ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ8743

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 1243/10 – H – 55/11 – GHIS 47764
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens beschuldigingen van seksuele intimidatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [werknemer] is ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) van 9 november 2010. [werknemer] was van 28 januari 1992 tot 18 december 2009 in dienst van Hyatt Aruba N.V. en werd op staande voet ontslagen na beschuldigingen van seksuele intimidatie. De aanleiding voor het ontslag was een incident op 13 december 2009, waarbij [werknemer] een stagiaire zou hebben aangeraakt en ongepaste opmerkingen zou hebben gemaakt. Hyatt had eerder al schriftelijke waarschuwingen gegeven aan [werknemer] voor ongepast gedrag in 2004, 2006 en 2008, wat de context van het ontslag versterkt.

In hoger beroep heeft [werknemer] de beslissing van het GEA betwist en verzocht om gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, terwijl Hyatt in incidenteel appel de afwijzing van de vorderingen van [werknemer] heeft aangevochten. Het Hof heeft vastgesteld dat er een verschil van mening bestaat over de gebeurtenissen op 13 december 2009. Terwijl Hyatt de lezing van de stagiaire volgt, beweert [werknemer] dat hij enkel zijn excuses heeft aangeboden na een onbedoelde aanraking.

Het Hof heeft besloten dat het aan Hyatt is om bewijs te leveren van haar stelling dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele intimidatie. De zaak is verwezen naar de rol van 21 juni 2011, waar Hyatt kan aangeven of zij getuigen wil oproepen. Het Hof heeft ook bepaald dat [werknemer] kosteloos kan procederen, gezien zijn financiële situatie. De beslissing van het GEA om Hyatt te veroordelen tot betaling van de wettelijke schadeloosstelling en de cessantia-uitkering is in afwachting van verdere bewijslevering door Hyatt.

