ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ6353

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR-259/07-H-295/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake bewijslevering en contra-enquête

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.M. Stomp, had in eerste aanleg een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, aangevochten. De appellant had in hoger beroep twee grieven ingediend en verzocht het vonnis te vernietigen en haar vordering alsnog toe te wijzen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.M. Hofman-Ruigrok, concludeerde dat het vonnis bevestigd diende te worden en dat de appellant niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vorderingen.

Het Hof oordeelde dat de appellant tijdig en op de juiste wijze in beroep was gekomen. De kern van de zaak betrof de klacht van de appellant dat het GEA bij vonnis van 17 februari 2009 had bepaald dat zij afzag van contra-enquête. Het Hof stelde vast dat met het afzien van de contra-enquête de bewijslevering was afgesloten en dat er geen beslissing ter zake was genomen. De klacht van de appellant werd als feitelijk ongegrond beschouwd, aangezien zij in hoger beroep haar verzuim had kunnen herstellen, wat zij niet had gedaan.

Het Hof bevestigde het vonnis van het GEA en oordeelde dat de grieven van de appellant faalden. De appellant had geen belang bij haar klacht, omdat zij niet had verzocht om een conclusie na enquête te mogen nemen en niet had aangetoond dat haar recht op hoor en wederhoor was geschonden. Het Hof veroordeelde de appellant in de proceskosten in hoger beroep, die tot op heden waren begroot op NAF. 212,50 aan betekeningskosten en NAF. 5.100,- aan gemachtigdensalaris. Deze uitspraak werd gedaan door de rechters J. de Boer, J.R. Sijmonsma en E.M. van der Bunt, en werd ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

ZAAKNR: AR-259/07-H-295/09
UITSPRAAK: 4 maart 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[appellant],
wonend op Sint Maarten,
voorheen eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. R.M. Stomp,
- tegen -
[geïntimeerde],
wonend op Sint Maarten,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.M. Hofman-Ruigrok.
Partijen worden hierna (ook) [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
1. Verdere verloop van de procedure
1.1 Voor het procesverloop tot 19 juli 2010 wordt verwezen naar het tussenvonnis van het Hof van die datum.
1.2 Bij de (complete) memorie van grieven, zoals ge-e-maild aan het Hof en [geïntimeerde] (zie het tussenvonnis) heeft [appellant] twee grieven aangevoerd, deze toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
1.3 Vervolgens heeft [geïntimeerde] ter rolzitting van 1 oktober 2010 een memorie van antwoord overgelegd, waarbij hij heeft geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen en [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd. Uitspraak is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
[appellant] is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen zodat zij daarin kan worden ontvangen.
3. Verdere beoordeling
3.1 Het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna: GEA) van 17 februari 2009 bevat in rechtsoverweging 2.3 de zinsnede: “in acht genomen dat eiseres heeft afgezien van contra-enquête (…)”. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 januari 2009, vermeldt, in overeenstemming daarmee, aan het slot: “Mr. R.M. Stomp ziet af van contra-enquête.” Voor zover met de klacht dat het GEA bij vonnis van 17 februari 2009 heeft bepaald dat [appellant] afzag van contra-enquête is bedoeld dat het GEA ter zake enige beslissing heeft genomen, mist deze klacht feitelijke grondslag. Met het afzien van de contra-enquête was de bewijslevering afgesloten en heeft het GEA de zaak terecht naar de rol verwezen. Daarenboven had [appellant] in hoger beroep haar verzuim kunnen herstellen door alsnog een aanbod te doen tot het horen van de getuigen die zij in contra-enquête had willen horen. [appellant] heeft slechts een algemeen bewijsaanbod gedaan, hetgeen in dit stadium van de procedure niet als zodanig kan worden aangemerkt. Hierdoor heeft zij ook geen belang bij haar klacht.
3.2 Ingevolge artikel 27 lid 3 van het Procesreglement kan de rechter het nemen van nadere conclusies, in casu een conclusie na enquête, toestaan. Overigens is niet gesteld of uit de processtukken gebleken dat [appellant] heeft verzocht een conclusie na enquête te mogen nemen. Voorts is niet gesteld of gebleken dat het GEA bij zijn (impliciete) beslissing om partijen geen conclusie na enquête te laten nemen, het recht op hoor en wederhoor heeft geschonden. Tenslotte is [appellant] in hoger beroep in de gelegenheid geweest om alsnog haar reactie op de verklaring van de gehoorde getuige te geven. Doordat zij dit eerst bij pleidooi heeft gedaan, moet daaraan wegens strijd met de goede procesorde worden voorbij gegaan.
3.3 Ook aan de overige eerst bij pleidooi aangevoerde stellingen wordt voorbijgegaan nu deze in strijd met de goede procesorde zijn ingebracht.
3.4 De grieven falen. Nu het Hof ook ambtshalve geen bedenkingen tegen de uitkomst van de zaak heeft, zal het bestreden vonnis worden bevestigd en zal [appellant], als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten worden veroordeeld.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep van [geïntimeerde], tot op heden begroot op NAF. 212,50 aan betekeningskosten en NAF. 5.100,- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 4 maart 2011 tegenwoordigheid van de griffier.