ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ8938

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
E 415/10 - H – 92/11- 46595
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen inzake sollicitatie- en benoemingsprocedure bij het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft de appellant, een inwoner van Curaçao, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) van 9 december 2010. De appellant verwijt het Land Curaçao onrechtmatig handelen in de sollicitatie- en benoemingsprocedure voor de functie van manager bedrijfsvoering bij het Openbaar Ministerie. De appellant stelt dat zijn voordracht voor benoeming onterecht is ingetrokken en dat hij beter gekwalificeerd was dan de benoemde kandidaat. Hij heeft op 20 januari 2011 een beroepschrift ingediend bij het GEA, maar heeft de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen het benoemingsbesluit van 12 februari 2010 onbenut gelaten. Het Hof heeft op 12 april 2011 de zaak behandeld en de gemachtigden van beide partijen hebben hun pleitnotities voorgedragen.

Het Hof oordeelt dat de appellant als direct belanghebbende op grond van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak beroep had kunnen instellen tegen het benoemingsbesluit en de afwijzing van zijn verzoek. Aangezien de appellant deze beroepsmogelijkheid niet heeft benut, hebben de besluiten formele rechtskracht gekregen. Dit betekent dat de burgerlijke rechter van de rechtmatigheid van deze besluiten moet uitgaan. Het Hof concludeert dat de vordering van de appellant tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen niet kan slagen, en er is geen plaats voor een voorlopig getuigenverhoor. Het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op NAF 1.800,- aan gemachtigdensalaris.

De beschikking is gegeven door de rechters P.E. de Kort, F.J.P. Lock en H.J. van Kooten, en is uitgesproken op 10 mei 2011 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Registratienummer: E 415/10 - H – 92/11- 46595
Uitspraak: 10 mei 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[appellant],
te Curaçao,
voorheen verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. S.A. Carmelia,
tegen
de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO,
te Curaçao,
voorheen verweerder, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.M. Virginia.
Partijen worden hierna ook “[appellant]” en “het Land” genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Bij op 20 januari 2011 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: GEA) ingediend beroepschrift heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen door het GEA gegeven beschikking van 9 december 2010. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die beschikking
Het hoger beroep is ter zitting van het Hof te Curaçao behandeld op 12 april 2011. Aldaar zijn de gemachtigden verschenen, alsmede [appellant]. De gemachtigden hebben hun pleitnotities voorgedragen en overgelegd.
Beschikking is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Bij de beschikking van 9 december 2010 heeft het GEA het verzoek van [appellant] tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen. Tegen die beslissing richt zich het beroep van [appellant].
2.2 Uit zijn stellingen blijkt dat [appellant] het Land onrechtmatig handelen verwijt terzake de sollicitatie- en benoemingsprocedure voor de functie van manager bedrijfsvoering bij het Openbaar Ministerie. Meer concreet heeft [appellant] ter terechtzitting betoogd dat de intrekking van zijn voordracht onrechtmatig was. Volgens [appellant] was hij beter gekwalificeerd voor deze functie dan de bij landsbesluit van 12 februari 2010 benoemde [xxx]. [appellant] stelt in een voorlopig getuigenverhoor duidelijkheid te willen verkrijgen over de gang van zaken rond zijn aanvankelijke voordracht voor benoeming, de daaropvolgende intrekking van die voordracht en de benoeming in de betreffende functie van [xxx], alsmede over de hem hangende de sollicitatieprocedure gedane toezeggingen. [appellant] stelt voornemens te zijn vervolgens in een geding voor de burgerlijke rechter schadevergoeding van het Land te vorderen wegens onrechtmatig handelen.
2.3 Het Hof stelt voorop dat voor [appellant] als direct belanghebbende op grond van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak beroep openstond tegen het benoemingsbesluit van 12 februari 2010 en tegen de afwijzing/intrekking van [appellant]. In die beroepsprocedure had [appellant] de vernietiging van die besluiten kunnen vragen (al dan niet met instandlating van de gevolgen daarvan) en schadevergoeding. [appellant] heeft die beroepsmogelijkheid echter onbenut gelaten, waardoor de betreffende besluiten formele rechtskracht hebben gekregen en de burgerlijke rechter van de rechtmatigheid van die besluiten zal moeten uitgaan. Gelet daarop zal een vordering van [appellant] voor de burgerlijke rechter tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen terzake (de totstandkoming van) de besluiten niet kunnen slagen. Er is dan ook geen plaats voor een met het oog op een dergelijke vordering te houden voorlopig getuigenverhoor.
2.4 Gelet op het voorgaande kan het hoger beroep van [appellant] niet slagen. Hij zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten hebben te dragen.
Beslissing:
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van het Land gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAF. 1.800,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.E. de Kort, F.J.P. Lock en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof te Curaçao uitgesproken op 10 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.