Uitspraak

Registratienummer: EJ 1243/10 – H – 55/11 – GHIS 47764
Uitspraak: 17 mei 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[werknemer],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
gemachtigden : mrs. L.J. Pieters en D.G. Kock,
tegen
de naamloze vennootschap
HYATT ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
gemachtigde: mr. A.E. Barrios.
Partijen worden hierna [werknemer] en Hyatt genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Bij op 21 december 2010 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) ingediend beroepschrift heeft [werknemer] hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen gewezen beschikking van het GEA van 9 november 2010. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang daar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die beschikking.
Hyatt heeft op 12 april 2011 een verweerschrift in hoger beroep, tevens incidenteel appel, ingediend.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van het Hof van 19 april 2011.
[werknemer] is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Pieters. Namens Hyatt is verschenen [ ], assistent human resource manager, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen, waarna de beschikking is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, staat tussen partijen het volgende vast:
a. [werknemer], geboren op [datum] 1967, is van 28 januari 1992 tot 18 december 2009 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst van Hyatt werkzaam geweest, laatstelijk als server tegen een salaris van gemiddeld Af. 1.266,30 bruto per quincena.
b. In 2004 heeft Hyatt [werknemer] een schriftelijke waarschuwing gegeven naar aanleiding van een klacht van een vrouwelijke collega dat hij had gedreigd haar “personal affairs” openbaar te maken als zij niet met hem uitging. In 2006 kreeg hij een schriftelijke waarschuwing omdat hij tegen een vrouwelijke collega had geschreeuwd. In 2008 heeft een vrouwelijke collega geklaagd dat [werknemer] avances maakte waarvan zij niet gediend was. Bij de stukken bevindt zich een niet ondertekende schriftelijke vastlegging door Hyatt van een gesprek hierover met [werknemer] op 21 april 2008.
c. In het handboek van Hyatt wordt uitdrukkelijk aandacht besteed aan “policy against harassment”. Daarin staat onder meer: “Violation of Hyatt’s Policy Against Harassment will be subject an employee to disciplinary action, up to and including discharge.”
d. Op 13 december 2009 vond een incident plaats tussen [werknemer] en [stagiaire], een bij Hyatt werkzame stagiaire. De hierover door [stagiaire] op 7 oktober 2010 opgestelde schriftelijke verklaring luidt onder meer:
“I was standing in the palms kitchen asking chef [chef] a question. I was leaning over the tabel when [werknemer] passed and touched my butt. [werknemer] stood beside me and said the next time he will bite it.”
e. Bij brief van 18 december 2009 heeft Hyatt [werknemer] op staande voet ontslagen vanwege het incident van 13 december 2009, zowel op zichzelf als in combinatie met de hiervoor onder b. vermelde gebeurtenissen, waardoor Hyatt elk vertrouwen in hem heeft verloren. [werknemer] heeft in het ontslag berust.
2.2 Het GEA heeft Hyatt veroordeeld tot betaling van de wettelijke schadeloosstelling en de cessantia-uitkering. De vordering van [werknemer] om Hyatt tevens te veroordelen tot een schadevergoeding van Afl. 50.000,00 bruto is afgewezen. In hoger beroep verzoekt [werknemer] gedeeltelijke vernietiging van de bestreden uitspraak en alsnog toewijzing van dit bedrag. Hyatt vordert in incidenteel appel vernietiging van de bestreden uitspraak en afwijzing van de vorderingen van [werknemer].
2.3 Partijen verschillen van mening over wat er op 13 december 2009 precies is gebeurd. Hyatt volgt de lezing van [stagiaire]. Volgens [werknemer] heeft hij [stariaire] willen groeten door zijn hand op de onderkant van haar rug te leggen en heeft hij meteen zijn excuses aangeboden toen zij liet merken dat zij daarvan niet gediend was. Beide partijen hebben bewijs aangeboden van de juistheid van hun lezing.
2.4 Als het inderdaad is gegaan zoals [stagiaire] heeft verteld, dus hand op de billen gevolgd door “next time I wil bite it” dan is duidelijk sprake van sexuele intimidatie en levert dat, in samenhang met het eerdere, onder 1b vermelde, onheuse gedrag jegens vrouwen een dringende reden op voor ontslag op staande voet, ook na een dienstverband van ruim 17 jaar. [werknemer] heeft weliswaar aangevoerd dat hij over het incident uit 2008 niet is onderhouden, maar daarvan is een gedetailleerd gespreksverslag opgemaakt en de human resource medewerkster mevrouw [ ] heeft zowel schriftelijk als op de zitting in hoger beroep- daar door [werknemer] onweersproken - verklaard dat zij dat incident destijds met [werknemer] heeft besproken. Het enkele feit dat het gespreksverslag niet is ondertekend doet daaraan niet af.
2.5 Het is aan Hyatt om haar lezing tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [werknemer] te bewijzen, tot welk bewijs het Hof haar zal toelaten. De zaak zal worden verwezen naar de rol van 21 juni 2011, opdat Hyatt kan meedelen of zij bewijs wil leveren door getuigen, waarna een datum voor verhoor zal worden bepaald.
2.6 Als het incident beperkt is gebleven tot een hand op de onderrug onmiddellijk gevolgd door excuses toen bleek dat dit niet op prijs werd gesteld, is, ook als de eerdere incidenten in aanmerking worden genomen en gelet op alle overige omstandigheden van het geval, geen sprake van een dringende reden en is het ontslag op staande voet derhalve onregelmatig. In dat geval is het gegeven ontslag, gelet op de ernstige gevolgen daarvan voor [werknemer] in vergelijking met het belang van Hyatt bij de beëindiging eveneens kennelijk onredelijk. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is er echter geen aanleiding om naar billijkheid een hogere schadevergoeding toe te kennen dan een bedrag gelijk aan het loon over de opzegtermijn plus een bedrag gelijk aan de cessantia. Op de cessantia-uitkering zelf heeft [werknemer] geen recht, omdat niet kan worden gezegd dat de dienstbetrekking niet is geëindigd tengevolge van een aan hem toe te rekenen omstandigheid. Aangezien de uitspraak van het GEA op hetzelfde neerkomt kan die in dat geval worden bevestigd. Aan [werknemer] zal, gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, gratis admissie worden verleend.
Beslissing
Het Hof:
verleent [werknemer] toestemming kosteloos te procederen;
en alvorens verder te beslissen,
laat Hyatt toe tot het bewijs van haar stelling dat [werknemer] op 13 december 2009 de billen van zijn vrouwelijke collega [stagiaire] heeft aangeraakt en vervolgens heeft gezegd “next time I bite it”;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 21 juni 2011, opdat Hyatt kan meedelen of zij gebruik wil maken van de gelegenheid om bewijs te leveren door middel van getuigen en zo ja hoeveel getuigen zij wil voorbrengen, waarna datum en tijdstip voor verhoor zullen worden bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J. Beukenhorst, H.A.C. Smid en P.E. de Kort, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 17 mei 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.