorganisatieplan hield, aldus [gedaagden c.s.] en [vereffenaar], niet in overdracht van de aandelen, maar een reorganisatie waarbij Euram in fasen zou worden geliquideerd waarna er uiteindelijk een nieuwe, in New York gevestigde vennootschap, genaamd Pali, zou ontstaan.
4.2.3.1 Het Hof stelt voorop dat de aandelen in Euram op naam gestelde aandelen zijn. Dit betekent dat de overdracht van die aandelen moet plaatsvinden zoals is geregeld in art. 2:110 BW. Gesteld noch gebleken is dat die aandelen conform de vereisten van dat artikel zijn overgedragen, zodat wat dat betreft de stelling van [appellant] dat de aandelen wel zijn overgedragen geen steun vindt in enig overgelegd stuk.
4.2.3.2 Naar het oordeel van het Hof hebben de aandeelhouders in Euram ook niet de bedoeling gehad om hun aandelen tijdens de vergadering van 19 maart 2007 over te dragen. Uit hetgeen onder het hoofd hoofd “Reasons for the Reorganization” in het als productie 1 bij inleidend verzoekschrift door [appellant] overgelegde stuk “Approval of a reorganization transaction resulting in the company’s reorganization as a New York corporation” is vermeld, leidt het Hof af dat Euram, gevestigd te Curaçao, moest worden geliquideerd omdat haar vermogen moest overgaan naar een in New York gevestigde vennootschap, hierna genaamd Pali. Vermeld is immers onder meer “… being domiciled in New York will increase the desirability of the Company to investors and subsequently create business and commercial opportunities for the Company. New York is a favorable legal and regulatory environment in which to operate a financial services company and where a substantial number of financial companies operate today. For a discussion of some differences in stockholders’ rights and governance matters under New York and Netherlands Antilles law, … see the discussion below …”. Het ligt bij een dergelijke doelstelling voor de hand dat een aandeelhouder in Euram pas afstand doet (of dat in de vorm van een ruil is dan wel anderszins) van zijn aandeel Euram wanneer het vermogen van die N.V. is overgebracht naar de nieuwe vennootschap in New York. Het stuk “Approval of a reorganization transaction resulting in the company’s reorganization as a New York corporation” met de daarbij behorende Agreements kan dan ook niet worden gezien als een overdracht scheppende handeling, maar slechts als een stuk waarin uitleg wordt gegeven over de wijze waarop het vermogen van Euram wordt overgeheveld naar Pali. Dat vervolgens, zoals [appellant] onder 8 van zijn pleitnota in hoger beroep heeft gesteld, een aantal volgens hem oud-aandeelhouders van Euram als aandeelhouders van Pali optreden, doet hier niet aan af. Het enkele feit dat zij optreden als aandeelhouders in Pali betekent immers niet, gelet op de duur van de liquidatie (en daarmee de tijd die nodig is om het vermogen van Euram volledig naar Pali overgeheveld te krijgen), dat zij geen aandeelhouder van Euram meer zouden zijn. De eerste grief wordt dan ook verworpen.
4.3 In zijn tweede grief en derde grief stelt [appellant] dat het GEA ten onrechte de vergadering van de aandeelhouders van Euram van 15 mei 2009 heeft gezien als een voortzetting van de vergadering van die aandeelhouders van 14 april 2009. Volgens [appellant] is de vergadering van 14 april 2009 aan het eind gesloten en hadden de aandeelhouders voor de volgende vergadering volgens de regels moeten worden opgeroepen.
[gedaagden c.s.] en [vereffenaar] stellen dat de vergadering van 14 april 2009 niet is gesloten, maar is aangehouden tot 15 mei 2009. Een nieuwe oproep was dus niet nodig.
Voor zover deze grief van [appellant] berust op de stelling dat er geen aandeelhoudersvergadering van Euram kon worden gehouden omdat er, buiten hemzelf, geen aandeelhouders Euram meer waren, faalt die stelling om de hiervoor onder 4.2 vermelde redenen.
Voor zover [appellant] heeft willen stellen dat de regels inzake de oproeping voor een vergadering niet in acht zijn genomen, wordt deze stelling gepasseerd als onvoldoende onderbouwd.
