ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ6351

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR-28/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters door Evmolpia c.s. op grond van vermeende partijdigheid

In deze zaak gaat het om een verzoek tot wraking van de rechters door de stichting Evmolpia Private Fund Foundation en een tweede verzoeker, die beiden betrokken zijn bij een rechtszaak in Sint Maarten. Het verzoek is ingediend op 1 april 2011 en is gebaseerd op de stelling dat de rechters niet onpartijdig zouden zijn. De verzoekers stellen dat de rechters in eerdere zaken beslissingen hebben genomen die niet conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn geweest en dat er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen een van de rechters en de verzoekers, wat zou kunnen wijzen op partijdigheid.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in zijn beoordeling vooropgesteld dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor de vrees van de verzoekers dat de rechters vooringenomenheid koesterden. De verzoekers hebben geen overtuigende argumenten aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken.

Uiteindelijk heeft het Hof het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij het Hof benadrukt dat juridische oordelen van rechters, ook als deze in eerdere zaken zijn genomen, geen grond kunnen vormen voor een wrakingsverzoek. De beschikking is op 18 april 2011 gegeven en ondertekend door de rechters van het Hof.

Uitspraak

Datum beschikking: 18 april 2011
Nummer: HAR-28/11
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking op het verzoek van:
The foundation EVMOLPIA PRIVATE FUND FOUNDATION en [verzoeker sub 2] (hierna Evmolpia, [verzoeker sub 2] dan wel Evmolpia c.s.),
gevestigd resp. wonend in Sint Maarten,
Evmolpia procederend bij haar directeur [directeur] en [verzoeker sub 2] procederend in persoon,
tot wraking van:
mrs. [rechter sub 1] en [rechter sub 2],
leden van dit Hof, zitting hebbend in Sint Maarten
1. Het procesverloop
Op 1 april 2011 hebben de leden van dit Hof mrs. [rechter sub 1, rechter sub 2 en rechter sub 3] een aanvang gemaakt om te behandelen een verzoek tot wraking van mr. [rechter sub 4], lid van dit Hof en zitting hebbend in Sint Maarten, ingediend door Evmolpia c.s. Na de opening van de betreffende zitting hebben Evmolpia c.s. onder het overhandigen van een brief en het geven van een toelichting de volledige kamer gewraakt. De rechters hebben niet berust, waarna het verzoek ter terechtzitting van het Hof van 15 april 2011 in Sint Maarten is behandeld, waarbij verschenen zijn verzoekers en mr. [rechter sub 1], de laatste mede namens [rechter sub 3] en [rechter sub 2]. Verzoekers hebben het verzoek toegelicht, waarbij zij stukken hebben overgelegd en het verzoek tot wraking van mr. [rechter sub 3] hebben ingetrokken. De rechters hebben hun standpunt bij monde van mr. [rechter sub 1] en aan de hand van de door hem overgelegde aantekeningen nader toegelicht. Ten slotte is beschikking aangezegd, waarvan de datum is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Nu het verzoek tot wraking van mr. [rechter sub 3] is ingetrokken, hoeft het Hof daarover niet te oordelen.
2.2 Het verzoek is gebaseerd op de gronden, zoals weergegeven in het door Evmolpia c.s. tijdens de behandeling van de wraking van mr. [rechter sub 4] overgelegde “Petition Protest/Request”. Uit de nadere door Evmolpia c.s. gegeven mondelinge toelichting blijkt dat het verzoek steunt op de stelling dat mr. [rechter sub 1] niet onpartijdig is omdat hij regels van het Procesreglement in civiele zaken heeft overtreden en daarbij de tegenpartij van Evmolpia c.s., zijnde [x], heeft bevoordeeld. Evmolpia c.s. baseren de door hen ingeroepen wraking van mr. [rechter sub 1] verder op een gesprek tussen hen en mr. [rechter sub 1], gevoerd op 17 maart 2011. Het wrakingsverzoek gericht tegen mr. [rechter sub 2] is gebaseerd op de stelling dat mr. [rechter sub 2], oordelend als rechter in een eerdere zaak waarbij Evmopia c.s. partij waren, Evmolpia c.s. ten onrechte in het ongelijk heeft gesteld en stukken in die zaak die Evmolpia c.s. wilden overleggen, heeft geweigerd in ontvangst te nemen.
2.3 Wraking is het middel dat partijen ten dienste staat om het hun - onder meer - ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens toe¬komende recht op behandeling van hun zaak door een onpartijdige rechter af te dwingen.
Gelet op het bepaalde in art. 31 Rv. is wraking mogelijk op grond van feiten en omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel zouden belemmeren.
2.4 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjec¬tieve instelling van de rechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggende geschil.
Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de rechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartij¬dig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.
2.5 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van een rechter dient voorop te staan dat deze uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij dan wel het voorliggende geschil enige voor¬ingenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Het Hof is niet gebleken van feiten of omstandigheden die zwaarwegende aanwijzingen opleveren dat mrs.[rechter sub 1] en/of [rechter sub 2] (hierna de rechters) ten opzichte van verzoekers dan wel het voorliggende geschil, enige vooringenomenheid koesterden.
2.6 Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde feiten of omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoekers bestaande vrees dat de rechters ten opzichte van hen dan wel het voorliggende geschil een vooringenomenheid koesterden, objectief gerechtvaardigd is.
Verzoekers hebben wat dat betreft de volgende feiten aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.
a. Beide rechters hebben in eerdere zaken waarbij Evmolpia c.s. waren betrokken, beslissingen genomen die niet conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en/of het Procesreglement voor civiele zaken, zijn geweest.
b. Mr. [rechter sub 1] heeft op 17 maart 2011 een gesprek gehad met Evmolpia c.s. in het Gerechtsgebouw.
2.7 Bij de beoordeling van de hiervoor onder 2.6 sub a gestelde grond moet worden vooropgesteld dat het hier betreft juridische oordelen, ook voor zover daarbij is beslist dat bepaalde stukken niet kunnen worden overgelegd, van de rechter(s) en dat dergelijke van juridische aard en inhoud zijnde beslissingen rechtsoordelen zijn die geen grond kunnen vormen voor honorering van een wrakingsverzoek. Evmolpia c.s. hebben niets aangevoerd op grond waarvan een uitzondering zou kunnen worden gemaakt op deze regel, zodat het wrakingsverzoek wordt verworpen voor zover het berust op de onder 2.6 sub a genoemde grond.
2.8 Ter zake de hiervoor onder 2.6 sub b genoemde grond oordeelt het Hof als volgt.
Mr. [rechter sub 1] heeft tijdens de behandeling erkend dat hij op 17 maart 2011 een gesprek heeft gehad met [verzoeker sub 2] en hij heeft verslag gedaan van dit gesprek. [verzoeker sub 2] heeft vervolgens niet verfeitelijkt waarom dit gesprek een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de bij verzoekers bestaande vrees dat de rechters ten opzichte van hem dan wel het voorliggende geschil een vooringenomenheid koesterden, objectief gerechtvaardigd is, zodat het verzoek tot wraking ook niet op die grond kan berusten.
2.9 Bij het Hof is verder niet gebleken van het bestaan van andere feiten of omstandigheden die een zwaarwegende aan¬wijzing opleveren dat niettemin sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid - in de zin van partijdigheid - bij de rechter, zodat het verzoek tot wraking van de rechters zal worden af¬gewezen.
3. De beslissing
Het Hof wijst het verzoek tot wraking van mrs. [rechter sub 1] en [rechter sub 2] af.
Deze beschikking is op 18 april 2011 op Curaçao gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, E.M. van der Bunt en J.P. de Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof, en ondertekend door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.