ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ6344
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het Hof in gezags- en omgangszaak betreffende minderjarig kind
In deze zaak gaat het om een geschil over het gezag en de omgang met een minderjarig kind. De vader, wonend in Curaçao, heeft in eerste aanleg verzocht om omgang met zijn kind, dat bij de moeder in Nederland woont. Het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen heeft op 1 juli 2010 bepaald dat de vader recht heeft op telefonische omgang met het kind, maar heeft zijn overige verzoeken afgewezen. De vader is in hoger beroep gegaan, waarbij hij verzocht om het gezag over het kind alleen aan hem toe te kennen of gezamenlijk met de moeder, en om een omgangsregeling vast te stellen.
Tijdens de zitting op 29 maart 2011 heeft het Hof de zaak behandeld. Het Hof heeft vastgesteld dat het kind sinds 1 april 2009 in Nederland woont bij de moeder. Gezien de bepalingen van het Haags Kinderbeschermingsverdrag, dat de bevoegdheid van het Hof verbindt aan de gewone verblijfplaats van het kind, heeft het Hof geconcludeerd dat het onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. Het Hof heeft de kosten van de procedure in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken op 26 april 2011 door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.