Blijft over de stelling van [appellant] dat de vergadering van 14 april 2009 in de namiddag niet is aangehouden tot 15 mei 2009, maar is gesloten. Voor de vergadering van 15 mei 2009 hadden de regels omtrent de oproeping van een aandeelhoudersvergadering dan ook in acht moeten worden genomen. [appellant] baseert deze stelling op het feit dat in de door hem overgelegde notulen van de vergadering van 14 april 2009 (productie 5 van zijn inleidend verzoekschrift) is vermeld “Then the chairman resolved to close this meeting and to reconvene a new meeting …”.
[gedaagden c.s.] en [vereffenaar] stellen dat die vergadering is geschorst, zodat de regels omtrent oproeping niet nogmaals gevolgd hoefden te worden. Zij wijzen op het feit dat bovengenoemde notulen inhouden “the meeting is adjourned …”.
Waar het [appellant] is die stelt dat de vergadering van 15 mei 2009 niet rechtsgeldig is geweest omdat de vergadering van 14 april is gesloten en niet geschorst, is het aan hem om deze stelling te bewijzen.
Het Hof zal hem tot dit door hem aangeboden bewijs toelaten.
4.4 In zijn vierde grief stelt [appellant] dat het GEA ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de aandeelhouders die de vergadering van 14 april 2009 bijeen hebben geroepen, daarbij een redelijk belang hadden.
Uit de bij het inleidend verzoekschrift in zaak 702 gevoegde producties 3 en 4 blijkt dat de vergadering van aandeelhouders bijeen is geroepen om te spreken over twee punten, en wel het ontslag van [appellant] als vereffenaar en de benoeming van [vereffenaar] in zijn plaats. Bijgevoegd als Exhibit A is een naamloos stuk waarin in anderhalve pagina uit de doeken is gedaan waarom de aandeelhouders de vergadering bijeen willen roepen. Kort gezegd komt het erop neer dat zij van mening zijn dat [appellant] fraude heeft gepleegd en dat hij onder meer een handtekening heeft vervalst op een aan Pali gerelateerd document. Met die in Exhibit A voldoende specifiek omschreven beschuldigingen die voldoende relevant zijn voor de vraag of [appellant] al dan niet vereffenaar van Euram kan blijven (het is immers de bedoeling dat Euram “opgaat in” Pali) is het redelijk belang gegeven. Het recht kent verder niet de regel dat de feiten op grond waarvan het redelijk belang is gegeven ook al vast zouden moeten staan. Om dat te onderzoeken en/of voldoende vast te stellen is juist die vergadering.
[appellant] heeft nog aangevoerd dat de aandeelhouders een ander belang hebben bij zijn ontslag. Als vereffenaar van Euram heeft hij namelijk tegen enkele van de huidige geïntimeerden een civiele procedure aangespannen waarin hij namens Euram meer dan $ 6 miljoen schadevergoeding vordert. Die aandeelhouders zoeken nu zijn ontslag om vervolgens door de nieuwe vereffenaar die procedure te laten intrekken. Zelfs als deze complottheorie juist is, doet dit niet af aan het hiervoor aangenomen redelijk belang. Ook die complottheorie kan immers op de aandeelhoudersvergadering ter sprake worden gebracht bij de bespreking van de vraag of [appellant] inderdaad fraude heeft gepleegd en/of een handtekening heeft vervalst. De vierde grief faalt dus.
4.5 Gelet op het hiervoor onder 4.3 overwogene wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
BESLISSING:
Het Hof:
alvorens verder te beslissen:
draagt [appellant] op te bewijzen dat de op 14 april 2009 gehouden aandeelhoudersvergadering Euram formeel is gesloten;
bepaalt dat [appellant], indien getuigen worden voorgebracht, uiterlijk drie dagen voor het te houden verhoor de griffie van het Hof schriftelijk, met afschrift aan de wederpartij, dient te laten weten dat getuigen worden voorgebracht met opgave van het aantal getuigen en de namen van de getuigen;
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. J.R. Sijmonsma, lid van dit Hof, in het Stadhuis in Curaçao op 9 juni 2011 om 09.00 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 10 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.