Registratienrs. KG 134/10 – H. 229/10
Uitspraak: 8 maart 2010 (bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap CYBERLUCK CURAÇAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. V.P. Maria,
de naamloze vennootschap MONTE CARLO GAMING N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. Th. Aardenburg.
Partijen worden hierna aangeduid met Cyberluck en Monte Carlo.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg, zittingsplaats Curaçao (GEA), wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met nummer KG 134 van 2010 in kort geding gewezen en op 18 juni 2010 uitgesproken vonnis en het op 29 juni 2010 uitgesproken herstelvonnis. De inhoud van die vonnissen geldt als hier ingevoegd.
1.2. Cyberluck is bij appèlakte, ingekomen op 25 juni 2010, in hoger beroep gekomen van voornoemde vonnissen. In een op 1 juli 2010 ingediende memorie van grieven, met producties, heeft Cyberluck elf grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende haar vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Monte Carlo in de kosten van beide instanties.
1.3. Monte Carlo heeft in een memorie van antwoord het appèl bestreden en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met veroordeling van Cyberluck in de kosten.
1.4. Mondeling pleidooi is bepaald op 1 maart 2010. Voor Cyberluck zijn verschenen […], juridisch adviseur, [….], directeur, en […], werknemer, alsmede de gemachtigde van Cyberluck. Voor Monte Carlo zijn verschenen [….], directeur, alsmede de gemachtigde van Monte Carlo. De gemachtigden van partijen hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitnota’s. Partijen hebben om vonnis gevraagd waarvan de uitspraak – bij vervroeging – is bepaald op heden.
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. Waarvan in hoger beroep moet worden uitgegaan
Het GEA heeft in het vonnis van 18 juni 2010 onder 2.1 voorshands feiten vastgesteld. De juistheid van deze voorshandse vaststelling is niet in geschil en ook het Hof zal ervan uitgaan.
4.1. Het gaat hier om de vordering in kort geding van Cyberluck tot opheffing van het door Monte Carlo op 21 mei 2010 ten laste van Cyberluck gelegde conservatoire derdenbeslag. Het GEA heeft de vordering afgewezen. Hiertegen richt zich het hoger beroep van Cyberluck.
4.2. Aangenomen moet worden dat voor alle conservatoire beslagen, waaronder het onderhavige, het volgende geldt. Het beslag dient te worden opgeheven in kort geding (onder meer) indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De kort geding rechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen. In dit verband verdient opmerking dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken. Het in het kader van een zodanige afweging gegeven oordeel van de kort geding rechter omtrent de vraag of de vordering waarvoor het beslag is gelegd, deugdelijk of ondeugdelijk is, is niet meer dan een voorlopig oordeel en voor de motivering ervan gelden dan ook minder strenge eisen dan moeten worden gesteld aan de motivering van de beslissing in de bodemprocedure. Verg. HR 14 juni 1996, NJ 1997, 481, <i>De Ruiterij v. MBO/Ruijters</i>, door beide partijen aangehaald.
4.3. Aanleiding tot het conflict tussen partijen was een uitval van de stroomtoevoer door toedoen van UTS vanaf 26 februari 2010; ter zitting is gesteld dat deze uitval circa drie weken heeft geduurd. In het beslagrequest van Monte Carlo (productie 3 bij inleidend verzoekschrift) baseert Monte Carlo zich, wat betreft de gestelde aansprakelijkheid van Cyberluck, op overeenkomsten tussen haar en Cyberluck (producties 2 en 3 bij beslagrequest). Cyberluck heeft echter summierlijk aannemelijk gemaakt dat deze overeenkomsten, gesloten op 3 maart 2010, pas werking zouden hebben met ingang van 1 april 2010 (producties 4 en 5 bij inleidend verzoekschrift: zie telkens de aanhef).
4.4. Voor zover moet worden aangenomen dat er in de desbetreffende periode mondeling of stilzwijgend een contractuele binding was ontstaan (kennelijk zonder gangbare kostenvergoeding; productie 8 bij inleidend verzoekschrift), is niet aannemelijk geworden dat deze een aansprakelijkheid voor stroomuitval door toedoen van UTS met zich brengt.
4.5. Voorts is door Cyberluck summierlijk aannemelijk gemaakt dat Cyberluck niet onrechtmatig heeft gehandeld of anderszins is tekortgeschoten door niet de stroomaanvoer ten behoeve van Monte Carlo, voor wie geen regulier schriftelijk contract gelding had, te herstellen. Cyberluck, afhankelijk zijnde van UTS, verkeerde in ‘force majeure’. Geenszins is enige onwil van Cyberluck, die Monte Carlo juist als klant wilde krijgen, gebleken. Het bestaan van een contractueel instaan voor herstel of ‘Redundant power’ of een ‘ Standby Generator’ (productie 5 bij inleidend verzoekschrift, laatste pagina: ‘SCHEDULE C CHARGES’), ongeacht ‘force majeure’ in de desbetreffende periode van stroomuitval, is niet summierlijk komen vast te staan.
4.6. Het Hof acht het enerzijds aannemelijk dat Cyberluck door het beslag sterk gehinderd wordt in haar bedrijfsvoering en dat anderzijds Monte Carlo onvoldoende verhaal biedt bij een eventueel te blijken aansprakelijkheid wegens onrechtmatige beslaglegging.
4.7. Gelet op het voorgaande is er voldoende reden voor opheffing van het beslag en kan in het midden blijven of de ‘General Release’, getekend door Carmanco N.V., zijnde bevoegd bestuurder van Monte Carlo, gelding heeft en aan Monte Carlo kan worden tegengeworpen. Ook kan in het midden blijven of de door Monte Carlo aan de beslagrechter overgelegde stukken ter adstruering van de hoogte van haar schade, gefabriceerd zijn, zoals door Cyberluck aangevoerd.
4.8. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden vonnissen moeten worden vernietigd. Het conservatoir beslag moet worden opgeheven. Monte Carlo dient de kosten van deze procedure in beide instanties te dragen.
- vernietigt de bestreden vonnissen, en opnieuw rechtdoende:
- heft op het door Monte Carlo ten laste van Cyberluck onder de Banco di Caribe N.V. gelegd conservatoire derdenbeslag;
- veroordeelt Monte Carlo in de kosten van deze procedure aan de zijde van Cyberluck gevallen, tot op heden begroot voor de eerste aanleg op NAF. 1.000,= aan gemachtigdensalaris en NAF. 332,83 aan verschotten en voor het hoger beroep op NAF. 5.100,- aan gemachtigdensalaris en NAF. 1.251,50 aan verschotten;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en E.M. van der Bunt, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011 in Curaçao uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.