ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ8746

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR-2230/06-H-103/10
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betaling griffierecht door aanbieding cheque met verkeerde tenaamstelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant die stelt dat hij het griffierecht heeft betaald door middel van een cheque met een verkeerde tenaamstelling. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld, heeft aangevoerd dat de cheque op 12 november 2009 aan de griffie is aangeboden, maar dat deze later is geretourneerd omdat de tenaamstelling niet correct was. De geïntimeerden, waaronder de naamloze vennootschap New India Insurance Representative N.V., vertegenwoordigd door mr. P.R.C. Brown en mr. E.J.M. Lotter Homan, hebben afgezien van het nemen van een antwoordakte na het vonnis van 14 december 2010.

Het Hof heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om de door hem gestelde gang van zaken nader te onderbouwen. Het dossier toont aan dat op 23 november 2009 griffierechten zijn betaald, maar de appellant moet bewijzen dat de cheque daadwerkelijk op 12 november 2009 is afgegeven. De zaak is verwezen naar de rol van het Hof in Aruba voor een akte van de appellant, waarbij de geïntimeerden de mogelijkheid hebben om te reageren.

De beslissing van het Hof houdt in dat de zaak naar de rol van het Hof in Aruba is verwezen voor 21 juni 2011, waar de appellant zijn stellingen verder kan onderbouwen. Het Hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment. Dit vonnis is uitgesproken op 17 mei 2011 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Registratienummer: AR-2230/06-H-103/10
Uitspraak: 17 mei 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
[appellant],
wonend te Aruba,
voorheen eiser, thans appellant,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen
1. [geïntimeerde sub 1],
wonend te Aruba,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde, hierna ook: “[geïntimeerde sub 1]”,
gemachtigde: mr. P.R.C. Brown,
en
2. de naamloze vennootschap NEW INDIA INSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,
gevestigd te Aruba,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde, hierna ook: “New India”,
gemachtigde: mr. E.J.M. Lotter Homan.
1. Het verdere verloop van de procedure
Na het vonnis van 14 december 2010 heeft appellant een akte uitlating genomen. Geïntimeerden hebben afgezien van het nemen van een antwoordakte. Vonnis is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
2.1 In zijn akte stelt appellant dat daags nadat de memorie van grieven naar de griffier was gefaxt, derhalve op 12 november 2009, betaling van het griffierecht heeft plaatsgevonden door aanbieding van een cheque. Deze cheque is volgens appellant “later” door de griffie aan hem geretourneerd omdat de tenaamstelling niet “Hof van Justitie” maar “Griffie van het GEA” diende te zijn.
2.2 De door appellant geschetste gang van zaken blijkt niet uit het dossier. Daaruit blijkt slechts dat op 23 november 2009 griffierechten zijn betaald.
2.3 Het Hof zal appellant in de gelegenheid stellen de door hem gestelde gang van zaken als onder 2.1 bedoeld nader te onderbouwen en aannemelijk te maken, in het bijzonder de stelling dat de (eerste) cheque op 12 november 2009 aan de griffie is afgegeven. Daartoe zal de zaak naar de rol worden verwezen voor akte zijdens appellant, onder ambtshalve peremptoirstelling. Geïntimeerden zullen vervolgens bij antwoordakte kunnen reageren. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing:
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van het Hof in Aruba van 21 juni 2011 voor akte zijdens appellant als bedoeld onder 2.3, ambtshalve peremptoir (P1);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, P.E. de Kort en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 17 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.